
I
i Ì
' M i
EcrsLo zoiic. 250 Kulluur.
Ms (Kar baoe, j, KSbo: üos bubulus L. var. sundaica) al plassenJc
voorlstapt, gevolgJ door hun meester, die den ploeg bestuuvt,—
drie ä vier inaanden laier gelijken zij op een veld, niet graan
bedekt, dat door den wind golvend wordt bewogen. Nu eens ontwaren
wij rondom ons niets dan eene enkele watervlakie — smalle
dämmen, die elkander in verscheidene rigtingen doorkruisen en Ler
naauwernood de breedle bebben van een voet, waardoor de vlakte
in eene menigle afzonderlijke bekkens wordt afgedeeld — berbaaldelijk
liepen wij gevaar, bij bei voortzetten van onzen togt over
deze glibberige, boog rijzende paden, zijwaarts uit te glijden en
in den modder neer te ploffen; konden wij destijds onze verbazing
niet verbeelen bij bet bescbouwen dier uUgestrekte velden,
allen op eene kunslmatige wijze bedekt met water, dat onder de
stralen der gloeijende, tropische zon verdampt, en gewisdemate
van vochtigbeid der liicbt zeer vermeerdert, dewijl de oppervlaltle
van liet waler der beken daardoor millioenmalen grooler is geworden,
— nii daarenlegen zien wij bei groene, reeds aanrijpende
graanveld met touwen omspannen, waaraan kleine zeilen zijn bevestigd,
die al wapperend door den wind worden in beweging
gebouden; hier verneemt raen bet geklapper en gekielter van een
kleinen windmolen, ginds ontwaart men een klein wachthuis op hooge
palen gebouwd, waarin, als eene kruisspin in hei midden van haar
web, een dorpeling zit, die van lijd tot tijd aan de nitgespannen
koorden Irekt, welke van daar, als middenpiint, zieh in alle rigtingen
over bet veld uitstrekken — dan spartelen de poppen en vogelverschrikkers,
die aan de koorden gebonden zijn, op en neder en
groole vlugten van kleine rijstdieven , Boeroeng klaten : Fringilla
oryzivora l. , rljzen op van het veld, tot wier verdrijving deze
aanstalten zijn gemaakt. Komt men nu nog eene maand later, —
het water is reeds vöor lang afgeloopen, — dan is het veld droog ,
dan ontwaart men allerwege, van verre en van nahij. bontkleurige
gestalten, — het zijn vrolijk gestemde Javanen, mannen en vronwen
, grijsaards en kinderen , — allen , allen hebben hunne dorpen
verlaten om de gülden aren te snijden.
«Maar, waar zijn dan deze dorpen ?» zoo vraagt de nieiiwlings
aangekomene op Java: Orang haroe. «Nergens is een huis te be-
•TllfrTfr--miiBÌ1illÌÌiii
Korste zone. 251 Kultuur.
speuren, nergens laat zieh de spits van een kerktoren ontwaren,
hoeverre mijne blikken het verwijderd verschiet mögen peilen.
Ik zie niets dan boschjes,met een digt loofgewelf bedekte boschjes,
die hier en daar, als oasen in eene woeslijn, in deze velden verstrooid
staan! »
BOOMKULTUUK. DORPSßOSCHJES.
Rigten wij onze schreden naar deze boschjes en doorwandelen
wij het wijd uitgestrekte veld over de smalle dämmen of, waar
de Padi reeds gesneden is, over den nu droog staanden bodem.
BEN AAHTTAI. BOOMEN, Otti IN DE NABIJHEID DER DÖRPEN, in
hunne omstreken gewoonlijk worden aangeplant, ontmoeten wij allengs
; zij voeren ons als het wäre binnen de boschjes, die onze nieuwsgierigheid
zoo zeer prikkelden, en wier binnenste wij zoo gaarne
wenschten te leeren kennen. Hier en daar is het uitgestrekte veld
door een breeden weg doorsneden. Ter wederzijde met boomen beplant,
vormt hij eene laan , die met groote gele bloemen is gesierd ;
het zijn Waroe laoet en Waroe goenoeng: Paritium tiliaceum
en simile wii. (Hibiscus L.) , of T o e r i : Agati grandiflora DSV. , wier
bloemen nu rood, dan wit gekleurd, door de Javanen als groenten,
Sajor, worden genuttigd. Op andere plaatsen groeit Bèbésaran
g e d é : Morus indica l. of S a i : Broussonetia papyrifera Vont., van
welks geklopte hast het Sterke Javasche papier en velerlei touwen
vlechtwerk wordt gemaakt, terwijl Kajoe koeda, j. Kajoe
d j a r a n , s. Kedongdon g: Spondias Wirthgenii Hassk. (1), die zijne
takken op den afgeknotten stam verheft als wäre het een wilgenboom,
eiders wordt waargenomen. Deze laatstgenoemde boom, die
snel opgroeit en allerwege gedljt, doch wiens vaderland niet hekend
i s , wordt vooral in Midden-Java veelvuldig aangetroffen, alwaar
hij zeer algemeen wordt gebruikt tot het beplanten der wegen;
hij levert eene gom, die veel overeenkomst heeft met de Arabische
gom. — Maar wat betreft schoonheid van vorm en grootte, ten dezen
(1) Odina gummifera Bl. De benaming door Hasskarl aan dien boom gegeven dagteekeiit
van vroeger.
J'
«S
l i
J'i
1 1 ;
ihf
;.»Lä
HS
0