
1-28
calalogus, eie. Liigduni Batav. 1696. fol. - yl. W. Dennstecli,
Schliissel ziim llorUis Incliae Malabaricus, elc. Weimar, 1818.
40 _ F, UamiUon, Commenlaris on Ihe Part of llie Hortus
Malabaricus in : Transact. of ihe Linnean Society. Vol. XIV.
p. 176, en volg. vol.
G.E. Rumphius, Herbarium Amboinense (Amboïnsch Kruidboek).
Arast. 1741—1751. 7 vol. fol. Hierop beefl betrekking : G. il. E. T.
Henschel, Clavis Rumpbiana botanica et zoologica. Cura lab.
litb. Vralislaviae, 1833.
Het werk van Rumphius is door de geheele werekl te beroemd en om do
naauwkeurigheid der daarin voorkomende beschrijvingen te hoog geacht, dan
dat het noodig zou zijii dit nader aan te toouen.
J. Burmann, Thesaurus Zeylanicus. Arasi. 1737. 4°.
L.H. Burmann, Flora indica. Lugduni Balav. 1768. 4°.
F. van Wurmb, De orde der Palrabooraeri (farailia Palraarura),
Batavia, 1779. In de: Verbandel. v. h. Batav. Genootsch. Deel I.
derde druk, p. 234.
M. J. G. M. Radermacher, NaamlLjst der planten, die gevonden
worden op bet eiland Java. Met de bescbrijving van eenige
nieuwe geslachten en soorten. 6 Afleveringen in 3 slukken.
Batavia. 1780—1782.
M. J. C. M. Radermacher, Register der geslachten uit de drie rljken
der natuur. Batavia, 1779. In de: Verhand. v. h. Batav. Genootsch.
Deel I. p. 60.
F. Norona, Altingia excelsa (Nor.), raalaice et javanice Rasamala.
Batavia 1791. In de: Verhand. v. h. Balav. Genootsch. Deel V.
tweede druk, p. 41. Deze verhandeling bevat eene uilrauntende
bescbrijving van den boom Liquidambar Altingiana Bl.
F. Norona, Relatio plantarum javanensiura iterfactione (1790) usque
in Bandong recognitarura. Ibidera p. 64. Op dit werk heeft
belrekking: J. K. Ilasskarl, Opbeldering der planten door den
heer Noronba in de Jakatrasche Bovenlanden opgespoord ; in het :
Tijdschr. v. Natuurl. Gesch. en Physiol. Deel XI (1844). p. 208.
In bovengenoemd werk van den Spaanschen kruidkundige Norona, die de
Philippijnsche eilanden, alsmede Java bezocht en op Mauritius stierf, worden
meer dan 700 nieuwe soorten opgeteld, die meerendeels niet slechts met juist-
. J .
129
htìid zijn besteind, inaar waaraan insgelijks doehiiatige benamingen zijngegeven.
Niettegenstaande dit alles heeft de heer C. L.Blume bijna eene halve eeuw later
aan al deze planten andere namen gegeven, zelfs in die gevallen waarvoor geen
wetenschappelijken grond bestond.
Thomas Horsßeld, Dr., Plantae javanicae rariores, descriplae
iconibusque illustratae, quas in insula Java anois 1802—1818
legil et invesligavit. Elaboravit J. J. Bennett et R. Brown. Pars
I—IV. Londini, 1838—1852. 4^
Door Dr. Horsfield, die het gansche eiland, van Bantam tot aan Banjoe
wangi heeft doorreisd, is een sehat van planten op Java verzameld geworden.
Maar de staatkundige gebeurtenissen begunstigden zijne pogingcn niet,
om de door hem ontdekte schatten bekend te maken ; andere botanici, door
grooten haast gedreven, snelden hem vooruit, ten gevolge waarvan hem lalor
!ia zijne terugkomst in Europa slechts een gering getal iiieuwe soorten en
geslachten ter bekendmaking overig bleef, die aan Oosi-iava (aan zijne rivalen
onbekend) eigendommelijk zijn.
J. G. S. van Breda, Genera et Species Orchidearum et Asclepiadearum,
quas in itinere per insulara Javam collegerunt G. Kühl
et J. C. van Hasselt. vol. I. 1828.
C. L. Blume, Dr., Cataiogus van eenige der merkwaardigste gewassen,
te vinden in 'slands plantenluin leBuitenzorg. Batavia,
1823. 8°.
C. L. Blume, Dr., Bijdragen tot de Flora van Nederlandsch
Indie. Stuk 1—17. Balavia 1825—1826. 8^
Hiertoe behooren 12 analytische tabellen der Javasche Orchideen. — Uit
de oorspronkelijke handschriften en teekeningen der beeren G. KÜHL en J. C.
VAN HASSELT, die slechts door een toeval zijn bewaard gebleven en zieh bevonden
in banden van K. Hasskarl en van mij te Buitenzorg, is gebleken, dat
de familie der ÜBaHiDEeji, voorkomende in dit werk van bladz, 285—434,
benevens daartoe behoorende teekeningen en analysen zijn bewerkt door deze
reizigers, die, helaas! te vroeg aan de wetenschappen zijn ontrukt. (Zie Noot 1).
Het schijnt, dat de heer Blume deze omstandigheid niet geheel stiizwijgend
kon voorbijgaan, dewijl hij in eene iioot, die op bladz. 265 met kleine letter
is gedrukt, het volgendo zegt : « dat slechts 27 soorten onder al de door mij
beschrevenen (ten gelale van 296) op rekening onzer vereenigde waarnemingen
komen, welke soorten ik in de nadere beschrijving der volgende stukjes ter
onderscheiding met eene dubbele ster * * zal teekenen». Hetgeen wij zoo even
aanmerklen, ten opzigte der Orchideen, geldt evenzeer met betrekking tot de
PALMEN — die in de Rumplüa zijn bekend gemaakt — zoo mede met vele
m
RI
Î •
t.
SüEi.
mfi
H
äii
3= ttf
- r
Ts :•
1 WWi.
?» kz
I i i -