
EolSto zoiic. 500 Zovendo gcbied.
voorkoml, maar dikwerf geheel alleen gansche boschgroepen
vormt. — Eene mcnigte struiken, die tot de verschillendsle
familien behooren, wassen op nevens de vroeger genoemde boomsoorlen
of vullen de ruimte tusscben banne stammen. Hier vindt
men de aromalische Lagoendi: Vitex trifoliata L. , — en Doedoerenan:
Elaeagnus latifolia L, ; daar nevens groeijen Gelonium
glomerulatum en spicatum, zoo mede Evonymus javanicus BI.
Menigwerf treft men een Sapindaceen-struik Kl lampajang s. :
Scbmidelia littoralis BI., aan, beneveos stekelige Apocyneen-,
Rubiaceen- en Rbamneen-struiken, die bat boscbje volkomen
ondoordringbaar maken. Tot deze soorten behooren Karandang:
Carissa carandas L., Toemboeng kanjoet litjèn : Cantbium
horridum BI. , Rhamnus leprosa BI. , benevens Aroi koekoe oelang
gè dé s. : Zizipbus Napeca Lam., Z. Oenoplia MIU. en Z. xylopyrus
Wiiid. — Hier en daar sieren de fraaije, weelderige bloemtrossen
van Patjing s. : Gostus speciosus L. , bet kreupelhout. — Maar
grooter dan bet aantal boomen en struiken is dal der sliugci—
p l a n t e n cn i&limmentle streiken, der lianen, welke deze
heele, van rondom aan de zonnestralen blootgesteldeboscbjesin alle
riglingen doorvlechten. Als wäre bei weefsel van bladeren en
takken nog niet digt genoeg zaámgegroeid, zoo wassen bier slingerplanten,
beboorende tot de familie der Gompositae, Ranunciilaceae,
Apocyneae, die voi zijn van melkacbtig sap, Gonvolvulaceae,
ja, varenkruiden , Leguminosae , Passifloreae , Rbamneae,
Rubiaceae, Hippocrateae en Bambuseae worden alhier aangetroffen.
Slecbts de voornaamsten dezer planten zullen wij alhier
optellen, wier klimmende stengels de diglbeid van bet bosch vermeerderen.
Eene geelkleurige bloesem dragende Wollastonia, waaraan
te onregte den naam montana DG. is gegeven, wordtbiermenigvuldig
aangetroffen, met Vernonia cinerea LOSS. , var. rolundifolia
en parviflora Wght., benevens Kadjan kelan: Glematis smilacina
Reinw., en Karasa dandang: Vallaris Pergulana Burm..—
Aroi kavvòjang: (1) Gonvolvulus angularis L,, en Aroi tjara-
(1) Alle woorden , waar vóór Aroi: plant, vooral slhigorplaiit , is gcplaütsl, bohoorea toi
de Soenda-taal, ovoii als Oc : Rotan, — Ki : hout.
Eorsto zone. 501 Zovondc gcbied.
j o e n g : Gonvolvulus peltatus Frst., omvatten met bare ranken hier
en daar het geboomte en spreiden hare zwavelgele bloemkroonen
len toon, terwijl de meest algemeen voorkomende van al de soorten
dezer familie Aroi koejapoe: Argyreia mollis choü., op andere
plaatsen bare roodachtig lila-blaauwe bloemen vertoont. Hier
vormt Ata letik en Ata gedé ä.: Lygodium circinalum s«-., en
L. micropbyllum R. Br., wier stengels worden gebezigd als slrikken,
klimmende, uit een fijn gebladerte zaamgestelde beddingen,—
eiders ontwaart men door bet gebladerte de verniiljoenkleurige
zaden van Aroi saga: Abrus praecatorius L , die in de opengebarstene
peul zigtbaar zijn en hoog boven zieh ziel men aan de
toppen van een boom de fraaije, scbarlakenroode vruchten van
Patok manoek s , en Aroi belimbing: Modecca obtusa en cordifolia
BI., hangen; ligtelijk zou een vreemdeling in het denkbeeld
geraken, dal het de vruchten zijn van den boom, waaraan hij ze
waarneemt, want de dünne stengels der Passifloreen, waartoe zij
behooren, laten zieh niet dadelijk bespeuren,dewijl zy menigwerf
op een grooten afstand van den boom wassen, waarbeen zij hare
ranken uitstrekken om bem met hunne vruchten te sieren. Nog
andere klimmende planten met houtigen Stengel wassen hier in
het rond, als Samara scandens en racemosa Hassk , TJncaria (Nauclea)
ferruginea Khs., pedicellata Roxb. en acida Hunt., benevens Salacia
soorten en Aroi mengandar (die insgelijks Oe loetoeng wordt
gebeeten): Hippocratea indica wiUd , en ondersteunen het weelderig
groeijende, bloemrijke vlechlwerk. — De diglheid van dit alles
wordt nog vernieerderd door de prachtige Bamboes-liane Awi
t j a n g k o r é : Nastus Tjangkorreh Schit., welke in zekere male de
laatste band legt aan het vlecbtwerk en met hare dünne, Rotanachtige
ranken, die hoogstens ter dikle van een vinger groeijen
en als touwwerk worden gebezigd , zieh tusscben de vroeger genoemden
heenslingert, om eindelijk van den rand van het woud
haar schoon loof in bogen te doen afhangen.
Veelal voor het oog onzigtbaar, verheft zieh in bei binnenste
van het boscbje een groote Pandanus (Pandanus latifolius, of ook
Pandan pandjang en anderen), of wel de lange , bosvormige bladeren,
die de toppen kroonen van bet geringe aantal takken, waarin de