
If
>
i r
5
! ^ il
. . Hi
I'weede zone. 414 Kultuur.
roedevormig gegroeid en voor een gedeelte steil opwaarls gerigt,
terwijl de zijwaarls groeijende takken als touwen vast ineeugekronkeld
zijn en tot op den bodein afvvaarts hangen. Zij zijn van
hunnen voet tot aan den top met mos , Usneen en Orchideen
beladen, bezitten een builengewonen rijkdoni aan takken, bladeren
en hout, maar reeds sedert verscheidene jaren brengen
zij geene enkele vrudit meer vooi-t.
De bodem, waarop alle koOljtuinen in deze zone groeijen, is
uit verweerd vulkanisch gesteente ontstaan, — verweerde lava, ^—•
wier bestanddeelen grooletideels zijn digte veldspaath (felsit) en
glazige veldspaath. Volgens Liebig, 1. c. bladz. 115, bestaat de
veldspaath uit Kieselaarde 65,9, — Thonaarde 17,8, — en Kali
16,0. — Dezelfde beroenide scheikundige zegt, dat koiBjboonen
5,19 p. c. asch opleveren, welke bestaat uit Kali 42,11, — Natron
11,07 — Magnesia 9,01, — Kalk 5,58 — en Phosphorzuur
11,24, — derhalve voor verre het grootste gedeelte uit kali. Uithoofde
bij de koffijkultuur alle deelen der plant in het land, in
den bodein blijven , waar zij zijn gegroeid, met uitzondering van
de vrucht, de boon, die jaarlijksch in eene verbazingwekkende
hoeveelheid wordt uitgevoerd, zoo laat het zieh bevroeden, dat de
bodem eindelijk uitgeput nioet worden; dal dezelfde grond, die
vroeger zeer vruchtbaar was, na verloop van een aantal jaren wel
voedsel kan opleveren tot het bevorderen van den wasdom van het
hout en van de bladeren der kolTijstruiken, maar geene koffijvruchten
meer kan voortbrengen, dewijl het minerale hoofdbestanddeel
der koffijboonen, de alkali, in zulk eene groote hoeveelheid
daaraan ontnoinen, doch niet weder daaraan hergeven is geworden.
Uit dien hoofde is het volstrekt noodzakelijk de koffijtuinen menigwerf
te verleggen, van plaats te doen verwisselen; Indien er geene
voldoende uitgestrektheid van grond daarloe voorhanden is, behoort
raen de onde, onvruchtbare koffijplantaadjen met alkali te
bemeslen, derhalve er asch op te brengen, men moet das èranrfera —
niet slechts de oude koilijboomen, maar insgelijics de ivoud,boomen
en al hei onnuUe hout, dat er op siaal, moet worden verbrand, ora
met de kali, die in de asch aanwezig is, den bodem weder geitìm
"-"-•rìiii
Twtetle zone. 411 Kultuur.
schikt te maken cm vruchten voort le brengen en hem metjongö
koffijstrniken te kunnen beplanten. De alkali, welke in het hout
aanwezig is, keert, wel is waar, ook zonder dat het verbrand
wordt, later weder in den bodein terug, namelijk, door het vermolmen
van het hout, ten gevolge waarvan de daarin voorhandene
koolstof als koolzuur vrij wordt en op nieuw in den dampkring
overgaat; maar deze omzetting geschiedt zeer langzaam, voornamelijk
Indien men de oude koiTijboomen niet omhakt, maar
men die laat voortgroeijen, totdat zij sterven. Door het branden
wordt de terugkeer van de alkali in den bodem bespoedigd. Wat
betreft de overige bestanddeelen der koiiSjboonen, als koolstof en
organische, stikstofhoudende verbindingen, deze behoeven wij hier
niet in aanmerking te nemen, uithoofde het onderzoek, door de
latere scheikundingen (Boussingault, Liebig) in het werk gesleld,
het bewijs heeft geleverd, dat de planten niet slechts hunne koolstof,
maar insgelijks hunne stikstof voor het grootste gedeelte uit
den dampkring trekken, waarin steeds ammoniak aanwezig is.
De planter behoeft derhalve , met het oog op eene vereischte bemesting
des bodems, slechts te trachten oin aan den grond terug
te geven de onverbrandbare, minerale zelfstandigheden der planten,
welke deze er aan ontnomen hebben en die bij in hunne asch
weder terug vindt.
Ten einde ons te overtuigen hoe aanzienlijk de hoeveelheid
minerale bestanddeelen des bodems van Java is, welke jaarlijks
van daar wordt uitgevoerd, behoeven wij ons slechts te bepalen
tot het vroeger aangehaalde voorbeeld, namelijk, tot het regentsehap
Bandong, hetwelk in het jaar 1842 niet minder dan 150
duizend Pikol koffijboonen (ä 12S pond per Pikol) opleverde. Deze bevatlen,
naar de medegedeelde analyse van Liebig, nagenoeg520 duizend
pond asch, waarin 42,11 p. c. kalien 11,07 natron aanwezig was
en die derhalve voor meer dan de helft uit kali en natron bestond.
Stellen wij, om ronde getallen le bezigen, de hoeveelheid kali
en natron op 50 p. c. en nemen wij aan , dat Bandong 20 jaren
lang elk jaar eene gelijke hoeveelheid koffij hebhe uitgevoerd, dan
zal binnen het gemeide tijdperk aan den bodem van voornoemd
ÌJ i' I
I