
1
! r
i i .:i i
m .
- M ' . i
, "i J
ICerstc zone. 220 Iviimaat.
(lamp of wel, naar hel gewigt l)erekencl: de hoeveelheid waterdamp,
aanwezig in een kubiekmeter lucht, weegt 20,257 grammen
(liet gemiddelde jaarlijkscbe bedrag). In Januarij en in Februarij
is de belrekkelijke vochtigheid des dampkrings bet grootst, in
Augustus is zij het geringst en bet gemiddelde jaarlijksche verscbil
bedroeg in 1846: 11,40, in 1847: 10,62 en in 1848: 4,86,derhalve
8,96 over deze drie jaren genomen. Naar waarneniingen van
J. Tromp , die door bem gedurende 14 jaren voortgezet zljn en plaats
hadden van 1829 tot 1842 , telt elk jaar gemiddeld 147 regendagen.
Het grootste aantal dagen, waarop regen valt, beboort tot de
maanden December, Januarij, February en Maart, terwijl daarentegen
de maanden Junij , Julij, Augustus en September het geringste
aantal regendagen opleveren.
HET ONDBRSCHBID TUSSCHBN DE JAARGBTIJDEN , het drooge
jaargetijde — den «goeden moesson» — en bet natte jaargetijde —
den « siechten of regenmoesson » , — is op Java, zelfs in die streken ,
welke in de onmidellijke nabijheid der kust zijn gelegen, niet zoo
groot, is met minder duidelijke trekken afgemaald, dan men zieh
algemeen voorstelt. Dit onderscheid is niet binnen zeer scberp geteekende
grenzen beperkt en tusschen de verschillende op elkander
volgende jaren wordt in dit opzigt een even groot verscbil
waargenomen als in Europa bet geval is met de meerdere of
mindere gestrengbeid der koude of de zachtbeid van den winter
in verschillende op elkander volgende jaren. Neemt men echter den
gemiddelden uitslag van vele jaren, dan valt de meeste regen gedurende
de maanden December, January, Februarij en Maart,
terwijl daarentegen Junij, Julij , Augustus en September de droogste
maanden des jaars zijn. Daarentegen gebeurt bet somtijds, dat in
de maanden Januarij en Februarij weken lang het helderste weder
heerscbt. Maar is de regenmoesson met kracht aangevangen, b. v.,
in de maand Januarij, dan drijft de wesie- of noordwestewind
zware regenwolken vöör zieh uit, de gansche hemel is gelijkmatig
met een grijs kleed overtogen, de regen stroomt menigwerf gedurende
vier en twintig uren bijna zonder ophouden neder, het
geplas der nederstortende druppels verdooft de stem der bewoners,
die zieh in hunne woningen ophouden, — beken en rivieren tre-
" 'i I
; 1
iCei'slo zone. 221 KUmaat.
den buiten hare oevers, bruinachtig troehel water bedekt den
laagst gelegen, naar de zeezijde gekeerden zoom der alluviaalvlakten,
het rikkikken der vorsehen treft dag en nacht het
oor, hagedissen en slangen verlaten bunne scbuilhoekcn en dringen
de woningen binnen, — de dampkring weergalmt den ganschen
nacht van het geluid der duizenden van iiisektenkoren en van het
gegons der moskieten, ja, het is bijna ondoenUjk een enkel droog
plaatsje in een huis te vinden. De heete, zwoele lacht is buitengewoon
vochtig, alles wordt met schimmel bedekt en het fijn verdeelde
regenstof dringt door tot in bot binnensle der woningen.
Te dezer tijd is de wärmte des daags veel geringer, maar ook
de nacht mist dan zijne verkwikkende koelte en de temperatuur
daalt tot aan den volgenden morgen slechts eenige weinige graden
Fahren heit.
Zeer verscbillend hiervan is de drooge weersgesteldheid,
die, in de raaanden Julij en Augustus wordt waargenomen;
dan waait er geen westewind, dan worden de benedenste lagen
des dampkrings, algemee.n genomen, door geen anderen stroom
in beweging gebragt dan door de land- en zeewinden, die elkander
regelmatig afwisselen. Mögen de zeelieden, die zieh aan
boord op de reede (van Batavia) bevinden, den landwind boogst
welkom beeten , wanneer bij des avonds, doch menigwerf eerst
zeer laat zieh verheft, en bij hun den welriekenden geur van het
bloemrijke land toevoert, zoo bespeurt men hem op het land
zelf in eene zeer geringe male; stil en beider verstrijkt de nacht,
de koelte des dampkrings neemt meer en meer toe, naar gelang
het morgenuur nadert en de waterdamp, dien de heete lucbt
gedurende den loop des daags opgelost kon houden, is dan neergeploft
en bevochtigt als een rljke dauw gras en struiken,ja,
somtijds ligt hij als eene nevellaag ter dikte van 4 ä 5 voet op
de grasvelden, wanneer de temperatuur — ten gevolge van uitstraling
der wärmte bij windstilte en beldere lucbt — beneden
16,8° R. of 70,0° F. is gedaald. (1) In de alluviaal-vlakten, &erfe/ci
(1) Slechts eeiie enkele maal heb ik , te Batavia, kort voor zonsopgang 16,0° R. =20,0°
G, of 68,0° F, waargenomen. (De hear Maier heeft den thermometer eenmaal 19,9. G.
zien teekenen.)
«fT
„ i