
Twecclc zone. 422 Ecrste gebied.
« i l b ß t u i ^ .
•ti!
O O R S P R O N K E L I J K E , W I L D E TOESTAND DER NATUUR.
E E R S T E GEBIED.
HELLINGEIV, BEDEKT MET GRAS EN DAAROP
VERSTROOID STAANDE BOSCHJES.
I
'M
Het is het overgangsgebied tusschen de bebouwde streken en
de hoogwouden dezer zone, het vormt de benedengrens, den zoom
dezer wouden en wisselt gewoonlijk af met koffijtuinen, welke de
plaats beslaan van voormalige wouden. Overal waar deze koffijtuinen
weder zijn verlalen geworden, waar zij verwilderen, wordt
de tlora-vorm geboren, welke het onderwerp dezer beschouwing
zal uilmaken , nameUjk : zacht glooijende bergbellingen , deels met
körte grassoorten , deels met Alang alang begroeid en hier en
daar door kleine boscbjes bescbaduwd.
Wij ontwaren hier derhalve eene bekleeding des bodems, welke
haar ontstaan is verschuldigd aan de kultuur en die zeer weinige
eigendommelijke vormen bezit. Er wordt, wel is waar, een
aantal struikachtige Urticeen : Boehraeria en Leucocnide-soorten,
op vele plaatsen in deze boschjes aan den zoom der wouden aangetrotfen,
raaar raeer nog zullen wij die in het binnenste der oorspronkelijke
wouden ontmoeten (zie lager); vele van die struiken, welke
wij in bet ach'ste gebied der vorige zone hebben leeren kennen,
als Uraria, Flemingia, Dendrolobium, Allophyllus-soorten envoornamelijk
de fraaije Desmodiura gyroides (zie bladz. 321—323),
ontmoeten wij somtljds hooger dan 2000 voet aan de hellingen
der bergen, ja, Psidium Guajava (zie bladz. 519) wordt, in dergelijke
oorden als in de eerste zone werden beschreven, insgelijks
in deze zone ter boogte van 3000 voet nog herbaaldelijk gevonden,
— doch alsdan mögen wij eene dergelijke Streek siechts
beschouwen als eene verbreeding of uilbreiding van het straks
gemeide gebied der eerste zone, ontstaan door de kultuur, name-
Twcode zone. 423 Ecrsto gebied.
lijk, als een gevolg van bet hoog opwaarts voortgezette vellen
van wouden aan dergelijke hellingen, die met zachte glooijing
allengs en zonder ergens te worden afgebroken tot eene hoogte van
3 à 4000 voet oprijzen. In dergelijke streken, waar de kultuur
zieh bij voorkeur heeft ontwikkeld, laten zieh geene scherp geteekende
grenzen aanwijzen tusschen de verschillende zonen of de
hoofdverdeelingen, waarin deze zieh splitsen, dewijl de eene zone
in de andere, het eene gebied in het er naast aangrenzende
gebied onmerkbaar overgaat, deze als bet wäre zamensmelten.
Een der boomsoorten , behoorende tot bet zevende gebied der eerste
zone, welke afzonderlijk in de Alang-velden wordt gevonden, nameUjk,
de Malaka-boom (Emblica officinalis), benevens verscheidene
Acacia-soorten, worden in de omstreken van het plateau
van Bandong in deze zone tot op eene boogte van 3000 voet nog
aangetroffen, gelijk ik reeds vroeger op bladzijde 310—311 heb
aangemerkt. Het fraaije Exacum sulcatum uoxb., dat wij in de
Alang-velden der eerste zone (zie bladz. 291) hebben ontmoet,
wordt insgelijks, volgens H. Zollinger, ter hoogte van 2000 voet
op het plateau van Bandong gevonden, hoewel stellig niet in moerassen,
gelijk gemeide schrijver zegt, maar in Alang-velden, die
loevallig in de nabijheid van moerassen zijn gelegen. (1)
Een gering getal struiken en boomen, benevens kruidachtige
planten, welke niet voorkomen in de vorige zone en evenmin of
althans siechts zelden worden gevonden in het schaduwrijke, binnenste
gedeelte der wouden van deze tweede zone, treft men
daarentegen des te menigvuldiger aan in de nabijheid van den
zoom dier wouden, op de met gras bedekte, zacht glooijende
hellingen, in de verstrooid staande kleine boschjes, welke gindsche
oorspronkelijke wouden als een gordel omringen; deze zullen
i i • t ' :
(1) Zie Zollinger et M. . observ. phytogr. , in het Natuur- en Genoeskundig Archief voor
Neérl. indiS 11. bladz. 18, waar deze plantjzeer goed besehreven en ter eere van Theophrastus
Bombastus PARACELSUS Philippus Aureolus ab Hohenheim : Paracelsea amoena ^Zollinger
et M-Oritzi is geheeten ¡novum genus familiae Melastomacearura , trib. 1. Lavoisiereae).
Ook naar het zeggen van Zollinger is het « e ene hoogst zeldzame plant. » Wat betreft
hare bloemen , heeft zij even groote overeenkomst met de Mela.stomaceän als zij in
habitus en in den vorm harer bladeren gelijkt op eene Genliana. Hare bladeren , welke
3 enkelvoudige lengtenerven hebben, zonder door dwarsaderen te zijn verbondeii, herinneren
den beschouwer op eene levendige wijze aan Ophelia javanica Hassk, der Vierde
zone (zie lager).