
Eerslo zone. 510 Zevende gebied.
(lere dicren (b. v. zwijncn, herten, rhinocerossen) slechts in de
nabijheid v.an beboimde en bewoonde streken in Indie des nachts
hun voedsel zoeken, derhalve slechts in die oorden, waar het
instinkt hen aanspoort om zieh verborgen te houden, zoo lang het
gewoel van menschen levendigheid aan de landstreek bijzet.
ONDHRVERDBELING. ÄTZ O NDEULIJ K STAANDB BOOmSlV IN DE
ALANG-VELDBN , DIB KtlBT IN GROEPBN VEREBNIGD WÄSSBN.
Behalve de vroeger genoemde boomachtige gewassen, die in
boschjes vereenigd opgroeijen, worden eenige weinige boompjes
gevonden, welke in den eigenlijken zin in de Alang-velden
regt te huis behooren, ja, welke in die streken, waar zij
groeijen, aan de graswildernissen een hoogst eigenaardig uiterlijk
geven. Het is waar, deze boompjes groeijen dikwerfdoor een,maar
nimmer vormen zij , noch met ander geboomte, noch onderling,
boschjes van meerderen of minderen omvang, boomgroepen; zij
worden steeds geisoleerd, afzonderlijk, op eenigen afstand van
elkander aangetroffen, hoe groot ook het aantal er van möge
zijn, dat verstrooid op het grasveld voorkomt. Tot deze soorten
behooren: Poön talokj., Ki samposa s.: Grewia cellidifolia
juss. (inaeqiialis auct.), uit de familie der Tiliaceae, — Poönploso:
Butea frondosa Roxb. (Legumiuosae), en — Poön malaka, / . Keml
a k a : Emblica officinalis Gärtn, (Eiiphorbiaceae);hierbij worden nog
zeer dikwerf eenige boomachtige Acacien aangetroffen, vooral Albizzia
stipulata en procera, die hier en daar verstrooid worden
gevonden aan hellingen met gras bedekt, waar zij door de
grootere hoogte, die zij bereiken, hun fijn gevind, schermachtig
loof boven de eerstgenoemden uitbreiden. Wat betreft de Acacien,
deze zullen wij in hun eigen gebied leeren kennen.
De T a lok- i iooi n komt minder algemeen voor dan de beide andere
boomsoorten, doch groeit aan menige berghelling , bij voorbeeld,
op den G.-Ardjoeno, — vergelijk de IF« afdeeling, bladz.
1144, — tot op eene hoogte van 3000 voet. Op een körten, menigwerf
krom gegroeiden stam verheft zieh eene läge, rondachtige loofkroon,
die niets eigendommelijks heeft; slechts door het groote
aantal, waarin bij in sommige Alang-velden voorkomt, trekt hij
de opmerkzaamheid des reizigers in deze streken.
}
Kersto zono. a l l Zeveiide schied.
Aan den Ploso-l ioom daarentegen behoort eene eerste plaats
te worden ingeruimd onder de physiognomische gewassen. Voor
ZOO ver het mij mogelijk is geweest zulks te kunnen nagaan, wordt
bij evenmin in West-Java als in de oostelijke deelen des eilands
gevonden; hij komt slechts voor in Midden-Java in de residentien
Jogjakerta, Soerakerta en Madioen, alwaar hij een eigenaardig
karakter geeft aan de noordelijke helling der neptunische gebergten
, die aldaar hoofdzakelijk uit zandsteen bestaan , zoo mede aan
de groote, heete en laag gelegene centraal-vlakten, welke aan den
noordelijken voet dezer bergen palen. Hij groeit niet hoog, heeft
menigwerf een krommen stam en zijn ondigtloof geeft niet eenezeer
gepaste beteekenis aan den naam (frondosa), waaronder hij bekend
is. Gedurende zijn bloeitijd daarentegen strekt bij ten sieraad der
Alang-wildernis en uren ver bespeurt men aan de met gras
bedekte berghellingen zijne groote, vlindervormige bloemen, die
tot trossen vereenigd groeijen. Dan is het groen der wildernis allerwege
bestippeld met het helderste, vuurkleurige rood, ja, de
kleur dezer bloemen is zoo levendig en licht, dat men gloeLjende
kolen op den bodem waant te zien, waar deze bloemen er op
verstrooid liggen.
De MalaKa- l i soi n speelt eene veel gewigtigere rol in de Alangvelden
dan de beide vroeger genoemde boomsoorten, want niet
slechts op Java, ook op Soematra geeft hij een eigenaardig karakter
aan vele dezer wildernissen. Hij groeit niet in de onmiddellijke
nabijheid der kust, maar komt het veelvuldigst voor in het
binnenland der beide genoemde eilanden en wordt niet slechts gevonden
in laag gelegene vlakten, die ter naauwernood 300 voet
boven de Spiegel der zee zijn gelegen , maar hij groeit zelfs aan berghellingen
en op platten tot in de zone van 1500 voet, ja,
in die streken, waar groote, door bergen omringde p/a/eaua; worden
gevonden , gelijk in ßandong, waarop zieh een hoogeren warmtegraad
ontwikkelt dan het geval is aan steile berghellingen , die
op eene gelijke hoogte boven de zee gelegen zijn, groeit hij aan
de zacht glooijende hellingen , die de vlakte omgeven, tot in de
zone van 2700 voet. Overal echter wordt hij slechts aangetroffen
als liegeleider van hei Alang-gras, kenmerkt hij zieh als een l)efrfV
I 1