
i j 8 B E S C H R Y
bragt,.-was dat van Sulthan Ampil, de
vader van P^nombahao Ratoe, diengroo-
ten Jgvaanzen Heilig, die op het bergje
Girr; mede m een aanzienelyke en yerhe-
,ne graf-ftede ,begraven legt.
- Zy verhaalden my tendier tyd van dit,
AViyoÄ.
(Saat het
graf van
Sulthan
Ampil L
zicn. I
en van de andere grayen yeel zaken, die
_ik nad^|h,%nd, by naauwer onderzoek, ge-
- keei anders bevonden heb,
Z y ipraken van eenen Sulthan Kadja-
radjat* g g neven$ dezen Sulthan, en nog I
-een andere Arabier, Bootapoeteh genaamd,
uit Arabien op Tgerilxm gekomen, en
# grondvefter des Mohhammedaanlchen
Godsdiepfts aldaarbegravenzou zyn, waar
niede zy van den vermaarden Sjeich Ibn
Moelana (die zy niet recht fchenen te kennen)
wilden ipreken.
§£j|gg Bootapoeteh legt twintig o f dertig
fchreden verder, tegen over het huis
van Ängadjaja aan de over zyde dezerRi-
;viere, alwaar ook de vader, en ’t ganlch
geflacht van dezen braven Heer Angadja-
ja onder een hoogen bpojn begrayen lag.
- gjrigen na dit beroemde, graf van
^Sulthan Ampil door een naauwen weg,
en door vericheitje naauwe Pöorten van
.roode moppen opgemetzeld, quamendaar
na over verfcheide matig groote opene
plaatzen, alwaar men ook eenige (legte
Saboa’s zag, onder een van welke wy een
Bruidegom met een kleedje van groengaas
met goud’er op,om’t lyf geflingerd,met
,bloemen agter de ooren, en verder naakt
.van boven-lyf, nevens zyn bruid, die mede
vry (legt gekleed, en boven de boe-
zem al mede naakt was (hoedanigde mee-
Ae Javaaniche vrouwlieden gaan) zagen.
Z y , die daags te voren bloemen op dit
graf gebragt hadden, waren ’er nu ge-
weeft, om een zegen over hun Kuwelyk
van dezen dooden Heilig af te bidden.
Eer wy verder gingen,geraakten wy over
een plaats, daar men onder een kleen brug-
getje, o f rondom een fteen, daar men o-
yer ging, water vond,, waar in zy hunne
voeten, eer zy verder gingen, met eer-
bied, en om dit heilig graf niet tebezoe-
delen, wieflehen.
Na dat wy nög t-wee pöltaalen doorge-
gaan waren, quamen- wy op eenplein van
aertig voeten breed, en.wel zeitig diep,
met zeer veel graven in de open lucht ver-
vuld. Zoo haaft wy by desSulthans graf
quamen, dat vry liegt, en maar met wat
aarde eneenigegroente beftroit was, kniel-
de de Opperpriefter, die ons nevens An*
gadjaja derwaards geleid had, en ook An-
gadjaja zeer eerbiedig, nevens alle de Ja-
yanen,.die. in hun gevolg waren,neder.
. Zy verhaalen ons verder, dat deze groote
Heilig 2op (legt op zyn uitdrukkelyk
verzoek begraven, endat’er tegen zyn wil
en begeeren, naderhand uit eerbiedigheid
een- heerlyke Tent over het graf ge-
V I N G £ van
maakt.s dog dat die door een zwareftorm AM7oi,
van daar na Madura gevoerd was.
Van dezen Sulthan Ampils zoon, Pa-
nombahoc Ratoe genaamd, verhaalen de
Javanen, dat, als ny eens inzyneaandagc
en gebed bezig zynde, door een Olifant
geftoort wierd, hy den zelven een (lag gaf,
dat hy in een fteen veranderde, gelyk die
nog heden by zyne graf-ftede op Gi-
ri, maar door den donder voor 11 of • i a
jaren in ftukken geflagen, te zicn is.Ook
getm'gen zy dat deze ■ H. -zieh -wel veer-
tien dagen aan een, in twee groote kui-
len, die nu nog by dit graf te zien zyn,
onthield. Dat immers een bewys van
groote heiligheid ts.
Den i i Auguftus quamen de Heeren Komil Tan
Knol, en Frederik Chnftiaan van Bergen, ^ Com-
hier van Samarang, 'die wy gezamentlyk
te ganoet gingen, om hen met veel
tie en een grooten trein, wel 70 mannen Grooicu.
fterk, een ftuk weegs in te halen.
Den i(£ dito wierdea wy bydenDepa*
ti van Soerabaja princelyk onthaald,-; al-
waar ook de oude Panombahan, o f Prins
van Madura, Tsjakra de Ningrat genaamd,
een Heer yan in de tagtig jaren, miede vei-
fcheen, zynde met Kapitein Henrik van
der Hörft daar gekomen, door de Kapi-
teins Zacharias Bintang, en Willem iHen-
rik de Bevere afgehaald ,en door den Zee-
voogd met vyf, en door de mindere vaar-
tuigen met drieeerfchootenverwellekomr,
buiten welke ’er dertien aan Iand gedaan
wierden, terwyl hy onder ’t geklank van
trorapetten en pypers aanquam. »
Deze Prins was, hoe öud en kaal vanOokvan
hpofcj, nog een zeer vermakelyk Heer, ^CD Pnns
dat te meer te verwonderen was,alzoohy van Äla^oV
niet gaan konj maar op een vierkante be-
kleede plank, waar aan vier zware ringen
waren, moeft gedragen werden.
Hy was toen ongemeen koftelyk op zyn
Javaanlch uitgedoft , hebbende een wam-
bais van goud-laken, dat zeer fchöon^en
zwaar van goud. was, aan, dat hy .alle
dag, zoo meenigmaäl ik hem gezien heb,
veranderde, hebbende noit een en’tzelve
kleed twee dage.n aan een; maar dan een
goud-, dan een zilver-iakens, dan een
wart gattyne, dan eeö ander badjoe, en
nu een bktauw dobbelfteene kleedje met
goude ftreepen ’er in, om ’t welk een gordel
van een ichopne goude Allegia was./.
Ook was hy zoo opgecierd met een me-
nigte van koftelyke ringen, met zeer grod-
te fteenen van verfcheide foorten aanieder
vinger,dat ik ’er noit Zoo- veele en zoo koftelyke
op een en de zeWe tyd gezien heb,
waar in de Javanen hunne grootft&pracht
ftellen. Hy had ook een ongemeene groote
en koftelyke goude kris, .vol heerlyke
gefteenten, in een goudeJchede op zyn
rechter zyde. .. . \
W y zaten hier alle met-Chinecfche ftoe-
len
A* .i/o<. len on^er een groote Saboa Cof opene
PrT s*vden ^ uure °P ecn grooc plein in den Dalam
Soerabaja ge®aa^^ die wel honderd voeccn lang,
omliaald en wel twee honderd voeten breed was)
werden, aan een Jange tafel, waar op naderhand ee-n
groote menigte van ipys door veele yrou-
wen aangebragt, en in ordre gefohikt
wierd.
Daar was allerlei fooit van wild-braad,
ollen- kalfs- en uitmuntend vet herten-
-v leefch \ maar het dr-oevigfte van allen was,
dat al die fchoone fpys in ealappiis-olie (in
de plaats van boter) gebraden, enderhal-
ven voor my (gelyk naderhand bleek) on-
eetbaar was.*
Hy had ons voor de maaltyd met een
lcopje faffraan-thee,en met een groote menigte
van allerlei fchoone confituuren den
ganfehen morgen bezig gehouden, en bragt
^ ons, toen alle de fpys pp tafel gelchikt
was, wat nader by de zelve, waarop wy
ons kort’er na ieder op zyne plaats, vol-
gens zynen rang, vervoegden.
De Prins van Madura zat aan ’t hoofd
van de tafel (hoewel hy ’er lang tegen-
ftreefde, willende de rang aan de Veld-
Heer. van ons leger geven) daar na volgde
aan zyn rechterhand de Heer Knol, toen
aan zyn linkerhand de Prins van Soerabaja,
daar na ik (alzoo de Heer Knol. dit
zoo begeerde) en toen* de Heeren Kapi-
teins van BergenSeigeant, Bintang, van
der Horft, en de Beveren, na welke Hee-
rep* als de Hoofdenen Brigadiers vanons
leger zynde, de mindereBevelhebbersder
troepen volgden. Ter rechterhand van
den Prins van Madura zatQn wel honderd
jonge vrouwlieden van z|n gevolg, en
nog wel dertig of veertig van vyfticn of
zeftien jaren, in een halve maan wat verder
af, een van de welke hem wat ge-
maakte pinang op een pifang-blad bragt 3
dog alle die deems waren haar beziens niet
waard, uitgenomen. drie o f vier, die op
een matje byzonder zaten, die koftelyk
Väri jiiweelai voorzien waren, en bloemen
in ’t hair hadden.
De Prins van Soerabaja had. daar mede
twee van zyne broeders genodigd.
De oudfte der zelve,Jangranagenaamd,
was. een Heer vry korter, dan hy, van
geftalte, een man van twee o f drie en der-
tig jaaren, zeer droevig van wezen.enop
verre na zoo verftandig, en ook zoo moe-
dig niet, maar veel gemeenzamer, als zyn
öyelfte broeder.
Zyn tweede broeder,Wira Deridjagenaamd,
was een zeer ffaci en byzonder
vrolyk Heer, ontrent dertig jaaren oud,
en vry verftandiger., als zyn tweede
broeder, dog ontrent van de zelve lengte,
en beide wel een hoofd korter, als de
Prins, hunnen oudften broeder, die een van
de kloekfte en -vetfte mannen was, die ik
01t op Java onder de Javanen gezien heb,
uitgenomen den ouden Prins van Madu- A*. 170*.
ra, die nog wel zoo lyyig was.
Ik heb met die twee jongfte Soerabaja-
fche Princen menig uurtje met veel ver-
maak, iprekende met hen over allerlei zaken
, doorgebragt.
Behalven deze waren’er ook veel and re
groote Javaaniche Heeren , welker nauien
my juift niet bekend waren.
De Brins van Soerabaja (gelyk ookzyn ßefchry-
twee broeders) veyfehenen met hün boven- ving der
ly f naakt aan de tafel; dog waren over hun Gaften.
ly f met zandel-hout, eveneens als of zy
gecamelot waren, bellreken, gevende al-
omme, daar zy zaten, een zeer aangena-
me reuk. van zieh; dog om hun be-
neden ly f hadden zy een kleedje van
’ velerlei verwen overal met goud dopr-
werkt, en met ccn witte gordel vaft ge- '
maakr. :
.Jeder van deze drie Heerenhad zesringen
aan ieder hand, zornmige van goud
(hoedanige’er twee aan de vöorfte vingw
waren) en zommige met gefteenten bezet,
die zieh aan de agter fte vingers vertoon-
den.
De oudfte Prins was getroud met een
dogter van ackeren vermögenden Ryks-
Raad van den ouden overleden Keizer vaö
Java, Amangkoerat de ie.diedoorlaftvan
den jegenwoordigen Keizer, Pakoebowi-
na,gekrift was.
Zyn naam was Mangononan. Hy was
Temanggong van Pari. Deze zyne dogter
nu was een ongemeene moedige vrouw,
en die ’t van den Prins haar gemaal in
trotsheid (gelyk wy aanftonds hoorenzul-
len) nog vry verre won. Dit wyfnu heeft
hy van den Keizer door een zonderlinge
gunft gekregen, en ditis't, ’tgeen haar
zop opgeblazen maakr.
Zy had ’t beftel van deze tafel, enalles En der
zeer heerlyk na de Javaaniche grootfte niäaftyd,
tränt bezorgd. Ik heb noit fchoöner,
Witter, aangenamer en welriekeiider J-yft,
op een tafel aen komen, waar mede ik baji toebe-
alleen myne voor-maaltyd doen moeft als rcid.
nietgewoon koft , in olie gqbraden,’ te
eetcnj dog bad ik van de voor-maaltyd
( waar op wel zeventig of tagtig groote
fchotelcn, behalven de kleene, waren) niet
veel, ik had zoo veel te meer van de na-
tafel, die in een nageredht van wel bonderd
fchotels van de fchoonfteenheerlyk-
ftevrugten, die ik oit in Indien by een
gezien heb, beftond.
Ik zag 'er veelerlei foorten van groote
en ook van middelbare Pompelmoezen’
zommige w it, zommige rood van verwe
en voor al ongemeen lekker enaangenaam
van fmaak. Daar waren witte,roode en
welriekende Jamboczen .verfcheide lekke-
re foorten van Piefang, fchoone Ananaf-
fen, allerlei foorten van Mangga’s , heerlyke
en ongemeene groote water-meloe