
Ookeerenzy’t
water.
Heilige en
Vaften-
dagen. . .
Hun Jaar,
en raaan- ‘
den.
B E S C H R . Y V I N G vah
waren hier van ouds (gelyk ook nü noch)
enby de oude Chaldeen, enAflyriers,m
den Tempel van Diana te Ecbatana Priefters
, die noit trouwden} bewaarders van
dit Hi Vyer j doch in Brittannien komen
onsookjonge Dochters, o f Maagden,
voor, die ’t H. Vyer in denTempelvan
Minerva altyd bewaakten, en dat brandende
hielden » hpedanig by de Athe-
nienfers de Maagden, die aan.de Muni-
chile Diana toegewyd waren, by de gu-
den' zeßr geroemd waren 5 hoewel .de
Vcftaalie Maagden , door Aineas (zoo
men wil) uit Troja na Italien overgebracht,
en naderhand door Jtfuma Pom&
ptfius, de 2de Köning van Romen, daar
iogefteld, in röem alle andre van die foort
fchynen te boven te gaan, gelyk zyook
hären naam van er/«, Heflia, datis,den
J/aard, en na ’cvyer, datzybcwaarden,
ontleenden. Een dieoft j die allereerft
de Chaldeen te U r , o f Oer, dat in
haar taal vyer betcekend, geweeft, en
van daar tot de Periiaanen overgebraeht
is, en die al in Abrahams tyd by de Chaldeen,
en Chams nazaaten, die Afgoden-
dienaars te Ur, uit een hoogagtingvoor
’t hemelfeh vyer, dat de oflerhande van
Abel verteera had, en als een zigtbaar
bewys van Gods zonderlinge gunft voor
hem, meer dan voor Catn, gelyk ook by
andre gevallen, als een merkteeken van
zyne niagt, in ’t ftraffen der godloozen,
zyn eerfte begin fchynd genomente hebben,
waarop naderhand, by de inftel-
ling van ’t Aaronitifch Priefterdom, om
d’ofierh anden te doen , het vyer , dat on-
dcr Ifrael op den Altaar altyd' brandende
gehouden wierd, gevolgd , dat zoo na-
aerhand door alle de Heidenfche Vyer-
dienaars daar van ontleend, en door den
Duivel, die. alle de wäre Godsdienften
eenigzins zogt na te aapen, by hen over
al ingevoerd is.
- Ook ziet men de voetftappen van den
Vyer-dienft der aloude Periiaanen, van
den ouden dienft te Ur ontleend,noch zcer
klaar in de naam van dat vyer by hen
(zoo Curttus aanteekend) OrimasdeS ge-
naamd (dat van Oer, licht ontleend is)
doorftraalen.
'^ o i t zullen zyook, opeenreyzezyn-
de , hun gevoeg aan ftrand in Zee, o f in
eenig ander water, maar altyd in een pot
doen, alzoo zy vaftftellen, dat ’t een
gropte zonde is, iet vuils in ’t water te
Wprpen.
Zy weten van geen Zondagenj maar
zyn gewoon den eerften, en den twintig-
ften dag van ider maand, als een heiligen
dag te vieren j op welken tyd zy , öm
te i voriger te können bidden, nu endan
öpk wel vaften.
Hun Jaaren zyn van , en hunne
maandpa van 30 dagen, doende de da- |
f*en, die te kort komen, i« *t einde vaa
et Jaar daar by.
In ’t begin van ’t-Jaar komen zy alle
eens by malkandcren, op welken tyd
hunne Priefters uit hun .W et-Boek eenige
zaaken, gedurende 1 a 2 uuren, vopr-
lczen, die zy in opmerking te nemen
hebben, waar na een igelyk weer na zyn
huis gaat.
Men ziöt niet, dat zy ook eenige Verwer-
beelden in hunne Tempels o f huizen Pcn »He
hebben, in tegendeel hebben zy daar een
afkeeryan j zeggende, dat God niet kan
afgf beeid werden 5 waarom ik te meer ge-
loove, dat Zy noch het Vyer, noch de
Zon, als hunnen Godeeren.
De kieederen der Perfeen , ofGauren,
verfchillen veel van ’t gewaad der andre. RccIlt
Inlanders, dragende, zoo mannen als3“ tceken
vrouwcn, langebroeken, enafch-graau- Gauwrcn.
we rokken, en ’t hair der mannen boven
uit hunne bonnetten ftekende j ook
gelykt hunner vrouwen gewaad meer na
dat der Arabifche vrouwen j behalven
dat zy een gevlogten lint van Kemels-
hair, pfvan Schaaps-wol, ’tgeentwee-
maal om hun liebaam gaat, dragen, ’t
geen zy op den rüg met twee knoopen
vaft- maken. En cut is hetzichtbaartee-
ken van hun geloove, waar aan zy ken-
baar zyn.
Zoo nu dezen o f genen onder hen , by Straffe .
ongcval, deze knoopen verloren hebben, 2}r(jit yct-
mögen zy niet eeten, drinken, werkenj liezen.
ipreeken^ noch van - hunne plaätsgaan,
voor zy weer zulken band van een van
hunne Priefters (by welke zy die alleen
vinden können) gekogt hebbeii. ~
Dit tePkeri van ondericheid moeten
niet alleen de mäns, maar ook de vrouwen,
na dat zy 12 jaaren oud geworden
zyn, en ook nieteer, dragen.
Zy zyn ook niet gewoon hun kin o f
baard te icheeren.
• Hunne huizen zyn zeer donker, enby
na zonderhuis-raad, enzy woonenmeeft
in eenen hoek der Stad hy een, zonder
dat men eenig wezentlyk onderfcheid
tuflehen hunne huizen , ofdie van andere
Inlanders vind.
Zy mögen niets eeteu, dat leven ont-
fangenheeft, tenwarcbyhoogennood’i
en dan mögen zy wel Scnapeo,Bokken,
Herten’, Hocnderen, en Vifch'-,'
geenOften,Koeijen, Paerden,Kemels,
Olifanten noch Haazen eeten.
Zy hebben ook geen byzondre Overheden,
ten zy dat de Mooren dezen o f
genen onder hen eenig bewind ge-
ven.
Egter ftellen zy ibmtyds wel 1 o f 2 , Zy wetei
met gemeen goed vinden, tot Hoofden van geen
over alle de andre, om uit hun naam het ° vcrlic"
woord by de Moorfe Regeerders, on-
trent zaaken , waar in die hen helpen
kon-
S U i t A
können, te doen} doch verder ook met,
alzöö zy dan met de anderen weer gelyk
2yn.H
un drank is water} mögen ook wel
^vyn, maar geen drank door ’t vyer ge-
-' v'imaakt, noch zieh dronken drinkenj en
"^ zoo zy dit doon, en zieh na eenige ver-
mamngen niet beteren j werden zy
verftoöten.
Hunne Hunne huwelyken verfchillen in öpzigt
huwely- van de tyd, en in opsichc van de wyze,
ken. omeen vrouw te krygen, niet van de
Bpnjaanen, gevende hiinne Kinderen,
Biet toeftemming der Ouders zeer jong
aan malkandcren, gelyk hunne echt ook
door de Priefters beveftigd werdj hoe-
wel zy tot hunne 12 a 14 jaaren by hunne
Ouders blyven woonen.
Woonen nu de Zoonen dus getrouwd, en
¿Ile in cenmet hunne Vrouwön vereenigd Zyn-
huisgexin. blyven^sy, al waren ’er noch zoo-veel
van zülken huisgezin, alle by een woonen
, hebbende ook een gedeelte in ’t
gocdvanhunnenVader ’, en zoo die mögt
komen te overlyden, is de oudfte Zoon
weer beftierder des huisgezins in de
plaats van de Vader.
De Wedüwenaars hertrouwen noit}
maar als de Man överleden is, mag de
Vrouw (alzoo' zy *er maar eene hebben)
ook hertrouwen, waar in zy gelukkiger
zyn dan de' VroUwen der Benjaanen, die
zieh met hare mannen moeten verbran-
den.
: Het zyn meeft Landbouwers, en Ackerlieden
» Ook verzien zy de Schepen
Van water, hout, en van karren totver-
Voering der goederen» Doch de meefte
dienen geen andre Volkeren.
Z y , zoo, wel Mannen, als Vrouwen,
trouwen noit buiten hunne Natie, zyn
zeer zedig en kuis, houdende over*
focl en hoererye voor dood-zonden,
die, völgens hunne W e t , ook met de
dood moeten geftraft werden} hoewel
zy dat van de'Mooren, daar zy onder
ftaan, niet uitgevoerd können krygen.
«: Zy zyn zeer gierig, en ook zeer morflig}
. doch vallen wel zoo blank alsdeBenjaa-.
nen, o f Jentiven , en vooral de Vrouwen.
Ook zyn zy van een middclbaare
geftalte,: dragen groote baarden, en kort
häÖY
’ Als imand ziek, of in doods-nood is,
leggen Zy hem van zvne flaap-plaats
op de grond , op eenbeadekenvanzand,
bfaarde, en, komt hy te fterven, zop
Werd hy van 6 o f 7 lieden, die zy daar
toe houden, van die aarde opgenomen,
in een kleedgewonden, en op een yze-
fe rooftef, even eens als een baar, gelegt
, en zulke roofters zyn ook begraaf-
plaatfen, die wel een myl verre, van de
Steden, of Dorpen, daar zy zieh ont-
houden, gelegen zyn. Men mag tot de
. T T E» v f f
Baar, en iot het Grafgeen hout gebruis
ken, om dat dit het vyer toegewyd is.
Zy zyn gemeenelyk van fteen, drid
Voeten hoog opgetrokken, in ’tmidden
hol, en boven met een gat o f twee ,
met yzere tralien daar over, waarop dan
de lyken (de Vrome door ’teene, ende
booze door het ander gat) door die bei
handelaars van hunne dooden (alzoo ’er
geen andre mögen aanraken) gelegt, eri
van de Zon, de Vogels, en Wormen
verteerd werden, terwyl hetgebeenteia
een put valt,
Zulke begraaB-plaatzen zyn ’er drieder- Hunne
ley j een voor de Mans, een Voor de begraaf-
Vrouwen, en een Voor de Kinderen, dieplaattei^
elk by zonder ftaan.
Zy zyn plat, boven open, en met wit
leem bepleyfterd.
Zy zyn bedroefd, eh fehreyen over
hunne dooden}öok ilaan en fmy ten z/ zieh
zelven} dog zeer ftil.
Als ’er een doode begraveh wetd, bly*
ven de naafte bloedverwanten eCn ftuk
weegs van de begraaf-plaats ftaan, tofe
dat de doode naakt op den roofter gesiegt
is, en de begravers weder gekomen
zyn, na, volgens gewoonte, eengebed
gedaan te hebben.
Dertig a veertig dagen daar na bren-
gen zy ook ’t beddeken van zand, o£
aarde, waar op de doode gelegenheeft»
daar hy begraven is. - ^ " :
Dertien ofveertien da^än na des over** En dood
ledens dood geven zy aan de bloedvrien-1111*^-
den een geheel Jaar door, allemaanden,dc* -
maaltyden tot zyne gedagtenis.
Zy houden de lyken voor zeeronrein,
ja voor onreiner, dan van eenig gedier-
te, als ’er *t vleefch af is, ende zy zou*
den, om geen reden ter wereld, een
doods-becn aanraken, en zoo dat by on*
geval gebeurd, moeten zy al die kieederen
wegwerpen, zieh zelven waflehen,
en dan weer reine kieederen aandoen}
en tot boete noch y dagen, zonder uit
te gaan ,; o f iets te handelcn, in huis,
blyven, zonder -dit Vrouwen o f Kinderen
by hen mögen köfnen, o f hen
aanraken, ten zy dat die 9 dagen over,
ien zy door vaften eh bidden gereinigt
zyh. *
. Zy gelooveh ook, dat, zoodedoods-
beenderen in ’t water komen, die men*
fehen zekerlyk verdoemd zyn, en dat
zulx gecnen overkomt, dan welker zie*
leh in hun leven veel doodelyke zonden
bedreven hebben j van hoedanige byge*
loovigheden zy vol zyn.
Zoo nu begraven de Indilche o f Gu*
zeratfe Perfeen, maar de Gebbers , of
Gauren, die in Ifpahan, in Kirman , o f
elders in Perfien woonen ,' flüiten hunne
dooden in ’t hol van een H. Boom %
ftaande recht op hunn&voeten, aan weer«*
v } %r