
A*.itS8o. heeft de Sotßehoenan ulieden gegeven ? zy
Redcucn , ^ e n j JVietsfwaar op h y : Indien ik een
T?.” cn»!. Prins. als m mjn vorige ftaat, o f Keizer
Djaja V was t ik-zou ulieden als een Prins en Ketzer
begtftigern maar kan dat nu nietdoen,
\ $h'ewel ik ulieden alles geve, wat ik beb.
'Dät waarlyk cen groore mildadigheid jn
~ zyn elendigen ftaat, en een onwederipre-
kelyk bewys van zyn groot en edel ge-
moed^was.
Dit wierd den Kcizer door de Javaan-
fcfife wagters, die ’ t gehoord hadden, over»
gebriefd.
Tcgcn’t Om het werk nu nogmeer fchyntegegcgifvcn
vcüj verzogt de Keizer van de HeerCoe-
woora. per Qp ¿ien ZelVen dag, dat Taroena Djaja
! by hem komen mögt, om met hem over
zakcn van gewigt tefpreken, dat Coeper
- i op zyn eigen gezag ( waar toe hy echter
buiten den Raad niet bevoegd was; toe-
ftond, bezorgende te gelyk , dat in ’ t goed,
dat men hem nadroeg een kris verborgen
was, waar uit men niet alleen befloot,
maar hem ook befchuldigde, dathy voor-
nemens geweeft was, den Keizer toenom
hals te brengen.
Van den Daar op wierd hy , niet (gelyk Zommi-
£i[twiad’ Bc wilfen) door Pangerang Sampan,maar
‘ eerft door den Keizer zelf, en daar na door
de Ryxraden , die hy by hem had, ’s nagts
’ er aan gekrift. Een zaak, die door me-
mands toedoen en aanrading, als door die
van den jaloerfchen Coeper , endaaromte
meer door zyn beftel geichied is, op dat
daar door zyne geweldenaryenenvuilebe-
dryven, die Taroena Djaja will:, enwaar
over hy voorgenomen had te klagen, be-
dekt zouden blyven.
Jonkers 1 Jonker had zoo ras die fchend-daad niet
tootnhici vernomen, o f hy wierd op dien trouw-
.< loozen Keizer zoo vertoomt,dathydreigde
hem, en al'zyne Mantri’s, o fR y k s -
Raden, indien hy het niet uit ontzag voor
zyn Heeren en Meefters liet, den nek te
breken, betoonendc na dien tyd geen ag-
ting ter wereld meer voor heni tchebben.
Wat bera ‘ Na dat Taroena Djaja afgekomenwas,
door Ta- - had hy. aan Jonker zyn goude lyf-kriS met
rosna Dpi- „edcen’tcn, en een boog vanzuivergoud,
’¿ u i gefchonken.’ Jonker vraagde hem, o f de
zelve niet onder de kroons-cieraden be-
hoorden, alzoo hy die alle aan den Soefoehoenan
geven moeft; dog verftaande, dat
zyn volk'die zelf gemaakt had, nam hy
die aan.
Gefchil Coeper wilde dien boog, en ook een
m« Coeper m o yw y f van Crain Gliilon, door Jonker,
hier over. wanneer. hy hem voor Cacappar verjaag-
de, bekomen, voor zig hebben; dog Jonker
wilde hem geen van beide geven; ze-
dert welken tyd hunöudevyandfchapnog
veel grooter wierd.
In de landen van Cadiri ,en Blitar, wier-
den 100 man gelaten , om allen verderen
opftand te ftuiten.
Daar op vertrok de Heer Coeper met A*. iä8o.
den Soeloehoenan, en de ganiche magt, na ^ P cr
Soerabaja, daar zy den 6 Japuary 1680 legeraf. ‘ '
aanquamen.
Na Taroena Djaja’s dood verviel het Madura
Prinsdom Madura weer aan den Soefoehoe- a°nmj e™ccr
nan, die ’ t zelve aanftonds aan Pangerang Keizer.
Tsjacra di Ningrat wegichonk; dog de
Sammanappers deden aan den Soefoehoe-
nan zeggen, dat zy zieh liever dood w ilden
vegten, als onder die man ftaan.
Dierhalven moeft die Pangerang zich Dathy 1
met de Wefter-helft van Madura, Sampan
genaamd, behelpen, en ’t Oofter-deel ,o f
Sammanap, wierd volgens verzoek, door
de Sammanappers aan ac Keizer gedaan,
aan Matsjan Woelang gefchonken, die van
den Keizer ook de naam van Temang-
gong Joeda Nagara, dat is, den oorlog
des lands, o f den wakkeren Stadhouder,
kreeg; dog Ao. 1683 onttrokken zy zieh
ook van des Soeioehoenans heerfchappy,
en namen zedert de E . Maatfchappy tot
hunnen Schuts-Heer.
Door de verovering van Cacappar en
’t gevangen nemen van Taroena Djaja ; was
het Oofterlyk gedeelte van het Matarams.
R y k van muiters gezuivert j dog met den
Panombahan van G ir i, dat twee o f drie
my len beweften Soerabaja legt, was nog
een zware poft a f te doen. ‘ ' -
Hy maakte wel geen openbare bewe- De Keizer
ging tegen den Keizer 5 maar hield zieh, ^
ichoon wel een wettig onderdaan van dien „ombahan
Vorft , buiten alle geichillen, bemoejen- Guide
zieh nergens mede, om dus, na ’t fcheen,
zyn dagen in ruft, was ’t mogelyk»door
te brengen. Liet de Keizer hem roepen,
hy gaf tot antwoord, dat hy;odd, en de
wereld moede wierd , dat hy nu maar op
het geeftelyke,eh öp zyn einde dagt, ver-
zoekende dat de Soefoehoenan hem dog
dat maar wilde laten betragten. Echter
zogt hy niet minder, als dat. Z yn ge»
wifle knaagde over vuile ftukken, en vcopsc
zeide hem, dat hy , by zyne verlchyjMng
voor den V o r ft, regtvaerdige ftraffeh van
zyn bedreven lchelmftukken te wagtepji£d.
H y had Taroena Djaja onder de" pänd
meer, als zynen Vo r ft, geholpen. H y
was ’t ook alleen,die de Sammanappers
opgeruid had, om niet onder Pangerang .
Tsjacra di Ningrat te ftaan. H y was ook
een Neef van den Prins yan Soerabaja , en
aid us van moeders kant met den Söeibe-
hoenaii vermaagfehapt,' alzoo ’s Keizers
moeder een dogter van dien Prins was. ;
Deze Panombahan van Giri nu haatte
van ouds her dezen Prins van Soerabaja^
hoewel zoo bedekt, dat men het niet,dan
toen het te laat was, merkte. «
Om zieh nu van dien Pangerang van
Soerabaja ftil te ontflaan,, bedagt de Panombahan
een zeer vuil ichelmftuk, dat
hem ook wel gelukte.
H y
AfvjiSp;
HerTVclk
omftandi«
’ vcrhjiald
werd.
H y gipg na, ’t H o f yan den overleden
Keizer, yiel hem met een geveinsde droef-
heid te voet., en kufte dien. De Soefoehoenan
, hier over verbaaft, "vraagde na de
reden. H y wilde, als overftelpt yan droef-
heid, die in ’t eerft niet geven. Einde-
lyk egterzeide hy gekomen te zyn , om
zyn leven aan hem over te geven, teneinde
hy nu liever als een eerlyk man fterven,'
dan daar ha eens de naam van een verra-
der bekomen, en aan een deerlyk einde
geralten mogti
H y gaf dan voor , dat hy door des Soe-
fbehoenans heimelyke vyanden aangezogt
was, om nia zyn leven te ftaan, enbeken-
dc, dat h y , uit vreeze voor hen, daar in
wel. mede toegeftemd.,-dog die. met geen
andere toeleg gedaan had, dan om den
Vorft (gelyk hy nu doen quam) daar aanftonds
kennis af te ge ven. De Keizer .hier
over ,'Zeer ontfteld zynde, belafte hem te
wie , en waar>die ichelmen waren.
; ;
H y , dien Vorft zeer wel, kennende,
en hem in vollen drift, 9m dit te willen
Wreeken, ziende, noemt den Prins yan
Soerabaja, zyn fchoonvader, en des zelfs
drie zoonen, die hem (zoo hy Zeide) daar
toe aangezogt hadden.
De Keizer , dezen ouden iqhelmopzyn
bloot woord, zonder verder onderzoek,
geloovende, zond aanftonds verfcheide van
zyne veryouwde Grooten a f, metlaft van
niet-weder te komen, voor dat z y den
Prins van Soerabaja, en zyn drie zoonen,
zouden omgebragt hebben, belaftende hen
die hoofden mede te brengen. Dit wierd
aanftonds uitgeVoerd; hoewel eenige mec-
nen, dat de vierde zoon het ontkomen,en
zyn eigen dood zou geftorven zyn.
D.aar op wierd de Panombahan van G iri
voor zyn getrouwe waarfchouwing bedankt,
en van den Vorft met eenjnoy w y f
bclchonken, waar mede hy. weer na: Giri
trok j begevende zig daar vöm de wereld
te blindhokken ). tot het geeftelyk leven ,
waar door hy het by de Javanen hu zoo
yeire gebragt had, dat die hem als een
grooten Heiligen, o f als een Panomba-
han, dat is , den äänbiddelyken, eerden.
I P c jegenwoordige Soefoehoenan, A -
hiangkoerat de ic , was, toen dezemoord
bedreven wie rd, nog maar elf jaren oud,
en wift dprhalveri toen niet anders, dari
dat de Keizer,/zyn yader, dit niet zonder
Wettigp oorzaken gedaan had.
Hy kreeg naderhand echter door zyn
gpede ynenden zülk een klaar bericht van
- grofjchelmftuk, dät hy geenredenen
meer had, omdaar-aan te twyfielen..Zoo
lang nu zyn vadir nogfeefde, was ’er geen
gelegenheid , om op eenige wraak tedeh-
y j weshalven hy veinzen moeft ^ig de
dqpd van zynen grootvader, en drie oomem
niet aan te trekken.
Iq ’t eerft van Zyn opperbeftier. wierd A-. 1680.
hy door de oorlogen en muiters in zyn
R y k belet; dog, deze nu gedempt zynde,
was het de regte tyd, om hem loon
ha werken te geven.
Hy zond dan den 19 Januaryj68oden H/ werd
Koopmanen Opperhoofd van Soerabaja de tcn Hove
Heer Willem Bafting, tot hem, die den outbodcn-
2,1 dito weer quam , met dit bericht, dat
hy zig zeer fyn van alles, waar mede men
hem befchuldigde, als, by voorbeelt,van
zig rpet het werk van Sammanap gemoeid,
of Macaflaren in zyn land geduld te heb-
ben, wift te zuiveren.
Wa tnn ’s Keizers.laft betrof, om zifz 7' 11' Tcr'
nevens andere Hovelingen ten Hove in on,fch"1<u-
Mataram te kpmen vertoonen, dat de over- SI°B’
Jeden Vorft hem daar eens voor al van ont-
flagen, hem denaam vanbroedergegeven
en dat zynhoogheid Zelfhcmmetdenaam
van vader vereetd had. D a t hy nu oud
en zwak, en niet in ftaat was, om terei-
zen. Dat zyn ampt hem ook niet toelict
Ult U r i te-gaan.ten wäre dathy uitdrukkeJyk
van Zyn Vorftontboden wierd,dien
ny nu wel wilde, dog niet konde gehoor-
zamenj daar byvocgi ndc, dat zoo Mata-
ram met verder als Greffic van Giri was ,
ny dan aanftonds by hem komen zou dat
zoo veel zeggen wild<*r dat, zoo de Kei-
zer pp Greflic beliefde te komen,hy daar
aanftonds voor hem verichynen zou. h
De Heer Bafting,te.Giri zynde,. klom P.-
eens op den heuvel, daar des Panomba- .
bans Tempel ftaat, en gifte, op >t Z f e j ü »
lyk gezteht, dat’er in Giri w elzooohu i.
zen Waren, ’t geen met het bericht van
die van Greflic overeen quam.
Daar beneven ftonden onder den Panombahan,
o f waren tot zyn dienft, deze na-
volgentje dorpen: Padak, Kamoepi, Sa-
moro, Leran, Roma, llattering,, Tankeion,
Patfinan, Cadjangjang, Tanapis,
Padjagongan, Zedajo, Cadepaceen.Saoa-
ta-madoe J otam, Talgo, Pandioenan, Sa-
mo, Carang Tandjong, Catadjam Toe-
maoo, Warakitoe, Sinding, Komola, Ka-
toebanan, L a c k a rM a r ta la ja , Kalaea
Patoct, Djehaan, Dodoha, Tabafef”
Slang, en Babathaar. Van deze behoor. i
den de eerfte v y f ( zoo hem bericht was)
geregtig onder G iri; dog de andere had hv
onlangs die van Grefljc onttrokken. Eh
men säet h ia uit, dat hy redelyk mastig,
en dat zyn ftaat veel eet Koninglyk, dan
Pnefterlyk, geleek.
. De V o tft, met die verontfchuldieing
niet vergenoegd, quam zelf, om hem all!
mtvWten te benemen, op Soerabaja, hem
belaftende, om daar voor hemte verfchv-
neri. m
H y iiet den Keizer daarop weten.zih-
gende zynen ouden zang., dat de Soefoehoenan
Ratoe, die daär begraven fe e , on
als een gröot Hdilig geedrt wierd ,. hem