
gckomen zynde, en ccn brave ipanrrietn
ln zyn • hand genomen hebbende, quam
zeetftil en onverwagebinnen. Hyftond
quantziris verbaaft, dat fiy daar een Ma-
troos by zyn vrouw zag, fchold hemeerft
braaf utt, en lei ’er de ipanriem toen zoo
dicht op, dar die arme Fifcaal, die de
fterkfte niet was, önder de handen van
den Schoenmaker meendedoodteblyven,
alzoo bet geen gemeene, maar wel een
dtibble goedefpanricm was. Ja het trof
den Fifcaalzoö wel overal,dat hy,de (lagen
niet langer könnende doorftaan, dem
Schoenmaker ftil en als, in vertrouwen zet-
_de, dat hy geen Matroos, gelyk hy waan-
dej maar de Fifcaal was.
t)e Schoenmaker,dit gehoord, en wel
verftaan hebbende, wien hy noemde,be-
gon toen wel eens zoo hard te flaan, met
groote moejelykheid zeggende, fchoft,
ztrlrgy de naara van zulken braaf en eer-
lyk märt, dien ik zeer Vfel kenne, my hier
noetnen,om uw vuileen godlooze toeleg
op myn vrouw te bedekken, en om daar
door myne handen te ontkomen, ik zal
n dat verleercn, en niet nalaten dien goe-
den Heer daar kennis af te geven.
Na dat hy hem nu zoodanig toegetei-
fterd had, dathy meende .dat hetgenoeg
was, ziende dat hem het bloed niec weinig
längs hetaangezichtliep ,en dat hyzeer
wel getroffen was, liet hy hem henen loo-
pen, riep hem nog na, jou rekel, pas me
noit weer hier te komen, of ikzal u nog
beter havenen ; dog de Fifcaal, geen luft
hebbende daar vorder na te luifteren, rek
te, zoo veel als hy kon, na zyn huis, ziende
nu en dan nog eeosom ,of de Schoenmaker
met de ipanriem hem niet volgde.
Het aardigfte nu van allen was, datde-
2e Schoenmaker daags ’er aan ontrent ne-
gen uuren voor de middag na die Fifcaal
ging, vragende aaneen^vandejongens^of
hy myn Heer niet Ipreken kon. Dejoii»
gens zeiden, dat myn. Heer niet al te wel
Was; dog op de nader aandrafrg'-vat^de
Schoenmaker, van dat hy hun Heer over
een zaak van aangelegenheid ipreken
moeft, gingen zy hem aandienen.
Hun Heer, niet wetende wat hy mögt
te zeggen hebben, oordeeldebeft(hoeon-
geftcltT hy öok was) hem te hooren ipreken.
Hy quam dan by hem, met zyn
fanfch äangezicht völ pleiilers, en doe-
en (onder voorgeven, zoo de jongens
Zeiden, dat hy de roos in zyn aangezicht
had) en ?oo ras zag hy hem niet, o f hy
zei, dat ’er gifteren avond een Matroos in
zyn huis geweeft was, die een aanflag op
Zyn v t o uw gemaakt, en die hy wakker
met de fpanriem afgeroft, maar die deon-
befchaamdheid gehad had, van hem te
zeggen:, dat hy de Fifcaal (te weten, die,
-daar hy toen mede iprak) was. Hy vuegde
daar kon’er äan b y , dat hy ,wel wetende
hoe veel ongelyk hy dien Heer daar me-
•'de dede, hem daar op riög wel eens zoo
dicht afgeroft had;dog dat, deze einddyk
het ontvlugt zynde, ny (Schoenmaker)
nodig geoordeeld had hem daar van ten eer-
ften kennis te moeten geven, op dathy na
die ichuTk mögt doen zocken, en gelegen-
heid hebben van hem te ftraffren.
De Fifcaal, die razende meende, te
Werden, en ’er al eens tu flehen bqideß in*
viel, zei, vent hebt g y my ändert niette
zeggen , zoo feheeref u aanftonds hier yari
daan, o f ik zal weten, wat ik niet ü te
doen heb; maar de Schoenmaker, die hem
nu niet te na quam, wel wetende, dat een
hond ftout op zyn eigen erf is, zei eer hy
weg ging nog , ja wel Heer Fifcaal, ik
moeft bet n evenwelzeggcn, dat die fchoft
uw naam daar in gebruikte, op dat gy
weten zoud , waar bp de Fncaai weer
zeide, ja brui maar henen vent, ik weet
dat al te maal al; waar op de Schoenmaker
hem beleefd groette, en al meesmui-
lende henen ging; dog eer hy t’htrisquam,
wift byna half Batavia al, wat’ertuflchen
hem en de Fifcaal voorgevallen was, waar
over die Heer in langen tyd niet dorft te
voorfchyn komen, en toen hy al te voor-
fchyn quam, kon hy, onder zyne goede
bekendeo, de meenigvuldige ichimpfcheu-
ten, die men hem over de uitwerking
van de ipanriem, en over de fcherpe kragt
i van ’t leder gegeven had, niet ontwyken*
maar hy quam holt weer in het hiiiS van
dien boozen fchoenmaker, die hem dt lief-
de zoo vinnig pit zyn ly f geffagen had,
dat hy vreesde, dat’erzyn ziel wel haaft
mede op zou gevolgd hebben.
Ik moet (alzoö wy hier by degerichts- Aar^ß
zaken zyrij een aarihg voofval äanhaalen,^^
dat den Geheimichry ver van de Raad des Klaarbout
Gerichts, de Heer Jacob van Naarilen my cd een Juf*
verhaald heeft in zyn bywtzen, A°. 1689, fcr*
ten deelen in, ten deelen buiten de Gerichts
kamer tezyn voorgevallen.
Jacob Klaarbout, Viutateur generatl,
zckere Juffrouw (die, ik van naam zeer
wel kende) voor een hoer uitgefchqlden
hebbende, en daar over voor dien Raad
gedagvaard zynde, om haar dat ö f te be-
wyzen, o f te herroepen , zei voor den
Regter, Heeren : ’Ik heb deze Juffrouw
voor een hoer uitgemaakt, dat is waar-
dog zeg ik nu, dat ik die Juffroüw 'voor
een eerlyke vrouw houde, en dat ik dit
gelogen hebbe. Hy daar op met dfc Juffrouw
buiten ftaande, en die Geheimfchrjrr I ,
yer ergens over 00k eensbunert körnende,
vraagae hy aan de Heer van Naarifeh ,myn
Heer, mag men een hoeYook wel een Juf-
frouwnoemen? Wel ja , zeide Heer van
Naarilen; waar pp de Heer Klaarbout, zig
na die Juffrouw keerende, zeer beleefd
goeden dag Juffrouw zeide. De Juffrouw,
wel yerftaande, hoe hy dit meende,alzoo
zy
zy de vorige vrage 00k gehöord had, verzogt
weder hinnen te ftaan, en verhaalde
’tgeval aan den Rechter, die de woorden
zeer aardig, en ’er wel iets naders op te
Jteggen vond; dog hy geraakte met een
ernlkige vermaning, van zyn ftekelige tong
wät raeer te bedwingen , en zulkeaardig-
heden zoo dicht ontrent de hoogfte Ge-
richts-zaal na te laten, vry.
Ongemak- Hoe gemakkelyk nu een vrouw het00k
huishou- in huishouding heeft, wanneerzygoe-
dingmet ftaven en ilavinnen heefc, beurtheteg-
quadc iU- ter nu en dan wel, dat men 00k eenige
ten. quade krygt, die hunne meefters en meefte-
reflen, of met op te droiTen, en weg te
loopen (dat in vorige tyden ten eerften na
Bantam plag te gefchieden) of met dron-
kendrinken, met fteelen, of by de hoe-
ren, o f hare pollen te loopen, geweldig
gewoon zyn te plagen. Om. het welke
qen te yerleeren, men de zelye zomryds
wel door de Fifcaals Caffers wakker geef-
felen laat, bchalven dat zommige ze 00k
wel door huii eigen volle in huis laten ftraf-
fen, dat zoo zeer niet in gebruik is, als
wel het andere, dat men buiteneenigge-
vaar.ofverantwoording, voor 12 ftuivers
kan laten doen.
l’roeve, Wanneer een flave icts geftolen heeft,
«m dicfllal gebruiken zommige een aardige vond om
ontdck-C te ontaekken; dog voor a f moet
kcn. men weten, dat gelyk de meefte ilaven
geen gröot verftand hebben, en z?er byge-
loovig, zy dierhalven 00k gemakkelyker
dan andere, die meer verouft hebben, te
misleiden zyn.
Men haald uit het bofch 1 a z ryskens,
van dikte als een hazelaar, en ook van de
zelve verwe. Men ipouwt een van de zei-
ve, of men neemt’er twee tegen een, en
men doet die twee eindeij (of anders’cein-
de van het eene gefpouwen rysken, zoo
als het aan ’t eene einde nog vafl is) door
jemand aan de eene zyde om de fchuldige
zyn hals houden, die tuflchen hetgefple-
tene, o f tu flehen die twee hazelaren (welke
zy Jan Preto, dat is, zwarte Jan, noe-
men) in komt, en dan komt ’er een aan de
andere zyde, die vat de twee gefpletene
einden van dezen Jan Preto, die om den hals,
Zoo dat hy ’t welverdragen kan , behoor-
lyk toenypende, na welk bedryfdezever-
dagte eenige reizen deze woorden herhaa-
len moet: Jan Preto, impi dreto, fi eo
tenho coelpa, enfoixa per mi, dat is,
zwart Jan, fta recht, zoo ik fchultl heb*
be, hangt my op, of worgd my. Indien
hy nu, die dit zegt, fc huldig is, zoo zeggen
z y , dat die hazelaar van zelf (dat maar
voorgeven* en bygeloove ,o f wel een uit-
werking vandevreeze des fchuldigen is, en
die zyn aderen aan den halsopzwcllen doet)
allenskens meer en meer zoodanig toe-
wringt, en toenypt, dat het de verdagte
onmogelyk langer könnende verdragen,
en meenende te ftikken, het eindelyk bekennen
moet. Op die wyze nemen zy een
proeve van alle nunne ilaven, en zoo heeft
zeker buurman van my 'er een, die anders
zeer hardnekkig in ’t loochencn was, ont-
dekt, die zyn goude geipen uit zyn fchoe*
nen geftolen had.
Daar is nog een tweedeproeve,by wel*
ke zy alle'de flaven eenige drooge ryft te
eeten geven, die hy kaauwen, en inflik-
ken moet. A l, die ze inflikt, isonfchul-
dig, dog den fchuldige, ’ diezieh zelven;
vreezende, dat ¡daai* iet in, of een bezwee-
rend middel van entdekking over uitge-
iproken is, zeer benaauwt maakt, kan die
onmogelyk binnen krygen, en door deal
te groote droogheid van zyn tong nie?1
langer kaauwen, waar door .hy, alzoo hy
geen ipeekzel in zyn mond krygen kan-,
genoodzaakt werd te klappen.
Hun derde! middel" is, .dat zy aan ieder
flave een ikeli, of dun rcisken van een vin-
gcr lang geven, waar over de meeftcr van
den huize eenige weprden preyeld, die
hy hen wys maalet van zoo veel kragt te
zyn , dat zy den dief onfeilbaarzullen uit-
brengen, alzoo daar op ten eerften een
ftukje, wel een duim-breed langer, aan
’t ikeltje van den dief aangroejen zal. De
dief, bekommerd van onufckt te werden ,
alzpp hy dit door zyn bygeloove voor een
vafte waarheid aanneemd, breekt behen-
dig zoo een ftukje van zyn ikeltje,of reis-
ken, af, om dog niet ontdekt te werden^
en werd alleen daar door, by ’t weer na-
zien van alle de ikdtjens, klaar ontdekt,
verbaaft ftaande, hoe menjuift weten kon,
dat hy de dief is.
Dus heeft men in Bengale, als jemand
van overfpcl verdagt is, nog een zeldza*
me proeve om iemandsichuldofonlchuld,
te ontdekken. Mcrr doet fiedend water in
een ryft-pot, en laat daar een goude ring
in zinken. Indien de verdagte die met een-
onbcfchadigde hand en arm van degrond
haald* werd zy voor onfchuldig gehou-
den, dog brand zy haar hand, dan is zy,
buiten alle cegenfpraak, fchuldig ;cnmen
zcgtdat’er vcrfchcide voorbeelden af zyn,
van die zieh in zoodanigen voorval niec
ter wereld (waarfchynelyk zieh ’er tegen
verzorgende) gebrand 'hebben.
Gelyk men hier tegen den avond een Fracjc ui«- ’
ongemeen vermaak, en een groote yer-iPanIlin"
quikking ,by ’tzittenen ’t wandelen in de vondsSbr
lichte Maan, heeft, alzoo is het een van de licht«
de grootfte uitfpanningen hier, dat men te- “ sun.
gen 9, 10, en 11 uuren nu en dan by
hoog water eenige vaartuigen met allerlei
fpeeltuigert,en voor al vanblaas-tuigenetji
müfleyns heeft, die zeer ftil doordegragr
ten komen aan icheppen , en een ongemeen
fraei muzycq (dat een heerlyke weergalm
tegen de huizen geefc, en waar by zig ook
wel Hemmen voegen)aanregten,wcrden-
Z z 3 de