
4J1 B Ä T A
*t Kafteel, zoodanig als het was tot de
komfte van den Gouverneur Generaal, of
eenige vanonze fchepen, zeggende, dat
bet nu met de Nederlanders, die hem
maar zogten op te houden en om den tuin
' te leiden, ten eenemaal uit en gedaanwas,
en hy volkomen beiloten had, de zaak te
ftellen in handen- van de Engelzen, om
met der zelver hulpe, het Fort tengron-
de toe te verwoeften, en dat ze zieh zulx
hiet zouden können beklagen, als hebben-
dena hem niet willen luifteren.Ook oor-
deelden die van Bantam, dat het, tot ftut-
ting van zoodanig een voornemen, niet
i ongeraden zou wezen, een gcichenk te
zenden aan den jongen Körung: van den
welken gezegt wierd, dat hy onze Natie
zeer toegedaan engenegen was, zieh voorts
ged ragende aan een brief, die benevens
dezen afgezonden wierd, en gefchreven
was , door eenen Kiay-Maas, o f Kiay
Warga, Sjahbandar tot Bantam, luidende
als volgt:
Aan Hendrik Janszen * en dt
generale Raaden in *t Fort
Jakatra.
„ * \T lay Maàs, Sjahbandar in Bantam,
,f JX.zeh ’
Brief van
den Ban* g JV_zend u zyrt groet, en doet dezen
S iS id ir» Uit licfde,. die hy regt t’uwaardsisdra-
a a n d e o n - „ gende, fchry ven. Voor.eerft leert hy u als
een broeder,dat zoogyalte zamen den
| Pangerang niet wilt hooren, dat het qua-
„ lyk gedaan, en tegens de begeeren van
n den Heer Generaal is,zoo g y , aan den
Koning alhier verzogt niet te vertrek-
„ ken, zeggende, by zooverregydenKo-
^ ning nog in tyds wilt Köoren ,en opdc
^ conditienrj ü doör hem leftmaal nog la-
w ten weten, daar uit wilt vertrekken, dat
M u zyn hulpe in ’t minfte niet Zal ont-
„ breeken, ook dat gy met een vaftver-
« trouwen daar op wel moogt ftaan. Kiay
„ Maas fteld zyn perfoon daar voor, dat
w van den minften tot den meeften, nie-
w mand iet zal werden misdaan, en Zoo
„ niet, zal de Koning genoodzaakt we*
,, zen, u, enaHede uwen aan de Engel-
M zen, gelyk zy nu lang verzogthebben,
n over te geven; en op dat de vrienden
5J zieh des hier namaalsniet beklagen,zoo
„ gedenkt in den eerften, dat de Koning
„ u heeft geholpen, als gy oorlog had te-
„ gen den Koning van Jakatra* Derhal-
„ ven hy ook dito Koning uit zyn Ryk
j» gellooten heeft, en de Engelzen heeft-
„ h y nu zoo lang weerhouden, u iets te
„ mögen misdoen, nadien hy de behou-
M denis der Holländers is begecrende. En
„ nu hy ziet, dat de Holländers den Ko-
„ ning niet willen hooren, vreeft hy,dat
,, het de Engelzen Zeer lichtelyk vergunt
I „ zal werden, hunne magtop ’t Fort te
„ mögen gebruiken,cn dat gy alsdanniet
z e n t o t J a -
k a t r a g e -
i c h i e v c n .
V I A *S
„ behoeft eenige rcekening te maken ,dat
„ deze Koning u , met hun refiftcntic te
„ doen, zal adiifteren. Ook zegt hy waar-
„ agtigte wezen, dat de uwen door de En*
| geizen, die daaglyx ten Hove komen,
» opgeeifcht werden, daar op de Koning
„ hun antwoord, nadien de Holländers
„ hem niet willen hooren, dat hy te vre-
„ den is in .’t geene zy vermögen.
,, Nu zoo is *t zeggen van Kiay Maas,
„ by aldien gy begeert, dat hy u helpe,
„ gelyk hy bereit iste doen-na vermögen,
„ zeggende, medelyden met u aller on-
„ dergang heeft, dat u als dan ’t Fort in
„ aller haaft verlaten zult ,en aan geen vry-
„ pas van de Engclzen meer gedenken.-
„ Zulx gefchiedende, verbind hy zig, dat
„ niemand, nog groot nog kleen, in het
„ minfte eenig leed geichieden zal. En
„ zocr ti daar toe niet wilverftaan, het~
„ dan met de komfte der Engelzen, die
„ in aller haaft daar zullen zyn, te ver-
„ wagten hebt, ’t gene daar van te komen
„ ftaat. Waar mede hy u al te zamen
„ wenfeht geluk en heil. In >t H of van
„ Bantam den z Maart 1619.
Was getekent met Javaanze letteren.
K I A Y W A R G A .
Deze Kiay Warga, en nog een Kiay
Poetoe, zynde de overbrenger en beftel-
der dezes briefs, waren onder de Orang-
kays de genen, daar de Nederlanders wel
het meefte mede te doen hadden, als we-
zende beide groote Koopluiden, en de
eerfte daar en boven Sjahbandar , o f Ont-
fanger van *s Konings tollen en geregtig-
hedeöj en mdien het hen ook niet o ^ c
brak aan loosheid,om uitterlyk tevertoo-
nen het geen ze in der daad niet waren,
en daar door velen te bedriegen, die aan
hunne betuigingen van vriendichapenge-
negentheid wat te veel geloof iloegert,
hadden ze, boven andere Javänen, dege-
legentheid, om hunnen Koning, met aan
hem dagelyx berigttc geven van het voor*
naamfte voornemen der Nederlanders, en
wat op der zelver hart lag , een byzonde-
ren dienft te doenj maar gelyk de door-
trapfte bedriegers zomtyds nog wel eens
mistaften, en in hun eigen ftrikken ge-
vangen worden, zoo gebeurde het nu
ook met den gemelten Ontfanger Kiay
Warga, de welke ongetwyffela, by den
bovenftaanden zynen brief, met geen andere
meening zoo breed had gefproken van
het quaad voornemen der Engelzen, en
hunne gedaane verzoeken aan den Koning,
van ons kafteel tot jakatra te mögen aan-
taften, als alleen om de onzen daar door
te cerder te doen befluiten,enverftaantot
de begeerde overgiftc: want in het ant-
woord-briefje, dat aan hem geichrevenen
nog
g r o Ist d - V
dIen zel',i:n aTOnd “ Bantam voort-
m m«r f è " ? “ wierd> «Btlaardcn die van het
aangeport a‘^ee*, dat, vermitshurine voorigevreeze
iyn . om om van de Engelzen aVerweldiga en qua-
fort « v e r 7 gehandeld te werden, na hetlezen van
weeren. “ n gemelten zynen brief, zoo zeer was
vermeerderd, zy riu geen de minile genagten
meer kbnden hebben,dm hun Voor
het dreigepd gevaar z<jb bloot, en op zee
begeven : en dat ze ook genoodzaäkt
zouden wezen, hun ään land in wat becer
ltaat vao defenfie te ftellen : onvermiii-
derd de vrède en vriendfchapmetdén Kd-
mng van Bantam, die ze altyd zondeti
Vbfliyirvrpenn breinir»a kgt..e nV,:e n o1m1 rt rentiw ien,zy v.er- J O j —* a**—avUb W1U1LV VCi“
zogten, dat hy Kiay Warga hun dogbe-
he^de te excuferen, als volgens zyn eigen
Ichryvens beft wetende, hoe zeer de Engelzen
op de Nederlanders verbitterd wa-
ri^h j. en dat ze zieh opzee buitenhet Ban-
mmze gebied, niet zöuden ontzien te doen,
het geen ze nu te lande, uit ontzag van
deö Koning, fchenen ha te laten.
Wegens het verblyf van de Bantamze
Vrienden,Hendrik Janszen, en Abraham
van üffelen, verzogten zy mede, datdeKo-
ning zieh niet wilde verltooren : alzoo hun
vertoeven maar alleen was na eeq open-
baar befluit van zaken, zonder het welke
2y; gaarne weder zouden te rüg kee-
ren. En eindelyk verzogten de onzen, dat
Kiai Warga van hun, tot een teken van
opregte genegentheid voor zieh zelven
wilde aannemen een lang gegraveerdroer,
en dan nog als een gefchenk aan den jon^
gen Koning ontfangen,en aan denzelyen
övergeven een fchotel met een lampet,een
uitmuntend verlakt Japans tafeltje,eenge-
graveerd roer, eh twee pakken kleeden.
Aan Pieter van den Broeke, enKorne-
lis-Houbraken, wierd als toen mede een
kleen brief je gefchreven, en daar by be«
kend gemaakt, dat Henrik Janszoon, en
van Uflelen, al vry wat befchroomt waten,
om weder na Bantam te keeren, eh
het in *t kafteel tot Jakatra nog wat zouden
blyven aanzien. En met deze twee
briefjes keerde de gemelte Kiay Poetoe
weder te rüg na Bantam, waar op z da-
gen daar aan, nog een ander briefjevdg-
de, beheizende ten principalen een betui-
gingvan hun verlangen na tydinge, dat
de Koning van Bantam hun het voorge-
ftelde, om tot de komfte van de Heer
Gouverneur Generaal in »t kafteel te mögen
verblyven, zou hebben ingewilligt,
en t welke gaarne bekenden,dat hun veel
aangenamer zou wezen, als te moeten af-
wagten, het geen de Koning en de Engelzen,
met hunne t’zamengevoegdemagten,
mogten komen te onderneraen; dog
anders uitvallende, Zouden zy zieh zulki
konnen troö^en» metvertrouwen,
dat het zieh dan ook nog wel ten beften
zou lchikken en toedragen.
È S T Ì N G. 453
Nu waren de kinderen weder mannen
en miflehien met hec bekomen buskruit
uit het oude eh aan degrond-gehaaldejagc
Jüelf wat ftouter geworden; welkeluimen
hun onder de flaaui^heitigheid, en vele
zwaarmoedige gedagten, nogal zomtydi
eens overqUaipen, en dan namen ook de
itilitaande fortificatie-werken , zoo met
horten en.ftooten, o f tuflchén-vallen en
| opftaan, weder hunnen voortgang. Zoo
dat het kafteel te dezer tyd, al vry ver-
fterkt was geworden: en men zegc,diat,
na den uitflag vanzaken, zommige luiden
een inbeelding hebben gehad, als dat de
belegerden,of immersde Raadsperioonen,
met hunne gedaane beloften en aanbieding,
om het gemelte kafteel ter wederkomfte
van den Heer Gouverneur Generaal Koen,
aan den Koning Van Bantamte Zullen over-
leveren, dp een Menniften-bedrog, o f
argje waren uitgeweeft, en dät zc hetzej-
ve,om woord te houden, wel zouden hebben
oyergegeven, dög met vernageld ge-
fchut, en na het buskruit nat ot kragte-
loos gemaakt te hebbeh, om al vöortmet
eenen, of kort daar aan, de Javänen
weder te konnen uit jagen: dan het is
noit zoo yerre gekomen, en dien vollende
pnflodig geweeft.
Van de aankomite onzer jagten de T y -
ger en Delf ter Reede voor Jakatra, kre-
gen de Engclzen zoo haaft geen tydinge,
o f quaraen daar op afmet 8 van hunne Het jag*
ichepen, die de onzen van *t kafteel in 5t
oog kregen den 7 Maart 1610, en als toen
ook moeften befluiten het aan de grond
ze zeer weinig uit
hadden konnen bergen,aan het vuurover
te gfeven, en met 1995* pikols o f244387^
pond peper te laten verbanden i en
op vercrokken de Engelzen met hunne
Ichepen na de Straat Sunda, zonder iets
het minile opgedaan te hebben, alzoo de
T ygef (gelyk hier voor is ;gezegt) zieh al
3 Gagen .bevorens ha Ambon , opdevlugt
hadde ;begeyen, uit vreeze, van niet l».
ter gehandeld te zullen worden, als de
zwarte Leeuw, die op den i y Decómber
1618 in de Engelze ftrikken geraakte, eh
kort daar aan ook verbrand is.
De onzen in ’t kafteel tot Jakatra,heb-
bendenu eenige dagen geen tydinge nog.
ichryven van Bantam bekomen, wifteö
niet wat ze daar van zouden denken, en
zynde ondertuflehen met hunne delibera*
hen over het aan te gaan verbondmetden
Koning; mitsgaders het opftellen derar-
ükelen, eindelyk op den 11 Maart 1619
klaar en gereed geraakt, zoo wierden hun
ten zelven dage, en al weder in handen
van meergemelten Kiay Poetoe (dienu als
de veerman geworden wasj twee briefjes
van daar toegebragt, het eene van den
Commandeur Pieter van den Broeke, en
Koopman Kornelis Houbraken, en hei
L U 3 an