
i(586. dcrs verdigt van de Swarten) met den rüg |
om hoog, maar met het hcx)fd na boven,
apparent, om dat al de zwaarte van ’t yzer
gewigt, by zyn lykgevoegd, na devoe-
te n g e z a k t , Qf m l , om dat’er niet ge-
noeg gewigt, omhemtedoen zinken, by
gedaan was.
W y ftaken by Teralta over, en qua-
men eindelyk den 31 April in de Baey, en
den eerften Mey ’s morgens in Amboina
voor *t Kafteel Vi&oria ten anker, alwaar
ik van den Heer Landvoogd, Robbert Padbrugge
, vriendelyk verwelkomt, en zeer
minnelyk ontfangen wierd. Z yn Ed.
Dochter , de Weduwe van de Heer van
Vliet, was ’s avondstevooren alafgehaald,
en aan Land gebragt.
's Nachts te vooren waren w y aan boord
door den Koopman Prooft, en den Werf-
Baas Verbürg (dat niet qualyk quam) bezogt,
die ons omtrent het inkomen in de-
Komft zen •^n^am noS ^ n o o d i g berigtgaf,
i„ Am- alzoo men hier al v ry dicht ( ’ t geen yfleboina.
ly k ftaat) längs de klippen henen loopt,
hoewel de neer’er ons weder afzettede.
De Hcm De voomoemde Heer Padbrugge , een
gebe™8" ^Ttz van zyne Studie, was een oehuwde
fchreven. Zoon van den bekenden Heer Peyrerius,
Schryver van het Boekje over de Prseada-
miten, aan wiens gevaarlyke gevoelens zyn
Ed. mede vaft Was, waar överzyn E d .,
en de oude Heer Rumphius, die ditTra-
¿b^t van Peyrerius had , kort voor myn
komft , op ’t Gebergte van Soya een he-
vig gefchil hadden ; gelyk die eerfte
Heer niet lang’er na, door ’t vallen van
een zeer kouden ilagregen, die hy niet
ontwykenkon, lam wierd, hoedanig zyn
Ed. 00k in Holland gekomen is.
Na die gefchil was ’er tuflehen deze
twee Heeren noit de rechte vriendfchap
geweeft. Ook was die Heer Landvoogd
in ’t algemein, ’t z y by de Amboineezen,
’ t zy by de Borgers, niet zeer bemind, zoo,
om dat hy wat wonderlyk en eigenzinnig
van aard, als om dat hy wat te arbeidzaam
na hun zin, was.
Ik heb zyn Ed. dus menigmaal op de
weg na den Olifant in deheetezon, zon-
der Zonnefcherm o f Lyfwaeht by zieh,
alleen ontmoet, bezigzynde, om’ teenof
’t ander na te meten, en dien weg na de
R i vier uit te roeyen.
Echter was aie Heer in zieh zelven
door en door een eerlyk man , die onbe-
iproken en deugdelyk leefde, zyn Ampt
zeer neerftig en opreeht bediende, en niet
minder dan inhalendeof baatzugtig, waar
van zyn E d . veel doorflaande preuven in
myn tyd gegeven heeft, zoo m het Gerichte
,. als by andere voorvallen , waar
van hy zeer ftil veel geld trekken k on ;
dog ’ t geen zyn Ed. zeer edelmoedig wei-
gerde.
Den eerften dag o f twee na myn komft
I bleef ik by inyri eenigen te dier tyd hier I^ 6 .
gevonden Amptgenoot, D. Cornelius van
der Sluys, een vroom man; dog van zeer
weinig ftudie en gaven ; die hier van
Krank-bezoeker tot Predikant, om zyne
Maleytfche Taal-kunde, gevorderd was.
Ik bleef by zyn Eerw. tot dat ik gele- Waar
genheid kreeg, om my met myne goede- web de
ren in een ledig Huys van den öuder- ^ * 7 vcr
ling, den Heer de Ruyter, te begeven, nedetC
waar in een jaar en drie maanden tot myn zetre.
groot genoegen w a s , bevindende Amboina
vry beter, dan men het my op Batavia
afgemaäld had.
Het Regen-Moeflon begon op den zel-
ven dag, als ik aan Lahd ftapte , en hoe-
Wel de Heer Padbrugge hier goede envry
breede ftraten gemaakt had, moeftmen in
dezen Regen-tyd nog al meenigmaal tot
over de enklaeuwen doo rd eity k tredeh,
waar tegen niet beter ,dan een goede over-
dektc Draagftoel, is.
Behalven de ftraten, eerft nieuw door
den Heer Padbrugge aangelegt , had zyn Ed.
pas te vooren begonnen de Stad met ron-
de Wallen aan de Land-kant te omringen,
en aan de Zee-kaqt met Bamboezen- Böbbers
, ofFuyken, met Key-fteenen gevüld,
te bezetten , welk laatfte niet alleen voor
onnoodig, maar ; by tydeü van oorlog, öok
.voorzeernadediggehouden wierd, oehal-
ven dat dithet Stränt gehed ontderde , en
alhet fraey gezicht van de Zee ons aldaar
benam.
Om ’t graven van die Wallen, en voor Werken
al om ’t graven van die Vaart by de Pas y?n de
Baguala, vendoekten de Amboineezen zyn pjabrafi.
Ed, w d duizendmaal, hoewel die Wer- gc.
k e n , indien zy .maar wel onderhouden
hadden geworden, in zich’zelven zeer piy-
zely k , en vän veel nuttighdd waren, ge«,
lyk zy daar na zelf, voor al ontrent het
laatfte werk, bekennen moeften.
Ik zette my ten eerften met veel luft en
yver aan ’t leeren der Maleytfche taal, ne-
mende ondertuflehen Sonaag ’s morgens
den Duytfchen, en de Heer van der Sluys
’s namiddags den Maleytfchen dienft, ieder
in zyne Ke rk, waar.
Myne Leermeefters in deze taal waren de Des
Heeren Rumphius en de Ruyter, behalven Schry-
dat zekerBoek, my door den Heer Ä/mfc vers yver
vereerd, my hier ontrent veel dienft deie, Jendet"
door welke behulpmiddelen ik daar in zoo Maleyt-
verre toenam, dat ik den 2 Auguftus, by ftbe mli
de komft van den Heer Lobs, die uit Ter-
nate, over Amboina na Batavia vertrok,
en nu eenige weken hier bleef, openbaar
voor zyn Eid., den Heer Padbrugge, en de
ganfcheGemeynte hier * in ’ t laag Maleyts
predikte.
De Heer Padbrugge had den Heer Bafiing
en my pas bevorens afgezonden, om zyrt
Ed. van boord a f te hafen, en na dien tyd
gelegenheid gegeven, om alle de verma-
ken,
1686. fcen , die zyn Ed. dien Heer by zyn verb
ly f hie,r aandede, mede by te woonen,
Heer dat my in ’t leeren van deze taal riog zeer
Lobs veel belette, en egter, was ik ih dezelve in
hier. ¿je weinige voomoemde maanden voor
zyn komft. zoo verre geraakt, dat ilc in de
maand Augpftus zoo aan ’ t Kafteel, als
buiten op eenige Dorpen, daar w y te Paard
na toe gingen, .verfcheide reizen den dienft
in de I^^yriclie, taal waamam. En de
tegenwoordigheid van de Heer Lobs, die
my . ettelyke reizen met veel genoegen
hoorde prediken, is oorzaak geweeft, on-
derfteund zynde door de gunftige mede-
getuigenis, en ’ t voorfchryven yan den
Landvoogd, Padbrugge, en den Raad- van
Amboina, dat haar Hopg-Edelheden my
op myn verzoek, daar ilc anders maar 80
Verbete- Gulden ter maandwon, nu, om deze my-
ringvan nen yver, ert zoo fjxjähg bekomen be-
quaamheid in die taal, iq o Gulden ter
versbe. maand toeladen, om daar voor myn loo-
zolding! pend verband van v y f jaaren uit te die-
nen.^
Staart- B y ’ t aanwezen van den Heer Lobs
*\er°e’ in . Amboina wierd’er een Ster met een
bleeke ftaart den i y AugufH in de ;mor-
gen-ftohd i .wat ten Zuycfen van de Gordel
van den grqoten Reus, .zoodanig dpor my,
en anderen j gezien, dat de -ftaart zieh na
’ tWeften d r a e id e d o g z y vertoonde zieh
maar weinig dagen. '
Droevig- Op-den 3 September wierd door den
fcheids- HeerrP ^ r»^ ^an^flchd d sTma ai ,• weinaal.
gens ?t VertiSR van deh*HeerftL o ff,: ge^^
ven^ en- zoo. ^s-, de: gezondheid yan Haar
Hooe_ Mög. gedronkeh wieray en de eer-
fte ^^Soot met een Prince-Stukje gedaan
zou werden, fprong ’t zelve ( fchoön twee
a drie uuren bevorens nog beproefd , en
wel bevönden, ) in eenige ftukken, van
welke’er een viel op ’ t Hollands Kerk-
h o f e n een in ’t Zieken-huy s , te dier tyd
nog zyride daar nu ’t Stadhuys is, mid-
* den tuffchen- de Zieken in ,. zonder daar
nogtans eenige, fchade te doen j maar door
de Broek vafi ’t Sttikje was deKonftapels-
Maat , en nog een, dood geilagen , eneen
van de BoiTcfieters zwaar gequetft , ’t geen
d e . vreugde in een neerflagtigheid veran-
derendee, gelyk ’er ook niet meer gefpho-
ten wierd.
Veele van de vermogenfte Compagnies
Dienaaren, en Vryborgers, vooral ae Heeren
Bafting , van Schure , de Borger-Kä-
piteynen, de Heeren Henrik^Leydeiner, en
Joachim Engel, mitsgaders de Borger-Lieutenants
, Henrik^ Lepper, Hans Gr00, Eratd
Maartcnszjen, en meer andere, hadden dien
Heer ook deftig onthaald , zommigen in
hunne Huyzen, anderen op hun Land.
Kapiteyn B y gelegenheid van dat w y by den
de Moor pjcer Bafiing waren, rczen’er al eenige
woorden tu0chen den Heer Padbrugge, en
Kapiteyn 4t M w , en b y ’ t t’bnys br-engen
van dien Heer quamen die zòo hoog, i'686f
aat die Kapiteyn om zyn verloffing verzogt,
en die ook kreeg j hoewel ik geloov
e , -dathynàderhandberouw had, enzyn
Vrouw nog meer. ; , T !
Wanneer de, knoddigp Lepper zyn Ed.,
nevens ^lle de voomaamfte Lieden », Pp en ^od-1
zyn Land aan de" overzyde zeer deftigont- dige
haalde, en men nu al veel. gezondheden Dronk,
edrpnken, en wakker daar. op gefchoten
ad , zeide de Heer Lobs tegen - hem :
W e l Vader Lepper, g y hebt ons nu zoo
deftig onthaald , en paar zyn reeds zoo
veel gezondheden eedronken, en daar en
is op u , pnzen noblen Tra&ant, nog niet
eens gedagt. waar op Lepper , juift toen een
Glas met W yn in zyne hand hebbende-,
zonder zieh lang te bedenken, tegen zyn
Èd. zeide, Avous myn Heer Lübbes (niet •
Lobs) dat zal myn gezondheid zyn 5. en
fchreeuwde, zoo als hy drinken zoua tegen
zyn völk, die op ’ tGefchut paften,
Jongens,. geef vuur..
De Heer Lobs, en i k , die ’er b y ftond,
konden ons, om ’s mans openhertige eei\-
voudigheid, niet bedwingen vän hieroygr
eens heitelyk te lacchen^ en wylietenhem
in zynen eenvoudigen yver voor^aan, in
de drift, die hy. betoonde om te zorgen,
dat" yder dit Glas dog nitdronk. g j ,
De i^ett Lobs quam ook my in ^t-byT
zonder bezoeken ; dog ’t was liem * . •
de een. Heer, die in alles * dat hem niets
koftte ^zin had , om myn .'fraey0 Handr
y,ioqii,r en Va^rjandze Snaren ,d ie h y wift,
dat ik redelyk,veel, en goedà had, alléen
te doen, gelyk h y m y me ook zoo vrien-
delyk en vrymbedig verzogt , dat ik hem
die, fchoön met veel ongeneugte, daar hy
zeer gemakkelyk over henen irapte, over-
geven moeft> alleen ’t vermaak nog yan
een Muzycqje aan de Heer Padbrugge?*
Huys ’er mede genoten ,. en duizend be-
ioften , daar niets op volgde , bekomen
hebbende.-
Den 4 September geleidde de Heer Landvoogd
Padbrugge aezen Heer na boord,
verzeld van de aanzienelykfte dezer Pro-
v intie, van waar w y , na . zyn Ed. een
voorfpoedige Reyze gewenfcht te hebben,
ten eerften weer na Land veftrokken', zien-
de zyn Ed. met zynen Bodem, in gerel-
fchap van ’t Scbeepje Nederhoift, na Batavia
’ t Gat van Ambon uitloopen j dog
a f en aan ’ t zelve nam hy , al,voorby zei-
lende, nog 100 Sokkels Foely uit twee
Chaloepen, binnen 24 mylen uit Banda
gekomen, zeer ipoedig over ^ en veryor-
derde toen verder 'Zyne Reyze na Batavia,
daar hy den 19 dito ten anker quam ; en v.
van waar zyn E d ., na zyn kpmft vän de
Weft-kuft , in hope . van Landvoogd: van
Amboina te zullen werden-; ( ’ t geen hem
mifiukte ) in ’t brede aan my fchreef, hop
men hem mifleid had.
In