
n 8 d e s s c h r y v e r s e e r s t e
i 694. geboeide, handen, zoo veel hem nog rtlo-
gelylowas .tot nadeel van zyn Schip«
per willende gebruiken , had hy al de
vewv y 'die daar bereid ftond * om het
Schip, en eenige nieuwe riemen voor
de Schuyt, wac net op te fchüderen , en
om Zop wat fraey opgedaan aan de Kaap
te verichynen, over boord geworpen, en
qok al die riemen den zelven weg uitgezon-
den j ’t geen den Schipper daar na zecr ge-
freten, en oök Verlegen gemaakt heeffy
dewyl hy ten eerften geen andere verw,
g f riemen krygen ltonde.
. ’s Morgens, na dat hy wat uiügewaakt
(Wänt daar viel geen flapen van) en £yn
boöze.. moed nu eenigzins aan die verw,
en riefnen, gekoeld had , böod hem de
Schipper, tegen verdere moeite ziende,
de V rede aan , vraagde hem , wat hy nu
wüde. o f ’t hem beter behaagde, dat hy
een Sjouw waeyen liet, om aan den Admiraal
over hem te gaan klagen, dan o f
hy ’t wilde afdrinken.
g Klagen, zeide hy j waar op de Schipper
* ziende dat hy nergens na luifteren
wilde, een Sjouw waeyen liet, en na den
Admiraal v o e r , om daar (gelykook ge-
fchiede) in de by een geroepen Vloots-
Raad over hem te klagen,,en te verzoe-
ken,, dat hy verplaatft mögt werden.
De Admiraal, en zyn Raad , vonden
den Seur volkomen ichuldig, en ’ t befluit
Was w e l, dat hy zou en moeft Verplaatft
Werden ; maar niemand wilde hem heb-
ben , tot dat eindelyk de Admiraal , o f
wel eerft onze Schipper, uit vreeze voor
hem, zoo hy hem 00k weigerde, zelf om
hem verzogt, en den zelyen (dt geen regen
alle reden was) in myn Logement in
de Kajuyt', m y , en myne Familie, ne-
vens den Onder-Koopman, van den Heer
Dire&eur verleend , plaatfte, waar tegen
ik , ¿pitn Seur niet dan te wel kennende,
protefteerde, zeigende, dat, had hy om
hem verzogt, dit tot myne laften nietwe-
zen moeft, maar dat hy hem dan in zyn
Kamer veel gevoegelyker plaatzen kon,
aangezien ik vreesde, dat hy , die een
groote Hoerenbrok was , my moeite on-
trent een Meyd, die ik,om op myn Kind,
maar thien raaanden oud, te paflen, me-
degenomen had, baren, en dat ik mydan
genoodzaakt vinden Zou, aan den Admiraal
daar over te klagen.
Waar De Schipper, met den wellten ik an-
Schry- ^ers in vriendfchap was, en verder zogt
▼er yeel te blyven, bad my, dit voor weinige da-
overlaft gen, alzoo w y haaftaan de Kaap zynzou-
leed. den, in te fchikken , en dat hy dan be-
zorgen Zou, dat hy op een ander Schip
quam. Ik nam dit wel aan j maar daags
daar aan hadden w y ’t leven al gaande,.
vermits hy myn Meyd, terwyl w y boven
waren, eerft met goede woorden, daar ha
met aanbieding van een zak geld, en ein- .
dcfyk , als zy dit afiloeg, met geweld,
getragt had tot fzyn viiylen wii te kry-
j gen , ’t geefl hem egter zeer quälyk beko«
men was , vermits hy , gelyk hy daar aan
toonde, van haar al vry vinnig in zyneri
arm gebeten was. ,
Dfe Meyd , hem dits ontWorfteld zynde,
quam boven aan om klagen, en kort
daar aan quam hy mede, icnelderide haar
wakker,, leidende , dat zy hem zoo gebe»
ten had, en my vef Zockende, dat ik haai
daar over wilde ftraffen,
Ik zeide, dat hy zieh die beten niet al**
leen op den hals gehanld, maar dat de
Meyd ons öok berigt had , waarom zy
hem zoo gebeten had ; dat het zoo verre
van daar was, dat ik haar daar over ftraffen
zou j dat ik ter contrarie haar voor-
ftaan , en wel emftig by den Admiraal
over zyn geweld, en gödloozen äanffag,
quetzende de vryheid van myn verblyf
klagen zou j gelyk ik oök aanftonds gan
den Schipper verzogt , dat ik met de
Schuyt na den Admiraal varen mögt, om
te verzoeken, dat hy ©p eefi ander ScSip
mögt geplaatft werden.
Dog hoe zeer ik dit verzogt, ik zag
w e l, dat hy den Schipper onder zyn onfe
zag zoo verre had, dat die, in plaats van
zyn vertrek te beVördereü, door zeer
vnendelyke bede maar tragte my zoo lang
te verbidden, tot w y aan de Kaap mog-
ten gekomen zyfl, gelyk ik 00k dit ZOO
lang inichikken moeft , bezoigende, dat
hy geen gelegenheid meer had , ;öm die
M e y d , hoe z e e r h y dit z o g t , weer te
können moeyen.
C)p zekeren tyd met onzen.Schipper, den
^der-Koopman , Owtv.rkcrk. f dn den
Wondheelcr, na ’t Schip, waar op de
Heer Kofierus, en Schipper Vlaminr . de
(Jude was, op een Gaftery gegaan Zynde,
verzogt ik , onweer te gemoed ziende, on-
trent vier uuren te mögen vertrekken ge-
y gefchiedde. Ondertuflchen begon net
zoo te waeyen, dat de anderen ’erniet al*
leen dien avond , maar nog wel agt da-
gen blyven moeften, en toen zy nog waag-
den om met de Schuyt na ons Schip, cSt
k ° it agter ’t andere was , tegen ’ t vallen
van den avond te komen , zoo was het
met het uicerfte gevaar, alzoo w y , om
de holle Zee, de Schuyt meenigmaal niet
zien konden, en zouden 00k eindelyk nog
't Schip niet gekregen, en zekerlyk alle
verdronken , o f ons misgeloopen heb-
ben, indien w y *t flikkeren vafi ’t licht
in een Lantaarn, die Zy by Zieh hadden,
niet warengewaargeworden, en daarop
(dat maar eens zagen) na hen toe gehou-
den hadden.
Voor onze komft aan de Kaap riep hy
eens in ’t midden van de nagt zeer ver-
baaft den Onder-Koopman Onu/erkerf^ die
hy wel wift zeer bang voor ipook tezyn,
met
1^94.
U Y T- e N- T H U Y S - R E Y Z R
169jS met het maken van een grooten alaim,
wakker , die, verbaaft uit zyn flaap ge-
. ichoten zynde, hem vraagde, wat hy be»
geerde? Ik zie daar, zeide h y , aan uw
voeten-einde een naakt Vrouw - menfeh
met lang hangend hair , doodelyk beftor-
ven zitten , en heb my verpligt ge-
agtutewaarichouwen. Ouwerker^ ichoon
reeds de frifte niet, fprorig vliegende uit
zyn bed, vragende doe waar zy was, hy
zeide, aan uw voeten-einde, dog niemand,
dan h y , zag ze ; en ik hield het voor een
van zyn ouae grillen, omOuwerkerkjayaax
bang te maken.
W y quamen dan eindelyk den 2,6 Fe-
briiary 169f . aan 'de Kaap j dog ik zag
w e l, 'dat de Schipper dit werk , zonder
iets van zyn verplaatzing te reppen , uit
dezelve voorige reden fleuren l i e t ; wes-
halven ik aan den Heer Landvoogd van
der Stel 9 en onzen Admiraal, over hem
klaagdo ,'*en 'v a zo g t, dat hy op een ander
Schip mögt geplaatft werden.
De Admiraal, die hier al kennis a f had,
beveftigde niet alleen myn zeggen, maar
zeide tegen den Heer van der Stel, dat hy
vreesde, dat .hy hein nog geboeid in het
Vaderland zou moeren brengen ; en, na
een kort geiprek hier over, werd my van
haar Ed. Ed. toegezegt, dat hy (daarnu,
by de komft op den i z Maart van het
Schip de Berkel van Batavia, en 00k die
der vier_Ceylon(che Schepen, Yllelmon-
d e , Meydregt, de Moer-Kappel, en de
Maas, - die ons 14 daggfl^jaHgsg^alLfiSs.
dagt •'Heden‘iblyven, vry ofecer gfelegcäiheid
^töe was) öp een ander Schip
ten eerften zou gezet werden, gelyk 00k
niet op een, maar op vericheide Schepen
b y zyn aanwezen aan deKaap,gelchiedde.
H y was zoo ras niet verplaatft, o fh y
quam aan boord by myn Vrouw, vraagde
na m y, dog myn Vrouw zeide, dat ik
wat ruftte. -
H y zeide, dat hy my anders quam bedanken
voor den dienft, dien ik hem ge-
daan had, met zyne verplaatzing zoo wel
te bezorgen, dat hy hier geen gelegenheid
had, maar die in *t Vaderland hoopte te
krygen, om my dit te vergelden. •
Myn Vrouw , die dit vergelden wel
verftond, zeide, dat zy zieh daar zeer wei-
' nig aan lcreunde, en dat ik daar immers
zoo wel raad met hem weten z o u , als
hier, bly zynde, dat w y van hem ont-
flagen waren.
Geduurende zyn verblyf op onzen Bo-
dem, hadden w y hem nu en dan vericheide
gevallen van zyn los leven hooren verha-
len. Onder andere zeide h y , dat hy,
der Schip nog in 't Vaderland, en door zyn Vader
plaatzen. tot Delft in een Beterhuys gezet zynde,
nevens nog een ander Perzoon, daar
met hem zittende , befloten had den
Baas, als hy op zekeren dag hen zou ko-
IV. D e e l .
D e
Schry-
verdo ed
h em op
e en anmen
opfluiten , den hals te breken; dog 1^9S*
dat, door de fchielykheid van dien anderen
ontdekt zynde , hy naderhand gelegenheid
kreeg, om in zyn Onder-kleede-
ren boven door het Dak uit dit Beterhuys
te breken, en zig door het naaft daai
aan gelegen Dak , zynde dat van een
Engels Predikant, op deszelfs Zolder on-
trent middernacht zoo onzagt neer te laten
, dat de Predikant, op zyn Kamer
nog zittende , en dit hoörende, na buiten
ichoot, en, denTrap willende opkl imm enj
en onderweeg hem by dc lurven krygen-
de, met hem in’t worftelen van dien Bo-
ven-trap na beneden, en nog een van zyn
Zoonen, die den Vader helpen quam, on-‘
der de. voct rolde, waar by voor hem
( Boekhouder) nog dit gelukquapa, dat,
iemand der Huysgenoten de Vöor-deur
open gelaten hebbendc, om de Buurenop
te roepen, hy dus gelegenheid kreeg, om
met aer haaft buiten de delir, en de Stad ,
te geräken , wel vaftftellende , dat hy
haaft van de Dienaars van den Schöut zou
gevolgd i en opgezogt werden.
Om daar voor zeker’ te z y n , verborg hy Verdere ’
zieh op ’t Veld agter eenige Takkeboi- vand^
fchen, en zag die Jantjes Wel' haaft voor- zen Seur»
by fliarcheeren j weshalven hy wagtte,
tot dat h y ’er geen gevaar meer in zag j
liep toen ’t Veld o v e r , quam in zyn Ge-
boorte-plaats, ichelde aan zyn Vaders
Huys aan , en vraagde aan de Meyd , o f
hy t’hiiys- was j dog hoorendCi dathyvan
Huvs was n -ftapt&.hv/ zeer viwmoedig m,
tc g "d eM c y c i, <3arh y deZoön van
’t Huys, en wel die geene was, die te Delft
in ’t Beterhuys gezet was; maar dat z y
Tzyn Vader, als hy t’huys quam, zeggen
kon, wat zy gezien had, en hoe hy gebeterd
was. Hier op • nam hy al het Tin,
en wat hem maar voor dehand quam, en
wierp het in de Gracht, o f ’t water agtef
dit Huys, en ging dus weer heen. Daar
op wift h y , völgens zyn zeggen, 00k een
middel te bekomen, om by zeker Koop-
mante Leyden, op zyn Vaders naam, e lf a
twaalf honderd Gulden te ontfengn, en be-
gaf zieh toen twee jaaren in eens vreemden
Vorften dienft, na welke hy zieh genpod-
zaakt vond na Indien te varen; alwaar hy
noit langer dan zes weken op een Schip, o f
anders 00k vericheide maalenäanLand, o-
ver zyn dertelheden, in ’t gat, en in handen
van den Fiicaal geraakt was.
Dus had hy op zekeren tyd, voor Colombo
op de Rheede leggende, de ftout-
heid om zynen Schipper, N . Klaarbout%
een zeer fors man , om dat hy hem ergens
over beftraft had , goeds moeds een fuf-
flet te geven, dat hy tegen het Dek aan
tuimelde, niet afwagtende, dat de Schipper
opftond, omzichte wreekenj die w.el
over hem b y den Landvoogd klagen g in g ;
maar niet anders verwerven kon,' dan dat
R men „