
oö h k y
A«, iiiov Ferlech lag in‘t gebergte, ’t warenru-
we Afgodifcfe menfchen,die al aanbaden
dat hen eerft voorquam; ook waren het
menichen-eeters ; dog die aan ftrand woon-
den, waren Mohharamedaans.
• Het Ryk, Basman erkende den grooten
Cham voo? zynen Heer, aan welken zw
niets, dan geichenken van wilde beeilen ,
zonden'i, en zy leefclen ook als de beeilen.
Hy was vyfmaanden in ’t Ryk Sama-
ra geweeft...Het zyn, zegthy,meniehen-
eeters., en zy moeften zieh met houte ve-
ftjngen tegen hen wapenen. Men ziet
hier de Noorder-Beeren niet, en het zyn
ook Afgoden-dienaars. Dragojam was ook
vol wilde Afgoden dienaars. Zyfinoorden
hunne zieken., die hen deDuivelzegt,dat
hiet zullen opkomen, en zy kookten, en
aten die op.
Die van Lambri waren ook Afgoden-
dienaars, oerglieden, van welke zommi-
gen ftaarten als de honden hadden.
In Fanioer groeide goede Kamfer.
Dit is wel een mager en ibber verhaal
van Zoo grooten Reiziger, die 17 jaren den
grootenQham vanTartaryen had gediend,en
Zoo lang op Java geweeft was. Hy zegt ’er
ohs weinig, dog alles zeer verwerd,enzoo
duifter daar van, dat wy daar op jegenwoor-
dig niet wel te recht geräken zouden.
Eniwat Hieronymus van St. Steven, een Ge-
Hicrony nuees, die met Nicolaus Paulus deVene-
nms tan ¿aan (yader van Marcus Paulus Venetus)
A’ 1C70 ^°* I J,^9 ondernam, en A#. 1270
van Java’ daar &hynt gekonaen te zyn, fof wel Ni*
zegt. colaus Paulus Venetus*, uit een brief van
dien Hieronymus , om aan hem berigt van
zyn reize tp geven) zegt van Groot Java,
dat de Paradys-vogel daar valt, enaltyd op
de boomen ruft feen grove mifllag,gelyk
wy onder de ftofie der vogelen elders ge-
toont hebben) en dat het vlecfch ’er af
niet gegeten, maar dat het vel en ’t hoofd
tot een hoed-cieraad gedrage-n werd.
% Vyftien dagen hier af, zegt hy, leggen
tweeEilanden,Sandaifdaar hy mogelykBan -
damedemeend) daar de Noren-muichaten
en de foelie valt, en Bantam, daar de na-
gelen waflehen, en die men van daar op
Java brengfc Een verward verhaal, daar
mede niet uit te komen is, en dat by my
maar voor enkel grolwerk te boek ftaat.
Bericht der Volgens de oudfteyerhalen der bdlbe-
S lST d it drevfne Javanen “ de zaken van hun land,
Eiland. zf?u ^et .°P d‘r Eiland over 300 jaren nog
alles Heidenieh, en’t land onder vy f vor-
flch verdeeld geweeil zyn.
Wat aangaac dat zy toen Heidenieh waren,
wil ik gaerne van de meefte geloo-
ven i dog uit het verbaal van Marcus Paulus
Venetus, aanftonds gcdaan,blykt,dat
de ftrand-Volkeren van Ferlech, in zyn
tyd al Mohbammedaanfch waren (datnog
wel 40 jaren verichild) behalven dat hy
rin groot Java zegt, dat’er toen maar een
v 1 ü ß , V a ,N
r Opperkoning was, waar in iknogtanige- % 130*1
loove, dat hy mede dwaald. A«. 1-304 I
waren de Javanen onder de ye. Ternataan-
iche Koning, Comala, al inTemate,ge-
lyk ook A°. t 32» onder Sida Aarif Ma-
lamo, de 7*- Koning, en zoo vervölgens
ook A°. 1343 cn onder Gapi Mä-
lamo de ie. ö f de 14* Koning van TeF-
nate,
Het is zeker, dat’er van ouds , de Java- Hctg«a| I
nen nog Heidenen zynde,. hoewel toen det KoiJ
eenige ook al Mohhammedaanich geWor- I
den waren, vyfof zes magtige Köningen 1
geweeft zyn, als de Köningen van Giri
(ook wel Soefoehoenan CJiri genaamd) die
van Galoe (die wel de magogfte fehynt
geweeil te zyn, cn in de Priangze landen
zieh onthield). die van Madjapahit (datag-
ter Soerabaja ontrent Djapan plagt re leg- I
gen) van Padjang (niet verrevan daar mt
Mataram, of Kartafocra is, zyndc van ouds
drie mylen van ’t laatfte gelegen) vanDa-
mak, en die van Padjadjaran, naderhand
’t koninkryk van Jakatre genaamd. (Bni-
ten welke egter nog eenige andere komii-
gen op Soerabaja, Paflarocwan, Tocban,
Panaroekan, Balamboang, en dders,waren.
Hoe deze Köningen naderhand aUeori, Hnhia I
der den Keizer van Java geraakt zyn,, en nanicn- B
hoe die hun Hof tot in den tyd van Soc-
loehpenan. Tagalwangi opPadjat^gehon-
den hebben, zullen wy in het vervoln
klaar zien. -
Zy wierden toen nog geen Köningen,
of Sulthans (waar door zy nog; wa» meer
verllaan) maar alleeu Kijaij&dee,datis,
Grooten Heer, genaamd,
. *TC dier tyd was de (lad Tsjenbon nog sjeidi
nietinwezen, veel min bekend, alzöcrha f 1" 1'“ W
toen niet als een wild en wodl bofeh,a“ hoi,I
zondervolk, ofzonder Koning was. m op'iInlK
Ontrent deze tyd (dat, na de netilere-van • - 1
kening, A”. 1406 geweeft, en nn z t i 1“ 11’ I
jaren geleden is) quam hier een Arabrer,
Sjeich Ibn Moelana, die ook wel Ibn m
rael, en van andere wecr Machdtem ge.
naamd werd. Dat Sjeich in ’t Arabifch
den Eerwaardigen, cn Macbdoem, den
Heer betekend,hebben wy bevorensaüge.
zegt; dog Ibn Moeianä, en Ibn Iftsia,
(namen, die hy mede voerde) betekenen
den zoon van Moelana, o f den zoon van
Ifrael.
Deze Eerwaardige Heer dan ,denMoh*
hammedaan van Godsdienft, was uit Ara*
bien eerft op Atsjien, een ftad, enRylc,
op Sumatra, daar na op Paß, toen op
Tsjampa, daar na op Djohor geweefl,cn
emdelyk op die plaats, daar Tsjeribon nu
is, gekomen,alwaar hy zig zelven op zeit
cren berg vol Djati* boomen nedergezet
had , leidende daar een zeer eenzaam, dog
heilig leven, waar door hy mettertyd vetd
volk,dat hy in denMohhammedaanicheii
Gods-
A*. 140^. Godsdienfl onderwees, derwaards trok.,
Oai htfn-.tö'eer daar toe te bewegen, gaf
hy voor, dat hem veele, ’t zy om zyne
höligheid, en godvrugtigheid, ’t zy om
; r s^ftikennis, gevolgt waren, hoewel ’t waar-
fchynelyk is, dat zy zeer liftig door hem
«riedegevoerd, en hier gebragt zyn, om
een aanhang te malten.
Pie t»d de Het gerügt van zyne groote heiligheid,
vanDamafc811 ^yZonderc ervarcnheid in degronden
en Padjang v*0 den Mohhammedaanfchcn Godsdienft,
zeer erva- quam ook den Kijaij Gedee van Damäk
reu bevon-(dje toen van cen groot vermögen was)
4cn werd. ^er tfpt&g die dir aan den Kijaij Gedee
Van Padjang bekend1 maakte, welke twee
Vorften te mar benieuwd waren , öm
dezen beroemden män te zien , en te hoo-
ren Ipreken, aangezien zy toen al Mohham-
ifledaanleh waren ; waar uit men dan zier,
dat men hem zoo zeer niet alsdengrond-
vefterj maar veel eer als dtngrootften' vöbrt-
planrer en doorzetter väii dien Godsdieilft
dp Java, aanmerkeh moct.
Kijaij Gedee'van Damalc verzogt dien
van Padjang, om mede derwaardstegaan,
en zy vertrokken zamen na ’t land yan
Tsjeribon, nemende veertig wyze lied'en;
die in de gronden van die nieuwe leere ;
zeer'ervaren waren , met zieh'. ;
■ Nadat zy nu op den Djati-berg gekö-
men waren »pndervraagdenhem deze'man-
nen over alle chegrönden ,en vondendien
Heer daar inzop-bedreven , dat zybeken-
nen moeften, ?dat dit Hunne verwagting
ieet verre te boven- ging.
J“v .X a V o f l f ’'Cl vanGaloh, ^ ’ died,dTaa rk conpn ibf ya fhf em1 dgee2k?o,tm'ieerei
cnPadja- zynde, betuigden over zyne komft zeer
djaranbe- verheugd, en over zyne zonderlingeken- I
kecrdc. nis en ervarenheid in den Mohhammedaan-
ichew Godsdienft zeer vergenoegd re zyn,
te meer, alzoo zy.nn hoope hadden, dat.
twee*¥orften, inr’t \Vcften vart -Java zig
onthouddnde,' de Princeh vaä Gälöh, a l
Padjidjaran gewaamd ' ’öiede tot de Mo-
hhammedaanfehe leere Bonden konnen ö-
Vn-gebragt werden, dat h-yteil eerften aan-
-riam te doen, waaf dbor hy de gunffivah
dfeze Vorften nog meer won.
S n‘ n HF S™g dan na de Gafoh^ of^Pa de
«erwierp. Pnangze landen, enna Padjadjaran, on-
derwees die Vorften, en .hunne volkeren,
in dien Godsdienft, en hewoog hin niet
- allcen, om de zclve aan te nemen •, maar
ookom zieh aan hem, als hunneii Gpper-
vörft, te onderwerpen.
Daar op keerde hy weder na’t land van
Tsjmbon, en gpf de Vorften van Damak
m Padjang kennis , dar die twee Vor-
ften yan Galoh en Padjadjaran niet alleen
oelydems van rt waar geloof gedaan had-
en; maar dat r.y ook zyn ondetdanen geworden
waren, op al het welke-zy hun-
ne- toeftemming gaven,
-k*'I.via IIhaaI . i
J i V A . 69
enzich zeer aan die twee Vorífeá a°. ¿40«.
wan* Daraak ¿n Padjang verpjigt agtendeyc wdk de
ging by deii eerften Prins ,en verzogt Hem, Vorften
uat ny al zyñe onderdanéh op het buiteru vanP arnak.
Tiof wilde-doen komen,-alzoo hy henietsgoedkeur8
van gewigr te zeggen had:' : den.
Hfet volk nu by een vemmeld' zyride, picyao
zéide hy tot hén: Ó!, alíe gy Ryksraden
en Volkeren van Damak , wy máken ur
lieden bekend, dar door de beftiering van
den AHerhoogilcn God üliecier Heer, Ki*
jaij Gedee van Damak, van dezen dag,in
deze maand, -cn in dit jaar, Sulthan van
Damak,Zal genaamd werden, hétgeendie
Ryksraden , en alle die Volkeren yaanftonds 1
toeftemden. ¡
Gelyk Hy aldiis Kijaij Damak tot een Tot Sul-
Sulthan, o f Koning, yerheven had, al-i}1*“8^ '
zoo dedie hy kort daar aan den Vorft van "
Padjang mede, quam met de nieuwen Sulthan
ván Damak by dien Vorft, en ftel-
de dien van Padjang eyen eens tot Sulthan
voor,
, ilat Sjeich Ibn Möeiäna dit tot groót
génoegen van deze Vorften verricht had
keerdfe hy weder na den Diati-berg,.en
wierd derwaards door de Ryxraden. van
beide die Siilthans met groote ltawe en
eere geleid.
_ Eert maänd daar na quamen beide deze Gelyk xy
Sulthans met een ftoet van tién duizend hem als
man^öp \ land van Tsjerdboii; gaven aaa Socfochoclbn
Iftael; mede een heerlykpeefnaam , fiel- " T u OC‘
den hem als den Soeibehpsnati o f Keizer
Van den Djati-berg vóor, en keerden toen
beide ha nun land.
Ontrent drie maanden daar na veríche-r HndeSra¿
nen gezanten van beide deze Sulthans by Tsj«r*hon
den nieuwen Soefoehoenan, braeten van vo?T hcm
f f £ rani i ° Ä creIl y f ^ ie sd u a en im a i.S b S ' .
mede , en ráyen laft aqn dc. zelvc, om ceh ,
benumrde ftad hier te bou wen, die acht uftä
hpnddfti .yädem lang, cp B B , en w¿ú
vande'M'udfcn twee vadem 'dik, en dris’
TOdem hoog zouden zyn. Öft wierdaaS-
ftojds bégonnen, en na dat die Bad volr
toid Was', is zy Tsjeribon genaamd.
. Hy zbhd daar op die gezanten weder na
hunne Sulthans, en gafeen btief aan,ip-
der. van Ken mede, qm hqn voor deze
gunft en hulp te danken,t "
Ondertuflchen geraaktédezéSoefoehM-ZT n "W
nan Gocnong Djatizoo ftetk inuunft by lyk-
den Sulthan van Damak, dat hy zyne dog-
ter aan » geven wilde , waarop hy dair !
mede ontrent Ä», 140^. trbüwde, en ’c -
Ä va“ Tsjettbon met haar ten huwclyk
nu Soefoehoenan ovcr’tlahd .
Galph en Padjadjaran was,alzoo maakte
hy zieh.,onder de naam vap de Godsdienft
ajom.tne in te voeren. ed onäerlkhyn
Ibn t t a ä ^ S wonderlyk in z y n