
i 3ö B E S C H R Y
op tot'antwoord : Het is geet, ik zalzyn
Majefteit den Soefoehoenan dit behend ma-
kert.,. En is den Radin Aria Sindoeradja
daar öp weg gegaah:
X L V I I I .
Den Radin Aria Sindoeradja is daar ha
weder gekomen, zeggende: Ik ben van
zyn fliajeßeit den Soefoehoenan gezonden,
om aan Kapitein Leeman bekent te maken,
bet zy dat. gy de lo o Holländers geeft, of
niet en geeft, zöo zend by echter Pange-
rang Poegar ,en\Pangerang Aria Panoelar
a f, . oni Soerapati ie gaan opzoeken met
5qö.b man, die zy by zieh beb ben. En ver-
volgdè daàr dp den Radin Aria Sindoeradja
äah den Kapitein Leeman : ingevalle
nü Soerapati by nacht honten, en aan zyn
Majefteit den Soefoehoenan, of aan den Kapitein
Leeman eenig quaadtoebrengen mögt,
zoo wil de fcbulä daar van niet aan den
Soefoehoenan geven » .ofwyten,
X L IX .
Den Kapitein Leeman pafte hier op : */
Js goed, hat Soerapati nu maar komen, ik
tvenfte bet weis hat by by nacht, 6f by
dag komen, ik zal bem afwaebten. En
is den Radin Aria Sindoeradja daar op weg
gegaan.
L .
Èri heeft daar op Kapitein Leeman binnen
in de met palen bezettede logie, een
agtkantige réduit van fteen opgeworpen;
en na dat de zelve voltrokken was, zoo
heeft hy daar op vier ftukken kanon geplant,
met hare kogels en kruit daar ne-
vens j met ontrent z o f 300 (hand-) gra-
naten, die met kruit gevult en onder de
réduit geplaatft wierden.
L L
Èn zÿn daar op Weder afgezonderie vàfi
den Soefoehoenan afgefchikt geworden,
namelyk Radin Aria Sindoeradja, enTe-
manggong Soera Wikrama, bekend ma»
kende, dat de Soefoehoenan over een weinig
tyds in de logie komen zou.
L I I .
Den Radih Afia Sindoeradja zeide on-
dertuflehen tegen Kapitein Leeman: Den
Soefoehoenan if van zins, om zieh in de logie
wat te komen verluftigen, zoo dit den
Kapitein aangenaam is.
L I I L
V I N G E v a k
op : Het is goetf En i$ den Soefoehoenan a*»
00k ontrent een half nur daar na in de logie
verfchenen.
L IV .
Den Soefoehoenan vraagde aan den Kapitein
: Is de réduit die gy maakt, älvol-
trokken, of niet}
L V .
Den Kapitein antwoorde daar op i De
zelve is voltoit, Soefoehoenan.
L V I .
Den Soefoehoenan, ondertuflehen entrent
de logie gekomen zynde, zeide daar.
op tegen Kapitein Leeman : Mag ik de réduit
eens t~ien ?
L V I I .
Den Kapitein Leeman diende hier op
in antwoord : Den Soefoehoenan mag die
wel zien. En bragt den Kapitein Leeman
daar op den Soefoehoenan boven op
de réduit , te zaraen pet Radin Aria, en
Radin Narang Kafbema, den Radin Soe-
ranata tot Damak ; en den Pangerahg
Tsjakra Ningrat, die met den Soefoehoenan
quamen:
L V I I I .
Als nu den Soefoehoenan deze Reduit
bezag, en alles bevond in beböoriyit pö-
ftuurvan artillery èn toebereidingvan wa-
penen te zyn, zoo wäs hy als met fchrik
bevangen, o f verfteld en verbaaft.
L IX .
En zeide den Soefoehoenan aan Kapitein
Leeman: Deze réduit isfterk.- •
m
Den Kapitein Leeman gaf daar op tot
antwoord': Ja Soefoehoenan, dit eene ftuk
kanon kan tien duizend B a Hers om hals
brengen, of wel andere buiten de B alters,
die de E. Maatfcbappy quaat willen •doen.
L X I .
Wanneer den Soefoehoenan dezewoqr-
den van Kapitein Leeman hoorde, zoo
zweeg hy daar op ftil, en. fmeel-lachten
in zieh zelve, hy keerde achter om na Radin
Aria Sindoe Radja.
L X I I .
Den Kapiteiti Leeman antwoorde hier En fprak den Soefoehoenan in ccrt taal
vah
G R O O T
<>• van Javanen, die van weinige verftaan
vverd j alzoo de zelve allecniyk cen taal
van 5t Hof is.
L X I I I .
Zeggende tegen Aria Sindoeradja : Deze
man neemt, of geeft dingen voor, om uit
te voeren, als of hy een beel gebergte in-
flikken , ofeen blixem-Jlag aanvatten wilde
, en zyn makkers flinken nog niet, of
zyn nog niet eens verrot, bet is nog geen
maand geleden, dat wy gezien hebben, hoe-
danig die banden kunnen flaan, of vegten.
L X I V.
Den Radin Aria Sindoeradja antwoord-
de daar op den Soefoehoenan: Dit is hun
gewoonte'zoo, myn Heer? By aldien deze
haanen geen andere haanen (by zieh) krygen,
zoo zyn zy niet met al waardig. *-
L X V .
Den Soefoehoenan zeide daar op tegen
Radin Aria Sindoeradja: Ja , het is zoo,
als gy zegt.
L X V I .
En antwoordde daar op Wedet den Radin
Soeranata tot Damak: Hefts Zoo , myn
Heer ? want waar dat deze haanen 00k komen
te vegten,. zoo. bebben.zy altoos andere
baanen by ziihl *'
L X V I I .
Den Soefoehoenan zweeg daar op ftil,
en fmeel-lachte in zyn zelve eens, als ie-
mand, die zieh fpotagtig aanftelt.
L X V III.
Den Kapitein Leeman vraagde'daar öp
aan den Soefoehoenan: Wat zeggen • Sindoeradja,
en Soeranata ?
L X I X .
Den Soefoehoenan gaf daar op tot antwoord:
Niets, als dat zy tegen my zeggen,
dat uwe Vefiing fterk, en dat dezel-
ve- tnoejelyh en bezwaarlyk van iemant te
bemagtigen en in te nemen is.
J A V A.
L X X I .
L X X .
Den Kapitein Leeman zeide daar op :
Het is zoo, Soefoehoenan, wat voor een vy-
and bet 00k mag wezen, al was bet nu
jegenwoordig, zoo ben ik daar voor niet be-
vreeft,dat eene ftuk vanmy ,leit regt nabet
buisvan den Soefoehoenan gewend.
„ IV. Deel.
Den Soefoehoenan lachte (daar over) td
zamen met den Radin Narang Kafbema»
den Radin Aria Sindoeradja, den Radin
Soeranata, en Pangerang Tsjakra Ningrat^
keerende den Soefoehoenan daar op weder
na ’t Hof.
L X X 1I.
Ik maakte toen aan Kapitein Leeman
bekent, het geen den Soefoehoenan aan
Radin Aria Sindoeradja, den Radin Na-
raug Cafoema,en aan den Radin .Soeranata
tot Damak gefproken had, wanneer hy
op de Vefting was.
L X X I II.
Den Kapitein Leeman zeide daar op tot
my; Wtarom en hebt gy my- dat niet willen
zeggen, toen de Soefoehoenan daar te*
genwoordig was.
L X X I V .
Ik diende daar op aan Kapitein Leeman:
Het betaamde, en pafte niet, dat ik zulx
in de tegenwoordigheit van den Soefoehoe^
nanzoude zeggen, ver mits den Soefoehoenan
miffebien hier over befchaamt, en dit
tot zyn fchande zoude opgenomen geweeft
zyn: ik was toen 00k geen T o lk , maar
een zekere zwart, die Klaas genaamt werdj
was op die tyd Tolk.
L X X V.
Den Kapitein Leeman zweeg hier op
voorts ftil. g . v r .
L X X V I .
Zeven dagen daar, na quam een zekere
Koopman van Japara op Cartafoera,
om het lyk van de Heer Commifläris af
te halen, en na Japara te voeren.
L X X V I I .
Twee dagen daar na wierd het lyk van
de Heer Commifläris van Cartafoera na
Japara afgevoert, brengende den Koopman
Heinen het zelve na Japara af. Twee
dagen hier na zond Kapitein Leeman den,
Luitenant Egel aan den Soefoehoenan, om;
na de groetenis, aan den Soefoehoenan be-
kent te maken, als dat de Heer Gouverneur
Generaal belaft had, dat alle de Holländers
, die op Cartafoera waren, na Sa-
raarang te keeren hadden. .
Dog