
314 L E V E N S d « k
A V O J * ' f • A M 6 9 1,
H E T L E V E N
V A N D E H E E R
O P P E R L A N D V O O G D
Mr. WILLEM VAN OUTHOORN«
Hetleven y v E z e Heer is de zeftiende Òpperland-
0° cr-He" voogd vati Nederlands Indien ge-
landvoogd weeft. Hy was den 4 May 1635- op La-
Wiiiem rike in Amboina, terwyl zyn vader daar
•»ai. Ont- Opperhoofd was, geboren, hoewel hy na-
hoorn. derhand (gelyk onder de zaken van Banda
aangehaaìd is) 110g Landvoogd van Banda
geweeft is.
Hy wierd in zyn jeugt na Holland ge-
zonden, daar hy zieh zeer wel in de regten
geoeffènt heeft, gelyk hy daarna ook
een zecr goed Regtsgeleerde wierd, dat
my gcbleken is uit zcker ichriftelyk ad-
vys, by zyn Ed. ten tyde als hy Lid in
den Raad des gerichts was,den5 November
1669 gegeven.
Hy is Ao. i6f9 met hetfehip Malakka
als Onderkoopnoan uitgekomen, gelyk
hy A . 1 662 geworden is Lid in den Raad
des gerichts j dpg hoe-lang hy dat was,
wete ik niet, waarfchynelyk tot dat hy ont-
fàngcr generasi wierd.
Hy komt my Ao. 167 z als algemeen
ontfanger, en Raad van Juftitienogvoor,
welke eerfte bedicning hy tot Ao 1681
waarnam ; dog zyn Ed. was al bevorens,
Ao. 1678, by p afzetten der vier Heeren,
Övertwater, Pit, van Hoorn, en Pavil-
joen, buitengemeen Raad van Indien,en
by ’t vertrek van de Heer van Goens na
*t Vaderland den zy November 1681 or-
dinaris Raad gemaakt, waar op zyn Ed.
Ao. 1683 ook als voorzitter in den Raad
des gerichts voorkomt.
Dìe hü Zyn Ed.bleef gemeen Raad tot Ap. 1689,
16910p- wanneer hy, by ’t afzetten van de Heer
perbud- Antoni Hurdt door de Heeren zeventie-
IndilnVan nen, als algemeen Beftierder van den han-
wierd. del van Indien optrad, welk ampt zyn Ed.
rnaar twee grootejarenwaarnam,werdende
den 24 September 1691, by ’t afgaan
van de. Heer Camphuis, die (gelyk wy ge-
zien hebben) zyn ampt neerlei, zeftiende
Opperlandvoogd van Indien, in een tyd,
dat zyn Ed. een Heer van y6 jarén was.
Hy was toen van een matige geftalte,
redelyk ly vig, vry fnel van gang, ruftig
en gezond, grys en lang van hair, kloek
van wezen, en van een zeer minnelyken
omgang met een ieder. Een Heer, die in
veei.rult met zyn nabuuren alomme, en
met zyne medeleden in de hooge Regecrihg
van Indien gcleeft,’c geenaaüleiding
tot het welvaren, zoo wel van de byzon-
dere bedienden der E. Maatfchappy, als
van zyne Heeren en Meefters gegevenneefr,
zoö aat, fchoon ’er onder zyne regeermg
geen zaken van groot belang voorgevallen
z yn ,men egter met waarheid zeggenkan,
dat Batavia, en des zelfs ingezeuenen, als
ook de E.Maatfchappy in’t algemeen, noit
beter gevaren hebben, dan terwyl zynE-
delheid Oppcrlandvoogd, en de Heer Johan
van Hoorn algemeen Beftierder, van
den handel van Indien geweeft is ...
Zyn Edelheid was bydenjegenwoordi-
gen Koning van Ternate, Tcrlucko.(dic
onder zyne regeering daar aangefteld is)
zoo bemind, dat hy een van zyn zoonen, '
na zyn Edelheid, van Outhoorn noemen
liet.
In zyn tyd (zoo ik meene) is ’t gebeurt,
dat een Leeuw, die in een yzere koy op
de binnen-plaats van zyn Ed. wooning
ftond , door onvoorziebtigheid der genen,
die’er op paftcri,buiten de koy,en op het
bimien-plein van ’t kafteel geraakte, daar
hem Kapitein Winkeier, in Jcgezicht van
de Heer Majoör S*. Martin (na dat hy den
zelven al eens van zyn fchouder. afgefchud
had), met een lnaphaan (alzoohy bezigwas
zyn volk van ’t Vierkant daar ontrent te
drillen) ter neder fchoot. Een dappere
daad, die hem by den Heer Majoor, en ook
by zyn Edelheid na die tyd, yeel agting
gaf.W
y moeten hier ook inlaflen zeker bericht
den 8 February 1697 door de Heer
Ten Rhyne, enden Maleitzen overzetter
Monfr. Mutter uit de mond van Chodja
Moraad, Gezant des Keizers van Abyffi-
nen, zoo op huhne vragen, als op die van
den Heer Jobus Ludolphus, gegeven.
Aan zyn Hoog Edelheid, den
£ D. H E E R
WILLEM V A N OUTHOORN,
Gouverneur Generaal van Nederlands Indien.
Ed. Hoog-Agtb. Heer.
„ TNgevoJge van zyn Hoog Ed. ordre, Bericht van
„ X hebben de ondergefehrevene de ftuk- £ ? _
ken cn jr"
vaoÄbyffi
jicnge-
hoort heb-
ben.
O P f E R - L A N D
„ ken en papieren,rakende de Abiffinen,
„ weder nagezien, en daar op in verfchei»
„ de byeenkoöiften, met den Gezant Cho-
„ dja Moraad, gefproken, in ’t byzon-
„ dér, en voor af, wegens den handele
,,'en de plaatzen, daar toe dienende, ön-
„ der welke
„ Zeila , gelegen aan de zee-kantby het
„ R y k van Adel, ftàande onder de ge-
„ hoorzaamheid van den Mekkazenlmaam,
j, eerft in opmerking komt. • Alhier ko-
„ men de Gallas, Bertfys, Tartaals, en
„ andere Barbarize Volkeren meer,uit het
„ binnenfte van bunne landen, twee of
„ driemaal des jaars, met groote Kaffila’s
„ ten handel aan j medebrengende Abyi-
„ finiche flaven j die Zy op de grenzen van
„ dat Ryk in menigte rooven, Amberde
,, Grys , Mirrhe, Boter, Elifants- en een
„ foort van Walrùs-tanden,die zeer hard,
„ wit, cn beter dan yvoor zyn, welke
„ Walruflen by de ftad Anfà, leggende
¿‘5x6 öf 12 dagen reizens, in het Ryk A-
¿ del, in een groot binnen-meir van zoet
„ water gevangen werden. Gemelde
„ waaren zoude de E. Maatfchappy met
„ groot voordeel können inruilen fegen
„ grove Soeratzedocken, zoo witteals roo-
de , die ieder ontrent een £of^ rqpiain*
„ r koopskoften. Hier valt ook ftaaf-koper,
„'tinyfpiaulter, rondepeper, en voor een
¿-'àuk van’t gemelde ly waat, werden in den
„ droogen tyd 3 ,4 , of y , en in. de regen
„ Moeflbn 6 , en zomtyds 7 Maab boter ge-
„ geven, die heel goed , en fmakelyk is, we-
„ gende 4 Maab ontrent 50 pont Hollands.
„ De peper werd gemeenlyk op 7 ryx-
„"daalders de bhaar van 480 pontgefchat.
„ Een brok Mirrhe van 2 of 3 pont kan
,, men gemakkelyk voor een quart pond
tabak bekomen, dewyle dat volk onge-
meen op dat krtiir verlekkerd is. De
flaven werden ordinairtot loryxdaal-
” dera, of tei aÙeruiterften tegén fo ie-
der aan waardye verruild ; dog wat de
Elifirats- en Walrus-tanden, tnifsgaders
^ de Amber de Grys bdangt, by wift
P dat gemelde koopmanfehappen zouden
’ , te bemagtigen zyn, en dat wyders, by
„ aldien de Ed. Maatfchappy een proef
„ zoude willen nemen van dezen handel,
het raadzaam zoude zyn den Imaam van
Mekkahdier wegens om verlof teverzoe-
„ ken, die zulx zeér gaarne zoude toe-
„ ftaan, wanneer aldàar een o f t wee Mi-
„ nifters raoeften gelaten, en met eenige.
„ 'goedereri vöorzien werden, offl de zei-
ve dan bygelegenhcidaandeaankométi-1
„ de kooplieden te vennangelen. Ook om
„ met.’er tyd de gewoonte en manieren
„ van dien land-aard te leeren, enzfehby
„ hun bemintte màkén, daar eenheüfchen
„ ommegang, en by gelegenheid een fmal
„ gefchenkje van gförlywaat, en wat tev
OO GDÉN. jtj „ bak, aan de hoofden van de Kaffila’s , 1^7^
„ veel toe zoude können doen. Den toi
„ doct op deze plaatS4 ten honderd; enis
„ hier ook doörgaans gebrek van goed
„ drink*water,dat de wyven met een kan
,, aan het gebergte, heel vérre buiten de
„ ftad, in het gebied der Gallas moeten
„ haalen ; om dnt de mans, die anders dat
„ werk beter paft, door de Gallas werden
„ ontmand, en vermoort.
„ Socotora, onder het gebied van het
„ kleen Mohhammedaans Kohingje van
„ Dsjaäl ftaande, leverd de befte Aloe,
„ zynde niet brüin nog week, gelyk de
„ Arabifche , maar geel en hard. Hier
„ zouden ook paarlen te bekomen zyn. De
„ Gezant oordeeld, dat men dit Eiland,
„ daar de ingezetenen meeft Ghriltenen
„ zyn, met auizend mannen gemakkelyk
„ zoude kotìnen bemagtigen,enalzòòden
„ ingang van het Roode Meir benaauwen.
„ Baylul is een kleen ftedeken, 3 ©f4
„ mylen van de zee gelegen , beftaande uit
„ fo of 60 buisjens, bewooilt van wilde
„ menfehen ,die geheel naakt loopen jdog
„ die zittènde, met een kleen doekje hun
„ fchamclheid bedekken,hebben eenGods-
„ dienft op zieh zelven, en behooren on-
„ der den Keizer van Abyflinen, zynde
j,‘ dit de eenigfte plaats, dieden zelven aan
„ de zee-kant heeft, daar de Kaffila’s vòor
„ dezen wel van daar na Abyflinen plagten
te vertrekken , en uit dat R y k wfeer
aan te körnen, dog is nu heel woefti
; Hier kan men gnede vette' fchapen, en
, groote vefkehs, goed koo£ tegen gjof
, ly waat ruifen.
„ Maflbewa,digte by Arkike gelegen'j
l is een goede handel-plaats, werdende
, alhier ddor de Abyffiners Goud, Wasy
, Elifants-tanden, ofle-huiden, civet, en
, poetsjok ,die heel goed en grof van ftuk-
, ken is, aangebragt, en daar tegens we-
, der bäftas Broisja, Zòo bruirlè als wit-
, té, roode géverfae ly waten, fulperij
, goude en zilvere geoloemde ftoffen, . -'
, kommer-banden, tulbanden , caufysj -r ,!.
, peper,tin,koper, èn eenige fpeceryeu,
, enz. verhandelt, op welke koopman- ,!!
, fchappen de kooplieden aldaar groote
, winften doen.
„ Maar om de E. Maatfchappy dezen
, geweriftén en voordeligen handel al-
| daar te doen genieten, meend den Gc-
„ zant nodig te wezen, dat zyn Ed., met
„ het vertrek van hem, den Keizer van
„ Abyflinen fchriftelyk verzogte, dat het
„ zyn Majefteit dog mogte gelieveü 'den
„ Bäfla van MafloeWa te belafttei, efl te
„ beveelen, de Holländers in hunnen han-
„ del en andere zaken aldaar niet te ver-
Ss 3 „hin