
98 B E S ' C H R Y V I N G E v a n
A«. i<45. moet te gaan| alleen maar om de aqhting
die hy voor hem had, te toonen.
"De landen Na datmuTahombahan Ratoe drie da-
Kali To '*S Sen ilP ^en Socibehb'enan geweeft was ,
hoe* aanC* lch°n.k hy hem alle de zee-llranden van
den Pa- Tsjeribori af tot Samarang toe , wellte lan-
nombahau den by de Javanen met de naam van Wa-
rH»n^S,C* tas Kali Tpehoe bekend zyn.
ichcnkt. De Panombahan nam dit met veel ge-
Die hem noegei%eh dänkbaarheid aan,en verzogt den
Sulthan ; Keizer , dat alle zyne Volkeren op het bui-
Abdul Ca tep-hofvergaderen mogten, alzoo hyhen
r noemt- iets van belang te zeggen had. Zy qua-
men ’er, en toen zeide hy: Door den w'tl-
le des Allerboogflen Godsgeve ik heden aan
den Soefoeh'oenan Ingalaga, ulieder Heer,
den naam van Suit ban Abdul Kabar Ibn
Mat or am \ waar op alie de onderdaanen,
zieh zeer nedrig voor den Panombahan, en
den Söeloehoenan gebogen hebbende, be-
loofden ait gebod van den Panombahan na
te ücomen, en hunnen Keizer met dien
eemaara te zullen eeren.
zoektons Ken van de eerfte zaken, die deze Kei-
om vrede zer, na dat hy op den throori van zynen
met zckere vader geftegen was, dede,• was, dat hy
bcpaliDg. ons verzogt om vrede met hem temaken;
dog met die bepaling, dat wy ons verdrag,
met' den Koning van Bantam gemaakt,
zouden moeten breken.
Gczantcn Haar Edelheden'zonden daar* op den
A\ **eer Ontfanger van Batavia, Zebald Won-
gezonden. derer» en de Heer Jan Barentszoon, in
gezantfehap na dien Keizer (houdende,
zekerheids halven, ’s Keizers gezanten
zoo lang op Batavia, tot dat de vrede mogt
getroffen zyn) om te zien, o f zy die bepaling,
daar wy ons niet aan wilden laten
binden, niet zouden können wegnemen.
Zy vertrokken den 8 April met het jagt
de Zeehond van Batavia na Japara , van
waar zy te land na Mataram gingen, körnende
daar den 2.6 van die maant. Zy
wierden door vier van de eerfte Priais,en
. Mantris ,zyndc de grootfte Heeren en Raden
van den Keizer, ontfangen, en tot aan
’s Keizers Paleis, dat. toen nog maar van
bamboezen , en met veel matten belegt was,
geleid. Men verzogt deze gezanten op
die matten wat te zitten, en zy zaten rer
yieruuren, eer zy plnang en tabak kre-
gen. Daar na bragt men hen ook een kopje
thee; dog een van de oppaflers van deze
Heeren gezanten zery dat dit een,
ffegt onthaal voor hongerige magen was.
Daar na quamen ’er eenige wyven , o f
Hof-bedienden van den Keizer, diie en drie
in een gelidf ieder met een porceleine fchb-
tel o p ’t hoofd, waar in de vrugten des
lands, en daar onder peper, ryft, mits-
gaders ve?fcheide werken vah hare handen,
«gen. •
| Hier op zei een van deze Ryksraa-
den, dat al deze vrugten in ’s Keizers
landen groeidcn, en vraagde, o f wydie
in Holland hadden. Önze gezanten ga- A«. »¿4®.
ven tot antwoord, ia, en nog veel meer.
als die.
Na dat nu deze vrouwlieden harefcho- Hoc die
telen nedergezet hadden, quamen zy on-
trent de Heftren gezanten zitten, ook be- ” cn’
gonden eenige van haar tézingen, en andere
te danflen, om aan die Heeren eenig
vcrmaak te geven.
Ontrent de middag quam de Keizer-zelf
te voorfchyn, aanhebbende een feharlaken
rokje. H y voerde een lange Tabaks -pyp
in de hand, en wierd van de voornoem-
de vier Priais geleid. * Kört daar opvólg-
de zyn Canceller met eén boek van bla--
den van boomen, en met een pen, die van
yzer fcheen te zyn, om daar mede op die
bladen te fchryven. Nadat de Keizer óp
een mat, die over de andere henen lag,
was gaan zitten, knielden deze vier groote
Heeren, ende Cancelier, nevens een
groote menigte van andere Javanen, voor
hem.
De Keizer begon toen met hen teipre-
ken, en hen te zeggen, dat zy de gezanten
uit zyn naam groeten, en vefwelko-
men zouden. Zy deden dit ; dog na dat
die Vorft eenigen tyd by hen gezeten had,
vertrok hy weder, latende onze gezanten
aanzeggen,dat zy ináar na de Marktkon-
den gaan, daar hy hnnne verblyf-plaats
had doen vervaardigen, alwaar zy een dag
of twee konden uitruften , en daarna zou
hy met hen over’t fluiten van de vredé
ipreken.
Op den eerften May wierd de zelve; dog ricdc
buiten die bepaling van met de Koning zo."(ler be"
van Bantam te breken, geflöten. De K e i - ß « . ’
zer drong daar wel fterk op aan j dog als
hy zag, dat de gezanten víaít uit zeiden,
dat zy dan onverrichterzake fcheiden zouden,
zoo ftapte hy daar van af.
Daar op vertrokken die Heeren den 3
Mayrweder na Batavia , alwaar Zy den 9
dito aanquamen.
Dit nu zoodanig met dien Keizer be-*t Eerfte
raamd zynde, quamen ’er weder ftrubbe- v«bond
lingen tuflchen beiden, waar door het nog methe.m
tot den 24 September A°. 164Ö aan liep,gcma
eer daar van een opftél vérbonds-gewyze
gemaakt wierd, en dif fs (tfiyns weteris)
ook het eerfte werbond, dat'tuflchen haar
Edelheden, en tuflchen een,.van deze Keizers
, gemaakt is..
. Hy zond dan ontrenk de vóórnoemde
tyd Zyne Gezanten na Batavia, die iñ de
vergadering van haar Hoog-Edelhedeh ,
zes voorwaarderí van vredehanaelingover-
leverden, op welke na alien ichyn een ya-
fte vrede met dien Vorft zo.u konngn-ge-
trofien werden. Zy waren van ^ezén in-
houd.
Eerßetyk, dat men den Soefoeboenan
Mataram zal behend makeh , wat voor
kleedeny eft zeldzdamh'eden jaarlyks uit
Hoedanig
hy zyn
land en
▼oik be
fticrde
G R O O
T J' A V A. 99
j algemeen; en in ’t byzonder de Geheim-a*.
» andere landen hier op Batavia aángebragt
werden, en dat men daar beftevens een.be-
zending aan zyn Majeftett doen zal.
Ten tweeden, ingevalle zyn Majefteit
eenige lie den, % zy Prießers, oft e van
wat- ' boedanighetd die ' mogten zyn , na
verre landen wilde verzenden , zoo zullen
die van de E. Maatjchappy gehou-
den zyn de zelve met bare febepen over
te voeren.
Ten derde, dat men alle M'ataramze Javanen,
op Batavia gevangen ziftende, zal
moeten los laten.
■ Ten vierden, dat men alle lieden, die
om fchult, of om eenige andere oorzaken,
geene uitgezonderd . wegloopen, aan we-
derzyden, na gedanen eißb , weder geven
zal.
Ten vyf den, by aldten. de Soefoeboenan
Mataram tegen jemand van zyne vyanden
quam te oorlogen , dat men dan gé-K
b'ouden zyn zal den zelven te belpen, gelyk
zyn Majéfteit van zyne zyh -weder
, doen zal.
Ten zesden, en ten laatften, dat wy alle
kooplieden, onder zyn Maje fl eit beboo-
rende, op alle pläatzen vry en vrank met
hunne k oopmanfchqppen zullen laten vad-
? ren, en dat wy zula, ook aan de Maleyers,
na zyn Majeßeits landen zieh .willenäe be-
geven, zullen toeßaqn.
Deze bovenftaande zaken in ’t algemeen,
ën ieder in hèt byzbndér,wel örtderzogc,
en overwogen zynde, zoo hehben wy*
na ry pe overwegirig, en ernftige weder-
nalooping der zelve, goedgevonden de
vier eerfte leden van dien, zòndér eenige
bepaling aan zyn Majefteit toe te ftaan,
gelyk mede het yÿfde lid y dog onder die
uitzondering en voorvvaarde, dat wy alleen
gehouden zullen zyn zyn Majefteit
tegen die gene te helpen, met welke wy
mede in openbaren oor log leven, en met
welke wy geen befprek van vrede hebben
aangegaan ; in welker voegen zyn Majefteit
van zyne Zydë mede^iiet verder^ge*
houden zal zyn te döeri. fret zesde en laat-
fte.lid werd mede toegeftaan} dog met die
bepaling,dat zÿ niet iia de Eilanden Am-
boina, Banda, nog Ternate, en ook niet
na, nog voorby Malacca, dàn met onze
uitdrukkelyke paflen, zullen mögen varen,.
die zy gehouden zullen zyn hier op
Batavia te komen halen, welke voor waar-
den, en bepalingen, by de Heeren Gezanten
ook aangenomen, en omhelft zyn,
met toewenfehing van beider zyde, dat
de bovenftaande zaken heiliglyk mögen
nagekomen, cn agtervolgd werden.
ln ’t Kafteel Batavia den 24 September
A°. 1646. (was getekend)
- Kornelis van der Lyn, Karel Reittiers-
. zoon, en Simon van Alpben.
, ; . Wat nu de regëering van dezen Vorft
over de zynen befreft, de Javanen in het
fehryver van Staat, Soera Wicrama (die
in de Heer Speelmans tydgeleefr, en, als
' een vrfn. de grootfte kenners derjavaan-
fche.oudheden, deze meefte zaken op ’t
verZoek van dien Heer opgcfteld, en ons
nagelaten heeft) geruigen van hem, dat*
zoó’er crgens. maar eenige ichoone vrou-
wen in ’t ryk waren, die terftont in ’t
Hof gebragt , en zoo die den Keizer be-
vielcn:, dan hare man^ terftond , ver-
fchoonende daar in zelf die van. den eer-
. ften rang, niet, maar omgebragt wierden-.
Zoo ras men nu deze. vrouwen voor
hem gebragt had, vraagde hy haar, tot
wien zy meer genegenheit. hadden , tot
hem, of tot hären man ? Indien zy zeiden
meer genegenheid voor hären man te hehben,
zoo wierden die vrouwen met hare
mans gedood; dog zoo zy zeiden meer genegenheid
tot hem te hebben, geraak-
ten zy in gunft by hem, en hy gaf d^n
maar laft om hare mannen ,om te bren-
gcn.
Indien hy eenige zufters, o f jong-gc-
trouwde onder zyn volk had, die eenigen
eerbied aan hem bewezen, zoo liet hy hare
mans maar weren, dat hy deze -hare
vróuwén eerft wilde beflapen,. Indien deze
maní antwoonideñ dat de Keizer dat
doen'kon, als ’t hein beliefde, en dat
dit hen welgeviel, zoo l^ehielden zy ’d e ven
5 dog zpa zy eénig ander befcheid ga-
ven, waren zy,eerzy ’t eensverwagtten,
uit.de wereld.
Indien ook eenige van zyne wyven, of
gelieffte bywyven, bedroeft, o f zjek waren
, of quamen te fterven, zoo wierden
alle dienareflen van die vrouw door zyn
laft niet allcen v gedood ; maar ook veele
levendig met haar begraven* niet uit. die
grond, waar uit de Vorft vanBalamboang
wel iet diergelyks doec, maar enkelyk en
alleen: uit woede. tegen, die • dienareflen,
door welker, agteloosheid hy zyn gcmalii)
meende verloren te hebben, en om zieh
daar over aan haar te wreken.
Menzegtook, dat hy, met vrouwen
niet vergenoegt zynde, een zeer groot §o-
domiet geweeft is, en zig vry verderdaar
in te buiten gegaan heeft, dan het nodig
is hier te-verhalen.
Indien eenig Prins, tot welkers gemahn
hy genegenheid gekregen had, wei-
gerde die over te geven, zoo wierd ^yn
huis aanftonds in brand geftoken, als of
dat zonder weten van den Keizer geichie4r
de, en als dan quam hy medetoefchietgn,
even alsi o f hy genegen was, om dien
brand te leflehen ; dog belaftte te gelyk,
die: vrouw , die hy hebben wilde, te
vatten, eain zyn Hof te brengen, .
Als ’t nu dag gewordeij^was, liet de
Keizer alle zyne Maptri’s en Ryks-Ra-
den roepen, en_zeidetot hen: Van dezen
N a nacht