
i o 4 B E S C H R Y
A*.i7ö8. pie k en , die b y -matkanderen fluiten, ge-
komen. is, \‘dat hy nog maar een tree v y f
o f zps verloöpen k a n , dap begind h y af-
gryze lyk t e . brüllen, en eindelyk zeer vcr-
woede en hoqge fprongcn in de lucht ce
„doen, tot dat h y eindelyk op de pieken
.g e v an g en , e q z o o aan zyn. ein.de gebragt
w e rd , dat egter altyd een Javaan o ftw e e
leven koft.
Zomtyds laat men o ok w e l tygers tegen
buffels, wilde o flen , en andere die-
ren vegcen, dat paede Zyn vermaak in heeft.
, T o t z o o een tygers-gevegtdan,omhem
te minder na-gedagten te g ev en , w icrd h y
mede geroepen. H y quam o o k } dog met
beide zyne broeders (alzoo de derde over-
leden was) en met een g e v o lg van ettely-
ke honderd mannen.
Men liet dan dit tygers - gevegt eerft
vo o ra f ga an , en na ’ t zelve liet de Keizer
hem b y zichontbicden, alzoo h y met hem
o v e r zaken van groot gew ig t te ipreken
had.
G e ly k nu niemand, dan doprverichei-
de poorten, daar wagten leg g en , en , na
jeder reize weer nieuwe laft o y ieder poort
afgewagt te hebben, tot ’ s K eizers D alam
naderen k an , zoo moeft h y , die niets
quaads vreesde,ziehgetrooften b y de eer-
fte poort, tegen zyne verwaande gedagten
aan, te b ly ven ftaan.
D it g a f hemaanilonds eenigeagterdogt,
ze lf zoo ve r re , dat h y befloot weder-
om te keeren; dog als hem de overfte der
w a g t ver2£kerde,aat de Keizer hem üood-
zakelykdets zeggen m o e ft, daar heraveel
aangelegen w a s , g in g h y zitten.
K o r t daar aan quam nader tyd in g , dat
h y b y den Keizer komen moeft. Dier-
halven g in g h y na de tweede poort, dog
moeft zyn g e vo lg aan de eerftc poort la ten.
Aan de tweede poort vond h y weder
laft,om.aanftonds b y den K e iz e r , die hem
met verlangen te gemoet z a g , te komen.
Dierhalven g in g h y met een ongemeene
trotsheid na de derde p oort, daar h y weer
laft v o n d , van wat te wagten.
D i t ftond hem niet aan; maar h y was
i n d e v a l , en daar was geen raiddel, om
nu te rü g te deinzen, h y g in g , alzoo h y
hier w a t lang beiden moeft, eindelyk nog
eens zitten y maar h y ftond noit van die
plaats o p , alzoo’ er een b y hem quam, die
hetp met ettelyke fteken zo o ftil krifte,, dat
’er byn a niemand van w i f t , vo oren a lee r
men den Ke ize r z e i, dat de ty g e r gevang
e n , en al dood was.
Aanftonds wierd dit van zyne twee broeders
, jangrana, en W ira Deridja(die hun-
nen broeder niet zagen weer k om en , enn u
quade gedagten begonden te k ry g en ) ge-
hoord. Ook. liet de Keizer hen voor zieh
roepen, alwaar zy zieh voor zynevoeten ,
inet overgave van hunne kriflen, en met ver-
-V I N G E v a n .
Zoek, van in genade aangenomen te wer- ä \ {708.
-den, ziehùvernederden.
Deze V o r ft z e i, dat h y 1hen demisdaad Z-yoe btoc-
v.an hunnen broeder niet toerekenen -, maar' in 8®-
hen , zoo. Jang z y zieh als getrou we onder- genomen .
daanenjlroegen,begunftigen zou de , ftaan-
de hen w e l toq, om Soerabaja te beftieren;
maar dat z y z ig geen bewind daar biiiten
moeften aanmatigen.
Jangrana wierd dan zedert hoofd yan Dog verne-
Soerabaja., niet als Adepati, g e lyk zyn gb- d««*»
krifte-broeder,- maar älleen a ls Poespedita,
dat .maar een gemeen Javaans Hoöfd te *
kennen geeft. D it fpeet ;déze broeders
zeer j .maar z y moeften rhunne wraak zoo
lang uitftellen, tot z y in ftaat zouden Zyn,
om de hoorens op te<ftekpn, g é ly k w y o p
zyn tyd zullen zien.
H o e zeer nu den oorlog icheen geè’in- Staat van
d ig d , en alle opftahd op Java geinld te ^5“ QQt^°8
z y n , fmeulde’ er egter riqg een gevaarlyk
Vuur b.y den V o r ft vari Balamboang, zwa-
g er van Soerapati’ s zoonen, waar van men
eenige jaren ’er na nog de vonken vliegen
zag , ja nu nog vliegeiiaie ti gelyk>wy Onder
A ° . i y nader zullen voomellen.
Geen zaak was ’e r , waar over men z ig Hoc de
in dit jaar op Batavia , en elders, meer ver- Heeren ze-
wonderde, dan dat’er tot nog toe o v e r^ t7“ 1!0" '“ '
w e rk van Java gecnfchryvens van deHe e- S , .
ren zeventienen, met de komft van de (ehe- men.
,pen de ¿Flora en Overryp., gek etoen -was,
waar u it men afnemen k on de, hoedanig
die Heeren het werk van J a v a , wegens
het afzetten en verzenden van de jongen
Keizerj'Pangerang Dèpati Anom ,metdcn
verderen aan I; le v e , opnamen , alzoo z y ’er
niets afrepten. Z o o idat alles, thet 'jg«in
men daar a f bevorens opgegeven h a d ,
maar lofle tydingen zonder vmigh e id waren.
H e t is w a a r ,dat z y den Heer Jphan van
Hoorn opontbodèn, dog dat was op een
geheel andere g rond, nämelyk om dat het
hen onaangenaam w a s , dat de twee eerftc
mannen van Ooft-Indien nu weer zoo na
aan malkaqderen vermaagtichapt waren.
Een zaak , waar over z y huti misnoegen
al in de vorige jaren, toén z y a Ed. met
de dogter van den Heer vanOuchoorn ge-
trouwd w a s , getoond hadden, om welke
reden men toen alveranderiog daar in zogt
te maken.
E n fehoon z y tiaderhand weer over die
zelve zaak fchreyoo, welke brieven Zyn
Ed. aan de Kaap k re eg , wierdnogtansin
de zelve geen letter van ’t werk van Java
(zoo m y bericht is) gerept.
O f haar Edelheden nu regt gehad heb- Hun gc^
b en , om dat werk van dien Prins zoo te dragge-
behandelen, en om zu lk een magtig Kei- ^ lJ aar'
zer van zynen throon, en een ander’er o p ® *
te zetten (dat ik nu,alzoo'haarEd. Achtb.
dat noit a fg ek eyrd, en noit geen andere
laft aan deze hoogc Rege ermg van In d
ien ,
A*.
Nieuwe
T o n k e n
dien , als hunne dienaaren, om dien Prins te
herftellen, gegeven hebben , niet meer
als een zaak van d e ’dienaaren, maar van de
Heeren zeventienen, aanmerk) daar over
w il ik m y niet uitlaten, alzoo’er omftan-
digheden, my nu onbekend, in können
z y n , waar by die Heeren (zoo het nodig
was) haar gedoente in dezen zeer w e l zou-
den können regtvaardigen, buiten dat het
o ok myn oogwit niet is , om my daar mede
te bemoejen. D it egter is zeker, dat
w y hier by de klare blyken van het groot
vermögen v a aon z en kleenen Staat in het
-Ooftcn (dat ik maar allcen toonen wilde)
zien können,daar ha^edienaaren na hun wel-
gevallen, hoewel om wettige redenen ,zo o
cen magtig Keizer van den throon afge.
-Zet., en een ander, die hen behaagde, ’er
weer op geplaatft hebben. Een oppermagt
zoo g ro o t, dat ik daar van geen weerga
wetc onder alle de V o r ften , die zieh in \
Ooften oit ö f oit g ev eftigd, en ontzag-
chelyk gemaakt -hebben, en een vermögen
■in den Staat der beroemde Baraviers, waar
•by al de luifter en magt der ouden en der
nieuwenin het Ooften niet hecallerminlt
haalen kan.
' H o e ftil nu in de tuflehen-tyd van et-
1 telyke jaaren de Soerabajaze broeders hun-
tanoor g-:ne 2 3 ^ > b y ’ t aangaan van hun verband
met den Prince van Balamboang, en met
het gebroed van Soerapati (ge lyk daar na
Jdaar uirgeberften is) en met het heimelyk
verzamelen vari hunne magt tegen den K e i-
zeraanleggen mogten, was ’er de Keizer
(die hen niet vertrouwde) door toedben
der onzen, die daar ontrent,en op Paflä-
roewan lagen, egter agtergekomen.
Intredo der Men kreeg bericht van ’t H o f , b y de
GezaDten komft van des Söeioehoenansgezantenden
Soefoehoc- ] ° A u g«ftus dat het daar niethel-
nanA*. d e r> en weer iets in til was.
171». Ik zag deze twe e Heeren toen inhalen,
Zoo als zy in vier koetzen van ftaat voor
by myn deur, en alom zeer ftatieus door
de-ftaa reden.
D e eerfte was de Ryxbeftierder, Poes-
pa Nagara (dat is de bloeme der ftad) eh
de tweede Gezant Temanggong van Bantan
g , en Tsjacra Djaja genaamd, zynde
de Droeder van den Ingabei van Pacalo-
n g an ,d ie w e l de fchrandertte van de twee
geleek te zyn.
V o or deze Heeren reed eerft degeheele
troep, die gemeenelyk voor den Opper-
landvoogd r y d , als h y met de koets o f
te paart uitgaat, in ’ t rood.
Daar na zag meneentrompettervanzyn
Edelheids helbaardiers, die zomtyds eens
opblies. Na den zelvenvericheeneneeni-
g e Javanen met pieken. T o en weder eenige
Toetombp’s (o f doozen) der Gezan-
ten , door eenige van hun g evo lg gedra-
gen. Daar na een piek van ltaat, met geel
(de Keizerlyke verwe) beklced, en door
een aanzienelyke Javaan, met zyft C o b á rA - .t7i¿ .
kleed van ftaat vol.ployen) geVoerd.
T o en zag men weer eenige doosjes, en
de brief Van den Soeíbehóenanítí een zak-
Eggende in een fchotel met geele z y -
dekleedjes bedékt,en onder een g e e lzón-
nefcherm ged ragen.
N á dé brief zag men nog eenige ftaat-
houders met hünne groote C o b á rs , met
kriflen op zy d e , en daar na quam de eer-
«e G e zah t,z yn d e de Ryxbeftierder; maar
eén regte babok, en ftaalc, metzes ringen
aan zyne v in g ers, in de eerfté koets.
H y zat ter regterhand vari den Heer van
der H o r f t, tegeh over w e lk e Heeren ik
den Heer van den Heuvel , geweZen Bevel-
hebberop C e y lo n , en de HeerHaflelaar;
Sjahbander van Batavia, geplaatft zag. 1
In de tweede koets zat de tweede G b-
zan t, hebberide den Schepen Schepmoes
aan Zyn linkerhan d, en regt tegen hüri
over Waren dfe Heeren Opperkooplieden "
Storm, en Groeflus.
In de derde kóets zaten Kapitein W i l-
ftede, en Kapitein G a lla rt, Sialmeefler
van zy n Edelheid.
E n in de vierde waren.de,Kapitein der
Maleybrs, W an Abdul Bagoes,cte Javaan-
ze T o ik B lo k k é e , en de Caffier van ’ t
Vierkant; dog den Onderkoopman Aflen**
d e lft , alleen reed agter üit. Buiten de zezäg "
meri agter aan hog eenigeJävaöen, dieden
trop Abofen.
Z jr wierden binnen geleid door een dab-Hm bc.
ble rey Soldaten, van de Landpoort a f , handeling
tot aan des Opperlandvoogds hms. In d e in dc M
kleede galde ry, b y de vergader-zaal ,fto n -
den aan wederzyden Sergeants met hnmie
helbaarden.
. N a dat z y in de zaal gekomen waten,
wierden z y ter zyden de tafel van haar E -
delheden op ftoelen, even g e lv k z y m de
koetzen zaten, geplaatft * rondöm met helbaardiers,
in hunne kleederen van ftaat
(dat toen roode fcharlake mantelsoverhail
gemeene kleederen waren , en nu roöde
lcharlake met goud geborduurde rokken
zyn) omftuwd.
A ls z y hier nu pas inordreZa ten,wier-
den ’e r ettelyke qharges met fnaphaanen,
en e lf kanon-fchooten van ’t kafteel g e -
da^ri, waár na de cerfte Gezant door
z y n Edelheid wierd re rwelkom t, die zrg
alleen maar wat oplichtte, het geen h y
egter voor den arideren Gezantniet dede ,
verwelkomende dien al zittende.
D e Raaden van Indien verwelkomden
hun o o k , de een wat meer, en de ander
wat minder opryzende.
De Kapitein der Maleyers het zakje ,
waar in de brief des Keizers waSjOnttofnt-
en dien, na dat h y ’er uitgehaald was,
vergegeven hebbende, wierd door. den
tolk (die agter z y n Edelheid ftond) niet
anders dan het opfchrift opgelczéri, en de
G c 3 zelve