
— ______
O P P E R-L A N D V O O G D E N .
A*. 16)1 nu toe beldeed had, toonende hoe Zwaär
hec in zicb zelve was, en war daar . toe al
vereifcht wierd
Hier op gaf hy het zelve aan de Heer
van Outhoorn, gelyk mede de fleutels,
die daar lagen, over, daar by voegende,
dat zy wat zwaar waren: waar op de andere
Heer zeidc, zyn Edelheid , ’t is na
men daar aan cild- Na dit verricht teheb-
ben ging de Heer Camphuis van daar in
zyn vertrck, en nog dien zelven dag. na bui- |
ten in zynen thuin.
De Qezant van Abyflinen, die deze o-
vergave van het.oppergezag zoo vreedzaam
zag gefchieden, ftond verbaalt, en zei tegen
zekcr vriend',die naafthem ftond, ditzou
in myn land zoo gejnakkelyk niet toe-
gäan , maarduizenden van koppen koften,
eer iemand tot zulken oppcrgebied zou
können geräken. Deze Gczant Chodja
Moraad genaarad, en de zel ve, die Ao. 167 7
in de tyd yan de Heer Maatzuiker door de
vader van dezen Keizer gezonden was, leverde
een Arabifchen brief over , die, ver-
taalt zynde, dus lu'id:
Vertaalde B r ie f u it het
Arabifcb van den Keizer
van AbyJJinen, aan den Op~
perlandvoogd van Oöfi-In-
dten, Joannes Camphuis.
DEze brief kotiit van den hecrlyken
I Keizer, en grootenSulthan, iKeifchcn
Kci n zer Pver den riek der Volkeren, de fcha-
zcr aan dc„ du we Gods, uitgebreid overdewereld,
3 It
Veriaalde
brief des
Abyflin
Heer
. Camphuis
A?". 1691.
„ de heerlykfte der grpote Voriten van
„ de Wet van denMeflias, devoorrtaam-
„ fte der Chriften Köningen, enhoogfte
„ Monarch in het land van de Habyilinen,
„ befchermer van de grensplaatzen der
„ Chriilenen, navolger van de Wet des
„ Evangeliums,met billykheid handelen-
„ de onder de Chriilenen en Mohhamme-
„ danen, met zyn oordeel recht treffende
„ het, wäre gevoelen, bckleed met het har-
,, pas van David, ingedompeldinhet wa-
„ ter des Doops, yerfchrikkelyk, heerlyk,
„ goed en glorieus,atkomftig vandezeer
»» g^gte Sulthans, die gefprotenzyn van
„ David en Salomon, den Sulthan, zoo-
,, ne des Sulthans, den Sukhan Agaam
„ Seggied, zoone van den Sulthan Alaf
„ Seggied, God brenge tot ons een ge-
„ deelte van het geluk, dat hem eigen is,
„ hy ftelle ons onder zyne gunftgenoten,
„ en deele ons mede van die glorienze
„ heerlykheid, en uitnemende weldaden,
„ hy ftelle ons onder zyne dienaren, hy
„ behoede ons voor het quaadderKonin-
„ gen, by aldien zy met een boos opzet
„ zieh zelven tegen ons aankanten: God
„ make zyn vooripoed beftendig, enver-
„ fterke zyn helperen. Amen.
„ Ten andermaal zend ik eengroctenis,
VI. Deel.
ichoonder als een bloejcnde lufthof, en A•< H<jt;
edeler dah het licht van de Zon, ende
volle,. Maan, wiens aangename reuken
geurig, en wiens paden klaar zyn, en
wiens opgangaangenaam is by degene,
die is de glorie, de edelfte Sulthan van
de Sulthans der Hollandcren, en de
grootfte Koning der Köningen van ’c
land Batavia, den Generaal Jan, welke
opricht door zyne regering, van Wegen
„ de deugtzaamheid zyner handel ingen,
„ de gene die afwezig zyn vah hunneou-
Lj deren i welke weet ten beften te fchik- '
L ken de moejelyke zaken der gener, die
i onder hem ltaan,en die van de vier oorden
, van de wereld voor hem nederbuigen
,v te water en te lande, en wiens gebod
, door niemand van zyn onderdanen werd
,, wederfproken. God make zyn geluk
„ beftendig, hy verheerlyke zyn Zon. Hy
„ verheffe zyn licht. Hy make beftendig
„ de uit- en mgangen zyner weldadighe-
, den en uitnemendheden. God make,
, dat hy met veortreffelyke tekenen en
, preuven altyd leide die gene, die’t van
, doen hebben. Hy doe 00k altyd duu-
, ren zyn uitmuntende heerlykheid en de
dapperheid zyner Soldaten, die het land
, beichermen, en door zieh zelven make
, hy beftendig de ordonnantien zyner glo-
, ricuze en verheven vaderen en grootva-
, deren.
„ Vorders uw uitnemend lot en veel-
, vuldige voortreffelykheden hebben ons
, aan u doen fchryven dezen brief, en u
, aan doen fpreken op de vriendelykfte
> wyze, en dat o;n te vernemen na u wen
» ftaat, wat geluk u daar in is wederva-
, ren, en wat goede hoedanigheden u zyn
, aangeboren. En nadien malkandcren
gedagtig te wezen, brieven te ichry ven,
en onderlinge gefchenken te zenden, af-
komltig is van de vaderen en gröotvade-
deren,en nadien dit 00k is tepoudeger
woonte en regte regel in anderegelegen-
heden cn tyden, heeft dit ons opgewekr
om te nodigen u gemoed \ opdat het zel *
ve niets quaads overkome, en op datu
Ed. doorlugtigheid zieh niet vermenge
met eenige duifterheid, en op dat alzoo-
de nodiging gefchiede van beide de kantenden
weggenomen werde dat beletzel,-
dat ’er tuflehen beide mogre wezen.
Hierom is het nu, dat ik zende tot eene
ichenkagie y paarden van de edelfte flag,
20 flaven, en 2 ftruisvogels met onzen
dienaar Chodja Moraad. Wilt het niec
verfmaden, gy zyt de befte van allen-^
„ tot wien ik die kan zenden;
Na dezen tyd onthieldzyn Edelheid zig
in zynen tuin buiten de ftad, pas buiten
de Nieuwe poort gelegen, waar in hy een1
zeer fchoon huis aan de Rivier, enaande’
weg van Jakatra had laten maken.
Ss in
l l l l