
A0» 1706. neDj Soorzakkcn, Tsjampedahas, Doe-
rians, Tamarinde-vrugten, eneenzekere
foore van Aardakers, die ik zedert noit
meer gezien heb. Met een woord, het
was een tafel met fruit, waar op men den
grootften Prins van de wereld had mögen
nodigen, ea dierhalven een onthaal, met
de grootmoedigheid van dien Prins, en met
die van de hoogmoedige Princes van Soe-
rabajaj Volkomen overeen komende,waar
by wy dan nog het luidruftig Javaanich
Muzycq van een groot getal rammelende
gongen en Tifo’s hadden, zonder de welke
zy dog niet volmaakt vrolyk können
zyn.
Die in haar Onder het eeten viel het geiprek over
nadeibi de heertyke fchikking en de menigte van
ichrcvcu" allerlei keurlyke vrugten, die deze Princes
had weten by een te zamelen, en onszoo
cierlyk op te diflen, waar op de Heer Willem
Sergeant -zei, dat de vrugten heerlyk
waren j maar dat de vrouw, die ze ons
verichaft had, weergaloos trots, en zoo onfenaakbaar
zelf zomtyds voor den Prins
aar Gemaal was, dat hy (die ’er by zat)
bekennen moeft eenige ftonden beleefd te
hebben, in welke hy met haar alleen
meer,dan met alle zyne Wyven, teftellen
had.
Vermits nu de Javanen Mohhammc-
daanfch zyn, en volgens de wetten van
hunnen Godsdienil vier wettige vrouwen,
en zoo veel byzitten hebben, als zy willen,
zoo moet men weten, dat ieder van
deze vrouwen hare beurt (die zy op zyn
Javaans Galiran noemen) heeft, om by
haren man te flapcn. Een oude gewoon-
te v an ’t Ooften, waar van men in de tyd
van Ahafuerös den Koning der Perzen (en
al eer,by Jacobs tyd, gelyk Gen. 30. vs.
15 blyktj al w ill, en die ons het rechte
veriland en begrip van die Galiran, of
beurte van elke jonge dogter, geeft, van
welke wy Eßh. z. vs. iz - iy . lezen.
Gelyk zy nu de eerfte vrouw van den
Prins was, alzoo gebeurde het op zekere
dag, als het hare Galiran was, dat de Heer
Sergeant aan de vrouwen van dezen Prins
dric Heilen roozewater van zynen voor-
raad, van Batavia toen eerft bekomen, ten
geichenk zond, wetende,datdithaarzeer
aangenaam zyn zoude, alzoo de Oofter-
lingen in ’t gemeen-, en voor al de vrouwen
, zeer veel van reuk-werken en liefle-
lyke vogten houden.
Deze vrouw nu van zieh zelven reeds
zoo vol moeds, en daar by overwegende,
dat dit geichenk op de dag van haar Galiran
gedaan wierd, oordeelde dat de drie
Heilen, en alle gefchenken op die dag gc-
geven, alleen haar toequamen, en dat
de Heer Sergeant, om geen andere reden
dit geichenk aan haar gemaal gedaan
had, en wilde dierhalven 00kalle deflef-
ien hebben.
Den Prins haar gemaal begreep dit eg- a»,
ter anders, en gaf ’er ieder wyf, om recht
te doen, en om ruft met haar te hebben
, eene; dog dit onruftig en windrig
w y f nam de hare, en wierpze na zyn hoofd
(dat hy gelukkig ohtweek) in Harden, en
was door geen nieuwe beloften te bedaa-
ren.
Hy moeft dierhalven de Heer Sergeant
om.nog een fles laten verzoeken, die hy
haar, in hope dat dit haarfiedenejgemoed
wat nederzctten zoude, geven wilde5
dog zy wilde die geerizins vanhem i maar
wel als een gefchenk van de Heer Sergeant
aannemen, en om te toonen,datzy
die 00k juift niet wilde voor niet hebben,
het zy aan de flavinnen van dien Heer
vragen, o fzy geen Roozewater te koop
hadden, om zoo een fles dan, mits beta-
ling, aan te nemen.
Om dit wel te begrypen, moet ik tuf-
Ichen beide zeggcn, dat zulke vrouwen
van ftaat haar eigen inkomen van eenige
landeryen hebben, die zy zelfs na haar ge-
maals doodblyven behouden, niet tegen-
ftaande zyne goederen aan den Keizer, of
door zyn gunft aan den ouqftenzoon ver-
vallen, gelyk meeft, als dezoon in zyn plaats
gefteld wend, gefchied, maar zoo’pr een
ander in komt, c^n gaat dat zoo grifniet,
gelyk wel te denken is.
Ook dürft de Depati zulk een vrouw
hem van den Keizer zelf gefchonken zoo
licht niet qualyk handelen, om dat ay hare
vnenden aan’t hof heeft, die hem daar
zeer licht m ongunft zouden können hel-
pen.
Na dat dit geiprek van de Heer Sergeant
over die hoogmoedige vrouw ten eui-
de geraakt was,en men zieh zelfs aan dien
trefielykctafel watgoeds gedaan had, ftond
men op, en al het overlchietende eeten,
zoo wel van de voor- als na-tafel, wierd
aan ons gevolg gegeven.
Ik ging ondertuflchen wat dieper,in dit
Hof; maar bevond in het zelve niet veel
heerlykhcid, dan dat ik hier en daar eenige
opene pleinen met Saboas, en daar in
fraeje matten op de grohd, en ronverre
eenige ledekanten zag ftaan, die al vry net
toegemaakt,' en met fraeje behangzels op-
gecierd waren, ontrerit welke ik nogtans
niet al te na komen dorft, om dat ’er een
groote troep van Bidaja’s, en dienende
vrouwlieden, ontrent ftonden, in opzigt
van welke ik den Prins,, een zeer jaloer-
zen Mohhammedaan zynde, geen grond
van eenige quaden gedagten geven wilde.
Ik ging dierhalven ip de Alon Alon*pf
Pascebaan, die wel* een kleen vierde deel
van een myl van de Heer Sergearits woo-
ning, dog anders naaft den Dalam van dezen
Prins gelegen was, wat Wandelen, al-
waar ik zyn ftal met twee' ofdrie zeergroo-
tc Oliiantcn vond, op welke hy gewoon
A*. 1706, is alleen,of wel met een van zyne broe-
ders, wanneer hy het Opperhoofd al-
hier komt bezoeken, of eenig ander be-
zoek van ftaat doet, te ryden. Ik heb
hem in zoo een geval ook wel een zwart
zyde topje , met twee ronde kringen van
goude paflementen, twee vingeren van
een ,en boven met eenige dwars-paflemen-
ten bezet, o p ’t hoofd zien hebben, en
zag hem dan op een heerlyk kuflen van
ftaat,dat in een gemaliet zetelken van Ro-
tang, voor twee menfchen, om ’er over
dwars in te gaani gemaakt was, zitten.
Wy verttokken eindelyk na dankzeg-
ging van daar, en wierden door den Depati,
en zyne broedcrs,tot buitendenDalam
uitgeleid.
Sraatclykc Op den dag, toen de Depati van Soera-
S van z7ne drie br5,eders den Prins van
den Prins .ura plegtelyk ging verwellekomen,
van Madu- ne° gezien, dat hy voor den-zelven niet
ra. alleen zeer nederig (hoe kon dat van zul-
ken opgeblazen herte af) fombaide, maar
ook zyn hoofd tot aan des zelfs voeten
boogj ol die kufte, gelyk ook alle zyne
broeders deden.
Het waste verwonderen, dat een man
van zoo hoogejaaren nog luft kon hebben,
om zoo zwaren veldtogt by te woo-
nen ;dog dewyl meh hem voor denopregt-
ften en magtigften vriend derE. Maat-
fchappy op Java hield, was Kapitein van
aer Horft uitdrukkelyk afgevaardigt, om
hem daar toe ujt riaam van de E. Maat-
iqhappy, en van den Veld-Heer te verzoeken
, voor welken hy zoo grooten agting
had, dat hy dit niet durfde weigeren.
Hy was vergezelfchapt van zyne kinds-
kinderen, en had ook zyn oudfte zoon,
den Prins Saftra Nagara, mitsgaderszyne
kindskinderen de Princen Poerba Nagara,
Soeria Nagara (die naderhand in zyn plaats
als Prins van Madura gevolgd is) en meer
andere, welker namen my ontgaan zyn
onder zvnen ftoet.
Ook had hy vier van zyne voornaamfte
vrouwen, jonge en fraeje deerns, byzig,
die in draag-baaren, met jaloezy-matten,
voorby onze wooning geciragen wierden!
Deze waren het puikje van drie of vier hon-
derd anderen, die hy in zyn uitnemend net-
ten en Vorftelyken Dalam, of Hof op
Tondjong, had, een Hof-ftoet, die veel
meer tot een uiterlyke ftaatvoering dien-
de, dan dat hy ze nodig had, hoewel men
zeide, dat hy in die hooge jaren, nog zeer
tot de vrouwen genegen was, wekkende
(gelyk al de Javanen) zyne reeds overlarig
verftorvene luften door’t gebruik van den
Amhoen, by *t rooken van Madat (dat
Atnfioen, o f opium, met tabak gemengt,
is) weder op. . p
Op den dag van zyn intrede wierd hy
door twaalf Javanen gedragen, voerende
een zonne-fcherm van ftaat, van Dahon
IV. Deel.
In zyn
ftoct.,
Nipa of Nipa-bladeren aan een zwarte ftok, ¿•.1706.’
met zilvere banden, waar aan twee groote
quaften waren, vaft gemaakt, dat geen
ander, dan een Prins, of wel een der vöör-
naamfte Ryx*Raden, mögt voeren.
Hy was met een ftoet wel van duizend
Grooten en minderen van zyn gevolg om-
ringd, behalven dat zyn piek van ftaät,
waar aan men by na niet als goud , enzeer
\yeinig hout, zag, nevens de verdere praal-
cieraden voor hem gedragen wierden. Meri
zei dat die Heer wel honderd en twintig
kinderen, kinds-kinderen, of kinds-kindskinderen
had, die hier meeft by hem waren.
Hy beroonde veel agting en genegeri-
heid voor my te hebben, alzoo men hem
reeds bericht had, dat ik een Panditä, dien
zy Santali of Santri noemen, was.
Hy fprak zeer geerne metmy, hooren- Gem«n.
de dat ik ook een grondige kennis van *aamhcid
hunnen Godsdienft en van de Maleitfche van dicn
taal had, die hy mede zeer wel fprak ' ?r'"rs."S'
Ik verzogt zyn oudften zoon, een Heer,er J" !
van veerugjaren.opzekeren tyd, wanneef
de 1 nns my genodigt had nevens hem te
komen zitten, dat hy de goedheid hebben
wilde, van zieh mede hy onsnedertezet-'
tens, dog de eerbied, die-hy voof zynen
vader had, was zoo groot, dat hy zulks
nietbeltaan dorft, alzoo dit een grovemis-
daad tegen de Javaanfche Hof-wetten was:
dieik naderhand beter leerde kennen,ge-
lyk ik ook in later tyd Zoo veel kennis van
hare taal gekregen heb, dat ik een zeer net
Woorden-Boek of Diftiodarium daarvan
gemaakt, en nog onder my hebbe.
Op dezen zelven dag vereerde my deHeer Gcfdieük I
nol een zeer fraei blaauwgedaalderdBi-doordc :
manees paard, om my daar van in de veld- ^ccr knji.
togt te dienen; ik heb al eeniee danen
werk gehad, om ’t zelve het fchrikken
voor piftool-fnaphaan-en bas-ichooten,
en vooral, het gerammel der Gongen,af
te wennen ,voor ’t welke ik nietf beter
vond, dan nu en dan in de Pascebaan,
daar gemeenelyk dp zeer groote Gongen
gellagen wierd , te gaan ryde'n.
Hetdraeidein ’t eerft met my, hoc vaft
ik ookte paard zat.zeerdikwilsin’trond
zonder na de toom te willen luifteren; dog
t wierd naderhand zoogedwee, dat hetvan
geen kanon-fchoot wift.
die0H ^ f ent“ 1Ven 1 i “ guftus Sa^” OlyTsveeop-'
n S i o , twee °PPs®rs, de cen'Janpafe iot
Bapnfta Boelens, en de ander Herman ^Shry.
Henriks genaamd, en beftelde ieder van''c<sdi“ lt
hen een paard, om my alomme, als ik tc8cs' ’""‘
paard uitging, en voor al in ’t leger, te
können volgen, en te dienen, gefyk zv
ook zeer yverig gedaan hebben, alrnozy
t zeer wel by my hadden.
Ik Iiet ook, bericht zynde, dai wy door
e" 2and,Se rddc" . daar het
ichrikkelyk nu en dan (gelyk ikbevonden
A heb)