
loo ■ L E V E N S D E R
'A. ijjQ. niec, dat hy zoo na by hen was. Hy
ftoeg hen dierhälven, met zyn nu fterk
^iffangegroeid Leger, ontrent drie mylen
van Delli, by Panipat zoodaning in de
vlucht, dat hy door deze eene overwin-
í - Gmakt11“1^ weer °P ¿ynen Throon geraakte-,
Weer op herftellende alles in zeer körten tyd, hoe-
.w e ljy met lang leefde, en pas z jaren
.lüroon, »er ña quam te fterven.
Hybe- Het eerfte dat hy dede, Was, Sjah
loontSjah .D<j«/<i/, die hem van alles het eerfte be-
rykelyk. gegeven, en de genegenheit van ’t
volk , en verfcheide Koninkjens, voor
hem herwonnen had, rykelyk te bcloo-
nen, en groote eigene inkomften, ifchoon
dit tegén ’s Rykswetten aanliep, jaar-
lyksjZoo voor hem,als voor zyne nazaaten,
te bezorgen , Welke nazaaten tot
poch toc ook de eenigfte in ’t ganfehe
Ryk zyn , die eigen Landen erfelyk
blyven bezitten, zonder dat hunne goe-
deren, gelyk die van alle andre Onder-
daanen, by ’t overlyden van de Vader ,
Weèr àan de Kroon vervallenj behalven
dat dit Stamhuis vän Sjah Daulat tot nog
toe by den grooten Mogol in dehoogfte
achting is, én in rang voòr alle, andre
jgaat. Ja zelf is zyné gedàchtehis by de
volgende Mogols zo geèerd en geagt
geweeft, dat het volk, en die Keizers
zelf, zieh niet fchamen noch dagelyks
zyn Graf zeer Godsdienftig, als van een
van hunne grootfte Heiligen, te gaan be-
zpeken. ú
Houd . Wat ñu zyné belofte aan Sjah tha-
geene van thas belangt, hy kreunde zieh daar zeer
zynebe- weinig aan, bleef eenzuivereSunñi, ge-
S'ah Tha--^k te voren, met alié de zynen, yermas.
goedde hem niets van de groote koften , |
aan hem gedaan, en dagt niet minder,
als om hem Candahar o f Sindi te fchen-
ken , doof welke trouwloosheit, en groote
ondankbaarheit (vermits hy hem zeer
trots by zyn éefftè ìchryvén behandelde)
hy toonde een rechte nazaat van zynen
Voorvader Aboefaid, en dus hier in een
rechte groote Mogol, en een waare tak
Van dien ondankbaren Stam te zyn.
Het was zoo verre van daar, dat hy
voor Sjah Tbamas eenige de minfte be- j
leefdheit zóii òvérgehad hebben, dat hy
hein al het volk* dat hy hem, by zyn
vertrek uit Perfien mède gegeven had,
onthield, aan die Perfiaanen, waar op '
hy zieh naderharid meefjt vertróüwdé,
Zeer groote foldyen, én aah hunñeovér-
fteri ae eerfte ampteri van ’t R yk gevén-
de, Waar door zy alle zeer géwillig waren,
örii by hem te blyven,' durvende
naderhand ook noit weer in Perfien ver-
fchynen, liit vreeze van de zware ftraf-
fen, diezy,zòò menigmaal te vergeefs
door hunnen Vorft herroepen zyndc,
niet zouden hebben können ontgaan.
;Wat nu dé Patans, o f Jndiaanfche
Koninkjens, aangaat, die, volgens de A
vorige grondwetten, Omrahs waren, daar ’
van zogt hy zieh allenskensj volgens dien
heilzamen raad, hem door den Koning
van Perfien, zoo als hy affcheidvanhem
nam, gegeven, te ontflaan, door mid-
del van tuflehen de Patans, en die Indiaanfche
Köningen, een eeuwige haat
te veroorzaaken, altyd quaad zaad te
zaaijen , hen beyden, door ze tegen
malkanderen geduurig op te hitzen, klein
te maken, en zieh zoo met ’er tyd van
i hen te ontflaan, ’t geen hy zedert ook
meefterlyk gedaan heeft, en tot noch toe
by zyn nazaaten nägevolgd werd.
Hy deed dit egter met dat onderfcheid j Was
dat hy'zieh j in opzicht van de Patans, een Hegt
geheel en al, doch in opzicht van de In-Mohham:
diaanen, alleen van die gene, die- hem aan'
niet dienden, ontfloeg, behoudende uit
hen alleen die.dappere Rasbuten, en voor-
vegters, die hem in zyne Legers dienen
konden, uit welke hy ’er ook verfcheide,
om hen te naauwer aah zieh te verbinden,
tot deze en gene groote bediel
ningen in zyn R y k , en Leger, verhief j
zonder hen ook te ftraf in hunnen Gods-
dienft, gelyk bevorens gefchied wasj
te handelen, ja zieh zelven nietontzien-
de, nü en dan wel eens in hunne Tempels
hunnen Afgodendienft by te wooneni
dat hem zeer aangenaam by henmaaktej
hoewel de zynen wel wiften.; hoe-, en
waarom, hy dat deed, alzoo hy zieh al
zoo weinig aan hunnen Godsdienft , als
aan denMohhammedaanfehenjgelegen hei:
leggen, in welke onverfchillende gedag-
ten hy ook altyd zynen opvolger, en
Zoon Ekbar, heeft zoeken op te voe-
den, hoewel dat geheel anders uicgeval-
len is , gelyk wy in zyn leven zullen
zien.
Terwyl ik van den Zoon fpreeke * körnt
my te binnen, dat ikbelooft had , noch
iets van des zelfs Moeder, de Keizerin
Zimle Begum, te zullen zeggen.
Deze fehoone Vorft inj welke Sjirsjab SjirsjaH
met Homajom's Vrouwen-Timmer ger^endde
vangen ire eg , fcheen door de i b a a l r f lÄ '
van hare fehoone oogen hem, gelyk z v E - f r
meer andren gedaan had, te zullen betopveren;
maar gelyk zy een zeer kuifche
Princes, alzoo was hy een zeer eerlyken
grootmoedig Vorft, die de zedigheit,
Dy zoo groote fchoönheit, zoo fterk in
haar ziende uitbhnken, endaarbeneven
vernemende dat zy zwanger was, dit
grootmoedig befluit nam, van haar zoo
lang zy onder zyne magt was, niet de
minfte blyken, van dat zy zyne gevan-
genewas, tegeven, maar haar met zoo
veel agting, en eerbiedigheit, te behan»
delen, dat zy niets, dan alleen het by-
wezen van hären Vorft, enGemaahzon
milien.
Het
. j Het geen noch verder ging, dat hy
Onge-* V ° r 0 h noch meer genoegett, en
ftbonden de Wereld noch meer reden tegeven,om
aan Ho- zyne belcheidenheit, en grootmoedige.
itnajom. Jjuisheit te verheffen j haar ten eerfte na
Perfien, aan haaren GemaaP, Zoo zwanger
zynde te rüg zönd , waar uit daö
blykt, dat dit j riiet A. i f 48 * maärniet
lang na zyne Vlügt na Perfien gefchied
is.
Homajom, die wift j hoe ithoon, en
" bekooi'lykzy was , ftelde vaft dat Sjirsjab,
„die . henr zoo- önrechtvaerdig van zyn
- Throon had durven ftooten, noch minder
zwarigheit gevonden had, om zieh
^ meefter van zulk cen fehoone gevangene,
door allerley wegen te maken, en dat hy,
Ze nu moede iynde, öm. noch de naam
van kuls en grootmoedig'*te hebben,
idezelvehem qüanfuis noch ongefchonden
weder töezond.
r . . • - Hy ontfing haar dierhälven vry koel,
¿er zeercn v^aagde haar zeer förS, o f die Tyrab.
yerdagt niet .met, de zelve verwoedhfcit zyn ge-
hidä: . weld tegen haar eer j als zyrie onrecht-
i^r Vaerdigheit tegen zyne Kroori geöeffendj
Ci en zyn bed niCt bezoedelü had. -ä
Zy zeyde, dat hy niet minder^älsdiat
gedaan, en haar met zpo veel e^bied,
miisheit; en höogagting behandeld had,
dat zy niet gehoeg tot löf van zyrie groot-
iriöedigheit, en befcheiÖenheit ontrent
haar, fprekeri kori, en betuigen irioeft,
niets j dan alleen hären zoo wäarden Ge-
maal’s bywezeri;, gemift te hebben.
- ; JDit verheferi-xan Sjirsjab's gröotmoe-
dige küisheit ontrent haar, die zo fchoon,
' , en vol betooveringen was j quam hem
izeer verdacht voor: Hy hield het, ö f
yoor Ceri vond van haar vernuft j ofvöor
een verfprek tulTchen hun beyden, om
Jhaar leven vöor zynen toorn, zoo zy maar
*t minfte bekend had, zeker te ftellenj
fcn dierhälven wät zy daar vän verder
yoorgeveri mogtj hy zey vlak üitj dat
hy het niet gcloöven kon j maar vaft ftelde,
dat zfde waarlieit voor heiri verzweeg,
öm de üitwerking van Zynen toom en regt-
vaerdige jalocfye hier över niet te ge-
voelen.
Hy maakte na dien tyd ook zoo weinig
werk van haar, dat diejonge V orftin,
zeer droefgeeftig hier over geworden,
zieh aan zulk cen zwaarmoedigheit over-
gaf, dat zy daar aan wel haaft fcheen te
zullen fterven, zoo daar niet fpoedig in
had voor zieh geworden.
T o t haare verquikking begaf zy zieh,
veriniw Homajom na haar niet meer om*
zag, in ’t Vrouwen-Timmer by de Sul-
thane vaii Perfien, aan de zelve met
veel droeiheit hären fpytneyenshare on-
ichuld, vertooneride, en hoc zy een
fehoone, jönge, cn kuifche, Princes,
zyndc, niet verdu-wc»kon3 datzy,zon-
IV. D e e l .
der eenige grond, o f reden, van den Kei* a.
zer Homajom verdacht gfehouden Wierd j
weshalven zy zeyde j lièver dóod te willen
zyn, als langer ^00 köel ön föiäde-
lyk gehandeld te weiden. . . .
Z y gaf ook, om hare onfchüldverdef
te doert blyken, meteenbrief aan Sjir*
sjah berigt van alles, wat tuflfchèn haar^
en Homajom, Voorgevallen ^ en in wät
bedroefde lttót zy tot hu , doörZyne öft-
gegroridé jaloezyj.was. . | 1
Hy had zoo ras gecri kennis daar äf gekre-
gen j-of had grootqiedelyden niet häär, eri
fchreef, zonder te laten bly ken j dät hy dit
van haar wift » een zeer omzigtigen en be-
leefden brief aan Homajomyvrxix in hy zeyde,
door deze én gene overgekomene gerügten
ver ftaan te hebben,dat Zimle Begum¿
zyn kuifcheGemähn, inongunftbyhem
was, om dat hy vermöedde, dät hy
(ßjirsjah) häar oneerlyk behandeld, o f zytt
D,éd geíchónden zou hebben.
H y beripp z ig , niet: alleen öp zyn Ge- Sii^áh
malinne zelf, en op haaf ganfeh gevolg, jweertop
dat altyd by haär geweeft was maar ^
Zwoer ook zeer dier op dén Ooraari (den eñhare *
hoogften eed , die een Mohhammedaan onfchül<J.
doen kon) dat het zoo verré van daar
was j dat hy , Tchoon overwinnäar j
haar eenigermaten oneerlyk behandeld^
o^ eenig geweld op haär eer geda^
zou hebben j dat hy haar nöit
eén ööeerbiedig woord toegefproken j
maar wegens hare kuisheid én worider-
lyke zedigheit de eerfte gedagten gekre-
gen te hebben, om haar dus qngefchon-
den, té meer; dcwyl zy lwangcr was; »
äan hem, haaren Gemaalj te rüg te zenden^
vóegende daar by, dat God j en dé Pro-,
pheet, die alles wift, hem tydigeneeu-
wig in de Helle ftraffen wilden, zoo hy
iets, dat niet waar was ¿ aan hem fchreefj
fen dat Hy hem dierhälven bad, dit niet
alleen té gelöoven j maar die onffchuldige
Princes daar ovér niet meer verdagt te
houden , eri haar met die, liefde, die
hare troriw, en zyne onfchüld, en gropt»
moedig bewezene befcheidenheit aan
hem, dien hy anders had konneöbehän-
delen, vèrdienderi, voörtään te Willeri
bejegenen, betuigende nogmaals, dit otri
geen andere reden aan hem teverzóeken¿
dan om dat hy, ¿fl de Priflees, in dit ge-
val beide even onnoozel, en onfchujdig
waren.
Deze diere betuigiflg, en zwaren eed „
vati Sjirsjab, gevoegd by de zwaarmoe-
digheid der Vorftin, had zoo veel vèr* mind haar
mögen op het gemoed van Homajcttn, dat weer zoo
hy haar aanftonds weer by hemöntbood, 2®cr»
en met zoo veel teederheit, en leedwe- 0
zen van het otigelyk, dat hy haar, on-
fchüldig aangedaan had , ontfing, dat
z y , die door de droefheit al zeer ver-
magerd wasy dp zoo een onverwagte ett
C c on