
A«.I7P},
14* B E S C H R Y V I N G E v a n
D E R D E B O E K .
E ERS T E HOOFDSTUK.
A%I7oj.
SOciochoenan Amangkoerats dood A°. 1703. Pangerang Depati Anom, zyn zoon tot
zyn vervanger door hem verklaart. Zyn wreden aard. Hy , en Poegar, zenden gehanten.
Haar Edelbedtn keuren zyn aanßelltng niet goed. Re denen daar af. TVy-
P zen Pangerang Depati af. Zyne gezanten veragtelyk beb andelende. Erkennen Poe-
gar als Ketzer den ip Juny 1704. De Javaanfcbe oerlog daar uit ge f f roten. Eerße
togt na Java A°. 1704. Die ons zeer viel gelukt. De verdere togten. Haar Edelbe-
dent bericht aan verfcheide Köningen gevende t kr egen zeldzaam antwoord. Poegar,
en zyn zoonen befcbreven. Des nieuvien Keizers gedrag, en eernaam. De tweede
veldtogt A°. 1707. Sterkte van ons leger. Edelmoedige daad van den Heer de Wilde.
Djaja de Ningrat komt tot ¿ns over. Kaartje van dien optogt. Sterkte van 's vy-
ands leger. Dat zonder (lag of ßoot op. de vlugt gedreven wierd. Verfcheide Groo-
ten komentot ons over, die in genade aangenomen werden. In wat gevaar de onze in
Cartafoera raken. De Ketzer voorgeßeld ter ordre van den Heer de Wilde. Onze
dooden. Nieuw verband door de Heer de Wilde met de Ketzer gemaakt. Waar by
hem een groot e fcbuld quytgefcbolden w erd. Waar Pangerang Depati na toe gevlupt9
en boe by door Soerapati gebandeld is. Beflüiten om Pangerang Depati ie vervolgen.
En Soerapati te ftraffen. De derde veldtogt A°. 1706 onder de Heer ¿ndl. De vorige
Leger-Predikant. De fcbryver by haar Edelheden als Leger-Predikant gekoren.
Zyn vertrek van Batavia. Zyn komß op Samarang. Deftig ontbaal by
den Kapitein der Cbineezen albier. En V bezoek by den Javaanzen Landvoogd befcbreven.
Nevens eenige danszereffen, en Djaja de Ningrat. Des fcbryvers komß
te Japara. En ontbaal dldaar by V Opperhoofd, en den Javaanzen Landvoogd. Des
zelfs komß op Soerabaja. En op Grejfic. Ziet den Landvoogd in de Ren-baanßry-
den. Nader befcbryving van dit rennen. Gaat bet graf van Sultban Ampil zien.
Komß van den Commandeur Knol, en andere Heeren took van den Pr ins ,van Ma dura.
Die by den Prins van Soerabaja ontbaald werden. Befcbryving der gaften. En
der maaltyd, door de Princes van Soerabaja toebereid. Die in haar trptsbejd nader
befcbreven werd. Statelyke verwelkoming van den Prins van Madura t en zyn ßoet.
Gemeenzaambeid van dien Prins met den fcbryver. Ge/chenk. door de Heer Knol,
en twee oppajfers tot des fcbryversdienß gegeven. Strenge krygs-ördre van den Prins
van Madura. Nader befcbryving van den zelven. De Brigadeis van ^t leger ver-
geven. De fcbryver predikt, en doopt hier eenige hinderen.Het flegtleven derbedtenden op
Java. Wapen-fcbouwing der iroepen. Sterkte des Legers. Eti van ieder Brigade.
Zien de Olifanten van den Prins van Soerabaja danszen, enz. Pangerang Depati
Anoms neiging, ofn over te komen. Des fcbryvers focht na Grifficj en zyn f vef-
ricbting. Groot gevaar van te verdrinken.
9 | H
mH mn i.
Socfochoenan
Amangkocrac’s
dood A*.
X70}.
Depati A-
nom, zyn
zoon y toc
zyn ver*
A <v 1703 in April, quam Soeibehoe-
J~\ nan Amangkoerat, na z6 jaren re-
^ geerens, te fterven, hebbende zyn
zoon, Pangerang Depati Anom, tot op-
volger in ’t R y k , als Keizer .van Java,
met goedkeuring van alle de Ryks-Groo-
tcn, verklaart.
Dit was toen een Prins van 33 o f 34
jaar. Hy ging wat kreupel aan zyn rechter
been; maar was een Vorft, die de
naam had van zeer wreed te zyn. Om daar
maar eene preuve af te geven, zegt men,
dat hy zoo ras niet op den throon van zyn
vader geraakt was, of hy liet midden in
zyn hof een fteenen huisje maken, waar
in hy zeer zeker zat * daar op deed hy toen
duizend naakte vrouwlieden komen, om
die tegen eenige tygers te zien vegten.
Geen Javaan dorft Zyn moye wyven^ Zyu wree-
of andere fraejigheden aan hem laten zien, den aard.
of hy was die quyt,en een man des doods
’er by. '
Na dat nu deze jonge Vorft totzynya- H y , en
ders throon dus verheven was, zond hy Poegar,
aanftonds Gezanten met een brief na Baf zcndcn^e'
tavia aan haar Hoog-Edelheden, om ken- zantcn‘
nis aan haar te geven, dat de Keizer zyn
vader overleden, en hy in zyn plaats als
Keizer van Java gevolgc was.
Pangerang Poegar, zyn öom, wierd in
de landen van Mataram, Watas, en de
Bageleen van alle de Hofs-Grooten aldaar,
mede als Soefoehoenan uitgeroepen, die
00k zyne Gezanten na Batavia zond, om
zyne verhefHng aan haar Edelheden bekent
e maken.
t ’ Het
m m
B B r
■ p
I B
m w m
G R O O T J
' A». 170J. Het folgende nu inopzichtvan ditge-'
val, is my dopr verfcheide Heeren, die
dit toen gezien en gehöord hebben, in de-
zer voegen verhaald.
Wat de Gezanten van Pangerang De- 1
pati Anom betreft, deze waren wat te
voorbarig door Kapitein Hagerlinde, leg-
gende toen als Hoofd op Samarang, en als
of zy de behoorlyke hoedaniglieden daar
toe hadden, zonder daar toe eens laft van
haar Edelheden te hebben, erkend,enin-
gehaald j waar over hy 00k na Batavia op-
ontboden wierd jdog na dat zy nuop Batavia
gekomen wären, wierden zy nietop
dien dag, maar eerlt daags daar aan, ge-
lyk 00k die van Pangerang Poegar, ieder
twee in getal zynde, gehoofd. ’ .
De bnef, die zy bragten, wierd fvol-
gens gewoonte anders) niet plegtelyk, te
weten, met, twee uitdrukkplyk daar toe
afgezondene Heeren, met driecharges van
musquetten,eny of9 eer-, ofkanöri- fchoo -
ten, ingehaald, en zy quamen aldu&maär
als gemeene Gezanten van geen önder-
fcheit binnen. HK ' .
. Alle de Heeren der hooge Regeering
waren hier ontrent van geen een oordeel;
eindelyk ftonden zy hetaile toe(wantde
Heer van Riebeek tekende hetbefluitnog
in zyn tuin) uitgenomen de Heer van Swol,
die van gedagte was, dat men de zoon op
zyn vaders troon behoörde te laten jen dat
wy niet bevpegd waren, om ons.daar tegen
te ftellen; Dus wierd hy dan afge-
keärd.
WM jb(S| Haar Edelheden nu, zynen brief gelezeh
rafSucU*hebbende» waren ganfeh niet voldaan o-
aanftelling ver de aanftelhng van dien Vorft, nog
met goed. wilden ( gelyk zy gewoon waren zedert
de verheffing van zyn vader) hare goedkeuring
daar toe geven, voor eerft, om
dat zy hem voor een groot geweldenaar,
en voor een volflagen vyand (al in het
leyen van zyn vader ) erkenden, zooda-
nig, dat hy zyn vader toen al tegen ons
aarigezet, en gedreigd had, wat hy ons,
als hy eens tot de kroon. gekomen was
doen zou.
: | Zy oordeelden derhalven zeer voorzig-
tig, zoo vreezelyken nabuur beter in ’t be-
; gin, dan daar na, als het te laat, en hy niet te
beteugelen zou zyn , te ftuiten. En wie
dog zou niet moeten billyken, dat haar
Edelheden hun ftem van goedkeuring aan
hären openbaren vyand (hoe veel recht hy
00k anders hebben mögt) niet begeerden
te geven.
~ ’ Ten tweeden, ftonden hen de Heeren
Gezanten zelf niet aan, aangezienhy (vol-
gens gewoonte) geen Princen des Ryksj
maar een deel fleete lieden van geen rang
ter wereld uitgekoren had, däar by bc-
toonendc, hoe weinig agtinghy voor haar
Edelheden had.
Ten derden, de inhoud van den brief zelf
RcdcBcn
daar af.
A V À. 147'
behaagde hiar niet, %lzoö hy wel zeide A«. tyt 37
dat zyn väder overleden , hy des; zelfs ver--
I vanger geworden, en datzyn vei7oek was,
I dat haar Edelheden hem tegen zyne vy--.
anden wilden befchermen ; maqr hy fep-
‘ tc van zyn .zyde niet een fetter van dpver-
bonden te-^ willen vernieuwen, vän:: de
fchulüen der kroon te erkennen, of die te
zullen betalen | of van zieh-ergens top te’
verbinden , dat egterde wezeritlyke zaken
waren, op welkehaar Edelhedeti hem moe—'
I ften, en zonder-welke zy hem 00k nief >
konden erkennen. ^
Eindelyk zegt men oók ,-dat hy, by de
aanftelling van zyn vader , nevens den zcl-
ven, beloofd en ondertèkend had, dat;
Poegar fia zyn vader m ’t Ryk volgen,'
gelyk hy (zoo men zegt) had hy maar by>
de hand geweeft, ten tyde van zyn vaefer
al gevolgt zou hebben. t By al hèt'welW
nog deze gewigtige reden-quam, dat haar ’
Edelheden brieven van dezen* Pangerang
Depati Anom onderfchept, endaarby ont*
dekt hebben, dat zyn' voornemen alleen
was; om haar Edelheden zoo: langte borgen
, tot ^hyop zynen throon wel ge-
veftigt, zyn medeftrever gedempr, en hy
dan'ini ftaat zoude zyn,omons te tooneri-
wat hy in zyn hart voerde;en dat hy on*’
ze doodelyke vyand, behalven dat hy 00k?'
by zyn eigen volk, als een geweldenàar-V
zeer gehaat was. p I tß
Al deze redenen häalden haar EdeìÉe-
den over, om hem niet als Ppyplgef-eri
vervänger'van ¿yn vader te erkennen , hoe-
wel zy,om tyd te w’innen, goedvonden É
voor eerft maar aan hem te fchryven,dal M
zy zulke. flechte Gczanten niet konden nog t- - 1 .
wilden erkennen, ofte hoóren, en dat hy
andere zenden moeft , met welke men be-
hoorlyk zou können handelen.
Zy hieven , 4 dagen op Batavia , en töeii
*y nu vertrekken zòuden, wierden de Gezanten
van Poegar voor hen binnen gerbe-
pen , en aan- de zelve een brief voor hem J
in een geel zattyn zakje (zynde dit de Rèi-»
zerlyke verwe) gegeven, 'diezy, buiten
op de zaal gekomen zynde, in ’t: geziéht |
der twee andere Gezanten van Pangerang
Depati Anom, aan hunnen Pinang-dragef-
overgaven. |
• Daar op wierden dievan Pangerang De- Wyz«
pati Anom binnen gehaalt, en kregèneen Pangcrang
brief, maar älgemeene zaken, en onder an-DePatiaf*
dere ook deze beheizende, dat haar Edel.
hedenwel wenfchten kennisvanzyn’sva.
ders dood, voor zyne verheffing gehad '
en ook in zyn brief gezien te hebben ¿hoei
damg hy zieh ontrent de oude verbondeni
en ontrent de zaken vanzynvaders;ofdes
Ryks-fchulden dragen zouden, weshal-
ven zy dir maar als een gemeene bekent.
makmg aanzagen, en vooreerft ach niet
verder-in deze zaak konden inlaten.
Deze brief wierd hen-in een zak je van
T l wir
f -af f l
|i !|S I h M k
1 1 I f S l i l i i l l s liiliiiMMSÖl
III