
132, B E S C H R Y
; met Tomogohg Bahoerakza tot Brebes,
Ki jai j Depati Öerawan tot Japara, en Tema
nggong Riwangga tot Kandal, heb-
bende ontrerit tweeduizend onderdanen
by zieh.
V I .
Wanneer nu Radin Aria Sindoeradja,
de Heer Commifläris aantrof, 200 maak-
te -hy de ordre en laft, die hy van den Soe-
ioehoenan bad, aan zyn E. bekend, we-
zende ik op die ty& Tolk van de Heer
Cominiifyris.
V I I .
: Het eerfte, dat Radin Sind'oe Radja
iprak, was die: Ik brenge de groetenisvan
zyn Majeßeit, den Soejoehoenan, aan myn
broeder den Commijfaris toe.
V I I I .
- De Heer Commifläris antwoorde hier
op;, Ik zeige daar voor dank, uit denaam
van de Heer Opperlandvoogd.
IX .
En vervolgde hier op, Radin Aria Sin-
doe Radja: Ik ben uit laß van den Soefoe-
hoenan gezonden, om myn broeder de Com-
mijffdris te ontfangen, en na Carta Soera
op te voeren, met ordre van zyn Majeßeit
den Soeßeboenan, om duizend man te be-
fieileny en laß te geven tot bet dragen van
myn broeder , den Commijfaris, zyn goed,
en bagagte,nevens vier bonderd ry-paarden
met haare zadels, en zyn wy bier alle uit-
drukkelyk gekomen, en afgeßbtkt met be~
vel van zyn Majeßeit den Soefoeboenan,
om myn broeder den Commijfaris te gelei-
den, en te verzellen ,en nog in dezemaand
op Cartafoera te brengen, want zyn Majeßeit
den Soeßeboenan zeer begeerig enge-
Hegen is, om myn broeder den ¡Commijfaris
te ontmoeten.
X .
De Heer Commifläris gafhierop tot
antwoord: Ik zegge. daar voor dank, uit
de naam van de Heer Opperlandvoogd, en
zal aan de Heer Generaal, en de Heeren
Raden van India 00k kennijfe geven van de
agting| en de eere, die zyn Majeßeit de
Soefoeboenan den Gezant van de E.Maat-
fchappy doet.
X I .
Den Radin Soeradja diende hier op:
Het is zier goed’ broeder , en heeft myn
-Heer den Soejoehoenan aan my 00k bevolen
V I N G E v a n
¡ je vragen na zyn broeder de Heer Opper- a».
landvoogd, en de Heeren Raden van India
, of die in een goeden ßand zieh bevon-
den, en welvarende waren.
X I I .
De Heer Commifläris pafte hier op, dat
de zel ve. wel voeren, en in een goede ftand
waren, vervolgende daarop verder, dat
mede van haar Edelheden gelaft was, aan
Radin Aria Sindoeradja- te vragen : Öfzyn
Majeßeit den Soefoeboenan 00k in een goede
ßant9 en welvarendheit was, met alle
zyne onderzaten, en ingezetenen.
X I I I .
Den Radin Aria Sindoeradja antwoord -
de hier op: Het is zoo, als myn broeder
wel zal geboort heb ben, niet al te wel,en
00k niet geheel qua ly k.
X IV .
De Heer Commifläris voegde hier op :
Om wat reden zegt Radin Sindoeradja zulks.
Den Radin Aria Sindoeradja antwoordde
daarop: Ik zegge dit, ten opzichte van
den Balier Soerapati. Den zelven goed efi
wel te doen, beeft zyn zwarigheii, of valt
bezwaarlyk, of is zorgelyk, en den zelve
quaat te doen, is 00k bezwaarlyk, ofgevaar- .
lyk, alzoo by veel volk by een verzamelt
beeft, en nog vergaderende is. Hy wil_ ot0
bevel niet geboorzamen, nog na ons luiße-
ren, en al wat by doet, daar- ontrent en
können wy bem niet beletten, nog ftutien:
by volgt en doet zyn eigen zin, engaat daar
na alleen te werk.
X V .
De Heer Commifläris pafte hier op ;
Ik meen niet, dat bet zoodänig met bem
gelegen is, ten aanzien hy ,Seerapatij door
den Soeßeboenan zoo zeer begttnßigt is. Hem
zyn immers een plaats tot zyn Verhlyff als
00k een vrouw ,mitsgaders. eenige lage Ryß-
akkers, gelyk mede onderbout, en 00k ein
dorp, dat Babarong genaamt Hbord,-gege-
ven. Hoe kan be t wezen, dat hy dan* de
laß, en 9t bevel van den Soefoeboenan niet
achtervolgen, nakomen, en na den zelven
niet luißeren zoude.
X V I .
Den Radin Sindoeradja gaf hier op. tot
antwoord: Het is waar en waaragtig V
geen myn broeder zegt, het is.om dat het
volk an Kartajoera voor bem bevreeß en
bang is, of by bon. mögt;overvallenenvermoor
den.
De
G R O O T J A V A . *33
X V I I .
De Hefer Commifläris voegde daar op
weder: Het volk van Kartajoera en zyn
immers geen wyven: is V vermögen van de
Baliers in geweer en vom wapenen dan bo-
ven de Javanen? Ik zie immers, dat ze
beide een en’t zelve geweer, als, een piek,
en een kris, en buitep dat geen andere
wapenen voeren.
X V I I I .
Den Radin SoeranatatotDamak,dien- -
' de daar op weder tot antwoord: De ftout-
moedigße, en die het meefle hart hebben,
durvenjhet wagen, en hebben de moed om
te ft erven, maar de Javanen en zyn zoo
ßoutmoedig niet, om te fneuvelen, want
baddenzy bun leven durven -wagen, zoo
zoude Mataram noiP van Taroena Djäja
overWonnen zyn geworden.
X IX !
De Heer Commifläris herhaalde hier
op: Het is beel anders met Soerapati, als
met 'Taroena Djaja gelegen, want Taroe-
na Djaja bad eengeheele fireek van'rland
Java ander zyn gebied, en aan zyn kemt
veroverd.
, . . X X . *
Den Radin Sindoeradja, den Radin
Marta Wangfa Pranaraga, den Radin
Soeranata tot Dämak, en den Temangr
gpng Mangonoenan zwegen daar op ft il,
zonder te antwoordden, en keerden leder
na hunne verblyf-plaats, bly vende in alles 1
tien dagen op Samarang*
X X L 7
Waar na de Heer Compiiflaris de reis
na Cartafoera aannam,met allededienaars
der E. Maatfchappy van aanzien, en met
alle de Soldaten. 7
X X I I .
Ik hebbe gezien, dat den Radin Aria Sindoeradja
voor uit ging, eh den Radin A-
ria Marta Wangfa, den Radin Soerana-
ta tot Damak, en den Temanggong
Mangonoenan agter den zelve volgden ,en
dat daar agter dan den Temanggong Bahoerakza
tot Brebes, en Kijaij DepatiOe-
rawan tot Japara, en den Temanggong
Rimangga tot Kandaal, en in ordre met
Zyn volk, en daar op weder Radin Poe-
Jang Djiwa, en Radin Soedarma tot Sam-
manap mede met hun volk agter de zelve
- quamen, en ging de Heer Commifläris,
met alle de dienäars der'E. Maatfchappy A*i
van aanzien, en alle de Soldaten achter
hem volgende, daarop dan den Sulthan
van Tsjeribon met alle zyne Mantri’s o f
Raaden van ftaat, volgden. De uittogt
van Samarang gefchiede ’s morgens ten
acht uuren, en bleven een nacht op Oe-
ngaran ruften. Van Oengaran reifen zy
weder voort, en quamen op BaanffePoe-
teh, alwaar mede een nacht ftil hielden ,
van Baanjoe Poeteh gingen na Tingkir ,
alwaar 00k een nagtoverbleven. Van Tingkir
quamen op Madja Saanga, daar mede
een nagt bleven ruften. ’s Morgens daar
aan wiJde de Heer Commifläris na Carta
Soera voortreizen. •
X X I I I .
Dog den Radin Aria Sindoeradja , en
den Radin Soeranata tot Damak, zeiden
tegens de Heer Commifläris: Myn broeder
wille hii'r wat wagten , ik zal eerft en
voor af iemand zenden, om zyn Majeßeit
den Soeßeboenan hier van alvorens kenntf-
ß te geven. De Heer Commifläris zeide
hier op: V h goed,_ik zaj de ordre van
den Soefoeboenan afWügten.
X X IV .
*5 Heb; liier gezien, därRiadüv Sindotf
Radja drie- mannen te paart1 met. een b iM
na Carta- Soera afgevaardigr heeff g?had,
die äldaar 00k aangekomen zyn; dbg ik
weet niet war de zi#, ofwätden inhoud
dbs-zelfe geweeft is, en het geen verder' ^
voorgehad hebben, o f wat befcheid' daar:
opbelcomen is, als alleen, dat ten 10 u ü - .
ren voor de middag,
;; . . x x v .
Si'rdoeradja aan den
r" Gomtnifläris zeide: Laut ons mgaah,
myn-broeder; ' *
X X V I .
De Heer Commifläris voegde daaron:
Het is goed, laat ons dan gaan; en is al-
dus de Hfeer Commifläris voörgetrokken
tot iznkobon-Dalam, dit is", totdethuin
van t Hof toe, alwaar zyn E. hoorde dat
den Balier Soerapati in het Hof vän den
Soeioehoenan gevallen was, en aldaareen
moord aanrcchte ,’werdende die tydine aan-
gebragt van het geringe volk .datvanCar-
ta Soera quam vlugten. Den Radin Aria
Sindoeradja nam daar op mededevluBt na
Carta Soera-, en wat de andere Grooten
belangt, weet men niet, waar iedef zieh
na toe begeven heeft. De Heer Commij.
faas trok daar op fpoedig na Carta Soera,
en zoo haaft, als hy op de plaats noam;
J daar