
L £ V £ N S D E R
A'.isi?. gekotpen waren,vonden,zyndedeLeeu-
win.cn de Kemphaan v?n de Kaap recht
toe recht aan na de Kuft gezeilt.
Pit welk omftandig yerhaal tan dezen
David Pieterszoon de V ries (die den i Fe-
I bruary 1628 Opperköopman door Koen
gemaakt yrierd) duidelyk genoeg blykt,
aat die Heer Oppergebieder niet openbaar,
. maar wel degelyk, om deze o f gene ge-
wigtige reden tan ftaat, in ’t verborgen
toen na lndie’n vertrokken, behalven dat
my üit andere papieren der E. Maatfchappy
ook klaar gebleken is, dat de Engelzen
waarlyk toen over ’t werk van Amboina
de E. Maatfchappy zoo veel fpel gemaakt
hebben, dat zy de reis tan Koen na
Indien, fchoon reeds vveeraangenomenals
Opperlandvoogd , zeer lang by haar Hoog
Mog: hebben wcten te doen uitftellen, Zoo
de Heeren zeventienen den iy April 1626
fchreven; tot dat hyeindclyk, zoo als deze
de Vries verhaald, in hef terborgen
nit Holland vertrokken is.
Nu zyii’er weer anderen, dievolftrekt
zeggen, dat hy niet in ’t geheim, o f bui-
ten weten der Engelfchen, maar in heto-
penbaar met Zyn vrouw, en veel vanzyn
triendeh, na Indien vertrokken zy.
Dit laatfte zegt de Heer Velius in zyn j
befchryving der ftad Hoorn zeer onder-
icheiden, en het is uit de Indiiche berig-
ten zeker, dat hy aldaar met zyn vrouw
behouden aangeland, en dat zy , na zyn
dood, A°. 1629 metden BeveÜrebberder
vaderlancifche tc rugkeerende fchepen, de
Hepr Pieter yan denBroek, gewezen Be-
ftierder van den handel der Maatfchappy,
bp de kuft van Indien, o f in Suratta, op
het ichip Hollandia weder na Holland ge-
keert is.
Aan de andere zyde is het ook zeker, dat
de gemelde Heer Velius, in zyne by-
zonaere befchryving van ’t leven van de
Heer Koen, medebekend, dathyal weer
als Oppergebieder aangenomen zynde,
door nieuw-opgerezen gefchillen met de
Engelfchen, eenige jarcn aan den anderen
Verhinderd geweeft is die reize aan tc
gaan.
Ook werd zyn zeggen, ende fchyn-
baarheid van ’t voomoemd geval , byzon-
der geftaafd door ’t uitdrukkelyk verzoek
van den Gezant van Engeland, den Heer
Carletön A°. itfzy aan ohzen Staat, dat
Koen niet weer als Oppergebieder na
Ooft-lndien vertrekken, endat menLaö-
rens Marfchalk (een van de opöntbodene
Ambonfche, Regters, die Over de onthäl-
zing van eenige uit hun natie aldaar mede
gezeten had) in verzekering houden mögt.
Egter gevergt zynde myn gevoelen o-
ver die twee ftrydige voorfteflen te zeggen,
beken ik , dat ik wel wil gelooyen,
dat de Engelfchen, die op den Heer Koen,
als de voorname oorzaak van het mislukken
van al hun ondememingen in Indien, A».¿«7,'
al Van ouds een doodclyken haat hadden,
huq uiterfte beft gedaan hebben, om door
alle bedenkelyke middelen zyn wederrei-
ze na Indien met zulken oppermagc, ten
minften, zoo lang als het mogelyk was,
te beletten, maar kan egter geen de minfte
reden zien, waar in eemgc billyke grond
voor de Engelfchen was,om hem dat voor
altyd;te können verhinderen, o f hem te
noodzaken, hier, wegens eenigemisdaad,
in Indien tegcndeEngelfchenbedreven,te
moeten blyven, wel verrc van zoo ge-
geheim, als dat eeifte verhaaj luid,tehebben
moeten uitvaren, eit zieh, uit vreeze
voor de Engelfchen, zocr lafhartig, en zop
lang re hebben moeten verbergen ; een daad,
die met zyn helden-möcd geenzins over-
een quam, en die zoo voor hem,als voor
den Staat, en de BeWindhebbers, in veel
opzigten noit tot cere ftrekken kon.
Het is zeker, dat Koen aän het ganfeh
werk van Amboina, het zy dan zoo het
wil, geen fchuld ter wereld had, vermits
hy voor het ontftaan Van dit geval al uit
Indien Vertrokken was.
Wat nu zyne andere daden in Indien, tot
nadeel der Engelfchen, betreft, daar is
geen een braaf Engelsman,-die met waar-
heid kan zeggen, dat hy tot nadeel van
hen iet verricht heeft, aan het geen by
als een voorziehtig en getrouw Oppergebieder
in den dienft van zyn Heeren en
Meefters, en te gelyk als een eerlvk man
in opzigt van zyn v.y ändert, verpligt was
uit te voeren.
Al wat hy deed, deed hy dapper,voor
de vuift, en met een qprechtheid, die
ftem eigen1 was, en al zyne landsgenoten
aangeboren is.
Hy was noit gewoon willens en wetens-
iemand tc bedriegen, maar wel, daar het
nodig was, alle voorzigtigbeid te gebrui-
ken.
Noit was hy gewoon de vyanden zyner
bondgenooten regen hen trouwloos.en zon-
der datzy het oit verdiend hadden,aan.te
zetten, veel min ooder fchyn vanvriend-
ichap hunne vyanden te helpen.
Geen verbond, dat hy met de Engel-
fthen, o f anderen maakte, zal men aanwy-
zen, waar aan hy zieh niet ftipt, als eep'
eerlyk man, gehouden heeft.
Heeft hy de Engelfchen in hurtnen han-
del overal benadecld, daar in heeft hy
volgcns den laft Van zyn Heeren en Mee-
fters, en dierhalven niets dan zyn pligt,
maar dat egter tioit op een oncerlyke wy-
ze o f door flingze wegen, en in tcgcndeel
niet anders, dan volgens de-eeoorloofde
ftyl van alle wakkere Kooplieden, en dus
het zelve gedaan, -t geen ook de Engelfchen,
zoo lang zy by hare verbonden uipt
bleven, gewoon, en geregtigt waren tc
doen.
Noit-
O P P E R-L A N
Noit heeft hy, zonder wettige reden ,
zyn woord b f verbond gebroken, noitop
een ongegronde wyze de Engelfchen o f
hunne fchepen aangeuft , maar zelfgezart,
en door hen eerft, by ’c nemender fchepen
van onze Maatfchappy, terwyl zy in
vrede nog waren, ten uiterfte beledigt,
heeft hy, ichoon hy volgens ’t recht des
oorlogs, cn der volKen,regtvaardig wraak
daar over nemen mögt, zeer voorziehtig
cn gematigt hen eerft ordentelyk na reden,
waarom zy zulx gedaan hadden , doen
vragen, ’t genomene doen weder eiflehen,
en hen moedig doen dreigen , dat hy, by
weigering, het zou weer komen haalen,
gelyk hy ook by de ftukken getoont-heeft,
aat hy moeds genoeg had, om hen, fchoon
meerder in getal van fchepen, met minder
te durven aangrypen , en dat hy door
al te veel te gelyk aangetaft, te veel voorzig-
tigheid en beleid had, om ’t gaqfch wel-
wezen van de E. Maatfchappy aan zulk een
ongelyke zeeflag, die by zoo grooten ge-
brek, als hy had, den dapperflen en ge-
lukkigften held ontfehieten en mislukken
kon , roekeloos en onverantwoordelyk te
wagen.
Uit al het welke dan overvloedigbewe-
zen is, dat de Engelfchen niet in ftaat zyn,
om tot het jaar 1619 toe, een eenige zaak
ten lafte van dien wakkeren Heer Koen met
Waarheid voort te brengen, waar mede hy
Verdiend zoude hebben , uit vreeze voor
hen, die hy in ’t midden van’t vuurnoit
ontzien nog gevreeft had, zoo verborgen
ien lafhardg uit te gaan.
Na het jaar van 1619, wanneer de vre-
de tuflchen ons ende Engelfchen gemaakt
is , heeft hy hen nog minder reden van
misnoegen gegeven, als- hebbende zedert
niets tegen hen, en alles gedaan metgoed-
vinden van den Raad van Dtfcnfie, een
vergaderihg van Engelzen en Holländers
in Indien, tot behoudenis der onderlinge
vriendfehap opgericht.
Ao; 1621 ,toen hy voorgenomeri had de
Bandaneezen over hunnen moedwil’ eh
trouwlooze verbreking van zoo veel verbonden
te ftraften, ging hy niet der-
waards ,vooren al eer hy die zaak eerft, om
de vrede niet te verbreken, met den voor-
noemden Raad van Verdediging overlegt,
en van de Engelfchen ook fchepen, om
dit zamen uit te voeren, verzogt had jdog
als die verklaarden van geen fchepen voor
dien tyd voorzien, maar anders zeer genegen
te zyn, hem dien billykenaanflagte helpen
uitvoeren, heeft hy, met hun goedvin-
den , dit alleen öndemomen, dapper en
gelukkig uiteevoerd, endus ook daar mede
de Engelfche natie niet de minfte reden
van misnoegen, veel min van klagte
over hem, gegeven.
Wel is waar, dat daar op het werkvan
Amboina, waar over de. Engelfchen zoo
3 V O O G D E N . i Bj
veel beweging maakten, gevolgt is,maar A>
wjit raakte dac Koen, die toen al uit Indien
vertrokken was, en wat zou hem dat
geraakt hebben, al waar hy op dien zelven
tyd nog in Indien geweeft: want dat zou
ook dan zelf geen daad geweeft zyn, die
hem ; maar die alleen den Land voogd van
Amboina ftond tc verantwoorden, alzoo
die dat al lang te^voren, met goedvinden
van zynen Raad, uirgevoerd had, eerde
Oppergebieder van Indien tedier tyd,wie
het dan ook zyn mögt, eenige de minfte
tyding daar af krygen kon, waar uit dan
blykt y dat men daar overal zoo weinig den
Heer Pieter deCarpentier, vervangervan
den Heer Koen, van fchuld verdenken, als
hem (den Heer Koen) eenigzins in dezen
befchuldigen kon.
Maar genomen hy had zig zelven eens
aan het een o f ’t ander onwertig bedryf,
tot nadeel der Engelzen, fchuldiggemaakt,
dit zoudeö immers de Heeren Bewmdheb*
beren, zoo hy *t buiten hun laft gedaan
had, niet ongeftraft geduld, nog hemee-
nigermaten daar in verfchbont hebben, alzoo
die zaak van te grooten nalleep was.
Had hy dät met hun laft gedaan, zoo
was hy voor zoo verre wel by hen gedekr *
maar hoe zou hy , die zyn bevel-brieven
zoo wel Van häar Hoog Mog: enjden Prin-
ce van Oran]e ,als van de Bewindhebberen
ontfengen had, hec uitvoeren van zulken
laft, en hoe zouden ook de Bewinüheb-
bers htt geven van. zulken bevel by de
Heeren; algemeene Säten hebben können
verantwoorden? By al het welke ifc nög x
voegen moet, dat hec uitvoeren van zulk
een onvoorziehtig en quaad bevel geenzins
met den aard ,■ de gewoonte, o f de
voorzichtigheid van den Heer Koen over-
een quam, alzoo hy wel over minderge-
vallen aan die Heeren kon , en dorft fchry-
ven,dat hy hunne brieven nietgehoorzameh
kon, ten zy hem bleek-, dar zy inde ver-
gadering der algemeene Stäteft nageziÄr
waren ; buyten- dat ook tfe Heeren Be-i
windhebberen te veel wysheid en beleidirl
al hunne zaken vertoonen, om oit of bit
bevelen na *t Ooftten tegeven , die zy niet
altyd zeer welzouden können veräntwoor-
den} en zoo men ook hen, en Koen, beide
daar in al fchutdig vond, zouden-haar
Hoog Mog: immers vCel liever en billy-i
ker zulken bedry in den fchuldigen diensör*
tot meer genoegen der beledigten, enotä
alle verdere gefchillen te ftuiten, hebben
willen ftraffen,dan zieh eenigzins aan zulk
een onuitwißelyke blaam van een fchuH
digen, oPverongelyker van hunne boiidgei
noten voor teftaan, fcholdig te makeh^
1 en daar door gelegenheid tot allerlei on*
heilen voor’t geheele land te gevenv
Heeft dan Koen zieh■ zelven in opzigt
vandeEngelZentoc Ao; >619 iiief föhuldig;
gemaakt , en is ’er geen grond , om, ’r iy
N n z van