
448 B A T A
Zyn Majefteit de T3ange-
rang Ària Rana Manggala,
wenfcbt de Raaden van bet
Fort Jakatra geluk en wel-
vaart.
Eca brieEjcXT TY hebben den brief van zyneMa-
•anden'" » V » jefteit ontfiingen, en daar in ger
Koning „ zien zyn Majefteit tot onzen welvaard
▼an Bau- „ zeer is genegen, daar in wy ons v£r-
„ blyden, en zocken ook anders niet, als
„ zyn Majefteit wel kennelyk is. W y heb-
„ ben voor dezen vrede en verbond ge-
„ maakt met den Koning van jakatra , en
„ ook met de Engelzen, om hun ons Fort
,, over te geven, dan zy werden verhin-
„ derd om te doen, dat ze ons hebben be-
„ looft, en houden nog zeer aan, dat het
„ van ons mogte onderhouden werden.
„ W y zyn nu ook wel gezint metzyne
,, Majefteit te accordeeren j maar de En-
„ geizen dreigen ons, als wy van- hier
9, vertrekken, met geweld aan te taften,
„ en dan zouden wy van alle middelen
,, ontbloot wezen, dan zoo de Engelzen
„ ons willen belooven, met onderteeke-
„ ning, ons te laten pafferen, zoo zullen
„ wy daar toe verftaan, en met den Ko-
„ ning de vrede te maken.
Onder font in ’/ Fort Jakatra, ady 9 February
1619.
En was getekent
P . V A N R A V ,
T A N V A N G O R C Ü M ,
ADRIAAN JACOBSZ. HÜLZÈBOS.
en
E V E R T HARMENSZOON.
De punten, ofartikelen, door de on-
len in ’ t Kafteel tot Jakatra opgefteld,en
waar van hier voor mede gefprooken is,
luidende als volgt:
Artikelen geeifcht by de
Raaden leggende in *t Fort
Jakatra, op den eifcb en bet j
verzoek van den Koning van
Bantam, in forme als volgt.
De Artike-„ A Lzoo dito Koning ons afeifcht het
Jen der on-„ Fort voornoemt, om het zelve af
die v T ' ” te ^rclcen en te wzeren, zal hem ’t
Bantam, » k f ons overgegeven, en in handen
«cn veraoe-,, gelevert worden, om daar mede te doen
kevan dien}} als hem zal gelieven, mits ons vergun-
opgeftld. »» nende deconditienvorders genomineert.
* „ Eerft en voor a l, zal de Koning ge-
„ houden zyn ons toc te zenden jonken,
„ praauwen, en alles wat mogte nodig
» zyn, om ons en onze goederen, zonder
„ fchade en verhindering in te ichepen,
V I A ’S
’ „ en 11a Bantam te voeren, en ons hier
„ van Jakatra onder wegen, ofte op de
„ Reede, mitsgaders tot Bantam te be-
„ vryden van alle overlad, die ons door
„ de Engelzen, ofte eenige anderen mog-
„ te aangedaan worden.
,, Zullen wy mögen ook tot onzen be-
„ lieven aldaar op de Reede te leggen,
„ aan land overgaan, ofte vertrekken, zoo
„ als de zaak en de tyd zal vereilichen, en
„ dat, als vorengezegt isV bevrytvanal-
„ le overjaft, ofte ongeval. En zullen
„ wy ons ook mögen vervoegen by, en,
,, mede in ’t Franfche fcheepje, den Ko-
„ ning toebehoorende, en aldaar op de
„ Reede leggende, om onze jonken, en
„ ons zclfs daar in, en omtrent te ont?.
„ houden : en zoo ons als dan nog iets.
„ mogte ontbreeken, als ververichinge,
„ en andere bchoeftens, zal ops vergunt
„ werden, met geld te mögen koopen.
„ Zoo zullen wy ook cotons believen mort
gen aan land komen, en van daar we-
„ der te ícheep varen, wanneer het no-.
„ dig zal zyn, gelyk voor dezen gefçhiet
„ is.
„ Dat al het volk, van wat Narie zy
„ zyn, als Hollanders, Negros, Japan-
„ ders, getrQuden , en ongetrouden, zul-
„ len mögen met ons uit het Fort ver-
„ trek ken, met hun volle geweer, vlie-
„ gende Vaandels, brandende lonten, en
„ aile hunne toebehoorende baeagie,zon-
„ der van eenig Javaan geviuteert, ofte
,, belet te werden..
„ Zullen wy mede mögen uithetFòft
„ dragen, vry en onverhinderd, alle de
„ koopmanfchappen en contanten, de E.
„ Maatfchappy toebehoorende, mits dat
„ de Koning daar van zal genieten een reg-
„ tevierde part, namely k, zy van’tipo,
„ ook mede uit te voeren de helft yan al
„ hetgeichut, kruit, lood, kogels,met
„ aile refterende toebehooren, ook aile de
„ provifie , vidlualie, mondkoften, en
„ haar toebehooren, als water-vaten, en
„ andere dingen, daar toe nodig, binnen
„ het Fort zynde.
„ Dat hier tot Jakatra, als het Fort zal
„ overgegeven zyn, zullen mögen vry
» blyven woonen, v y f o f zes man, om
„ te koopen arak en andere provifie, onze
„ Ichepen en volk nodig zynde. ’t Comp-
„ toir tot Bantam zal geftelt worden in
„ forme en vrybeid, om met de Ohinee-
,, zen en andere Natien, te mögen hàn-
,, delen, als mede voor dezen gefchiet is
„ aan hen,die een comptoirtoebehooren-
„ de is. Alle onze gevangenen van hier
„ vervoert, zullen los gelaten, ontllagen,
„ en vry geftelt worden.
„ Ten
G R O N D - V
Teri laatften, zullen wy ook vermo-
„ gen, eer wy van hier vertrekken, onze
„ jonken met Haar kleenfte gefchuc, baf-
„ ièn, en fteenftukken te verzorgen, tot
i, defbnfie en behulp voor entegen diege-
•„ ri®, die ons mogeu verhinderen*, zul-
„ len ook geen Javaneri meer aan boord,
„ o f indelogie mögen komen, dan als
„ de Holländers zelfs zullen gelieven j ook
,, de jonken, die op de Reede zyn leg-
,, gendc , niet by iemand anders, dan door
„ ons alleep, bewaart werden.
„ Dit alles zal de Koning van Bantam
„ ons met eedeop den Alcoraan o f den
„ Moshhaf, en met zyn zegel cn hand-
„ tekening beveftigeaen verzekeren,zon-
„ der erg of lift, na te komen en te on-
„ derhouden. Dit doende zal hem onze
„ fortrefle, en het genoemde in handen
„ gelevert werden. Aétum in *t FortJa-
„ katra den 9 February 1619.,
Metden gemelten Directeur Hendrik
Janszoon, cn den Koopman van Uffelen,
lie ten die van ’t kafteel tot Jakatra, mede
een briefje afgaan aan den Commandeur
Pieter van den Broeke, en den Koopman
Houbraken, eenlyk tot bekendmaking
van hunne intende, en ten geleide van de :
bovenftaande artikelen. Ook ichreef de;
Kápiteiri Jan van Gorcum aan gétrielten vari;
den Broeke in *t bÿzonder, dat hy den
Koning van Bantam niet konde vertrou-
wen, en van des zelfs gedaane beloften,
een zeer kleen of krank geloof had : en
dat het hem dien volgende nog met te
meer bevreemding toefcheen, als o f de
Bantamzevrienden al bereedsmetdienKo-
ning, zonder voorweten van die van het
kafteel tot Jakatra, een verbond hadden
gemaakt, gelyk zulx mede uit de zending
van vaartuigen, tot berging der goederen,
die in ’t kafteel waren, konden werden
gefuftineert.
Na verlopp van eenige dagen ontfingen
de onzen tot Jakatra, kort op malkanderen,
van Bantam drie briefjes, zyndege-
dateertden 1 7 ,io ,en 22 February 1619,
en getekent door Henrik Janszoon, Pieter
van den Broeke , Abraham van Ufte-
len, en Kornelis Houbraken, mitsgaders
in fubftantie van den navolgenden inhout.
Het boven aangehaalde verwyt, van den
Kapitein Jan van Gorami, aangaande hun
onderhandeling met den Koning van Bantam,
buiten kennis van de onzen in ’t kafteel
tot Jakatra, fcheen hen wat gevoelig
geraakt te hebben ,en zy konden heteven-
wel niet debatieren,of op een andere wy-
ze wederleggen, als met te zeggen: dat
zulx. van mistrooftige en met zoo veel
zwarigheid beladene gevangenen, ,als Zy
waren, niet konde werdengoedgevonden,
en dat ook de Koning van Bantam niet
JV . Deel.
E S T I N G. 44<»
zoude hebben können gel00ven j dat ze
daar toe waren bevoegt geweeft. Deover-
gebragte artikelen door Hehrik Janszoon,
en van Uftelen, hadden zy gelezen j dog
daar in wat gebrekkelyk, bevonden, dat Die de
men een Koning , waar mede men in Bantamze
vriendfehap zogt te handelen, zoude af- vrien^c“
eiffchen zoodanig een hoogen eed, en daan- brckkelyk
om was by hen niet raadzaam gevonden, vinden*
hem zulx voor te houden, nadien hy uic
zieh zelve had beloofthet verbond, als het
gefloten zou wezen, met zyn eigenhand-
tekening en zegel daar onder, te zullen
beveftigen. En aangaande het verblyfvan
vyf o f zes man, van de onzen tot Jakatra,
na dat het kafteel zoude overgeven zyn,
oordeeldenze te eenemaal ondienftig en on-
geraden4 om dat daar uit zou können gemaakt
worden deze overdenking. Indien
de Ncderlanders zoo veel werk maken
van een plaats, daarniets van waardevalt,
en daar men hen zoo qualyk gehandeld
heefr, wat zullen ze dan niet. wel doen om
Bantam, daar hun zoo veel aan gelegen is,
en daar uit zouden de Engelzen, na hun,
meening, weder.nieuwe gelegentheid hebben
gekregen, om ons nog meer gehaac
en verdagc te.maken, zynde dit zoo de
redenkavelingen en confideratieri van onze
gezaghebbers tot Bantam , nopendehec
verblyf van een kleen getal Nederlanders
tot Jakatra, bchoorende nu mede .onder
den Koning en het gebied van Bantam.
En wat aanging de zaak ten principalen, inzönder-
namelyk de brief van verzekering en vrydieid on-
geleide van den.Engelzen Generaal, en die tre“ f 1tc
van zynen Raad, de gemelte. Bantamze pasdcrEn-
vrienden zagen het verzoek en begeeren geizen,
van die van Jakatra wel aan als geheel billy
k, nodig én gefundeerd j _maar geen de
minfte apparentie , dat «de Koning zoude
können bçûuiten, de Engelzen daarom te
verzoeken, Of daar over âan te fpreeken,
als een zaak zynde, waar door zyn gezag
en waardigheid .te.Zffer zou wöfden7ver-
minderd , alzoo.hy .daar eriitegen tèp dien
tyde, als bóven is gezegt, met hèn in geen
goed verßand’was , behalven dat die ook
dagelyks bezig waren met. hét pakken en
aflchepén van hunne goëderen, Onder voor-
geving van te willen opbreeken en Bantam
verlaten.; Onderwylen konden ze
nog. niet.nalaten de onzen omtrent de Bantamze
Grpoten te betigten ,.met veelevui-
le, valfche, en- vercierde onwaarheden.;
maar het ergfte van allen was, dat de Op-
perhoofden en vrienden tot Bantam rond '
uit betuigden, dat ze geen middel zagen,
om den Koning langer.op te houden,dan
tot dat’er op dit huri fchryven door die
van *c kafteel tot Jakatra geantwoord.rzou
können worden, wat ze van meening waren
te doen, en of ze-,het?zelve .aan hen
wilden overgeven o f nietfj’t welk hun I
nog toegeftaan was.vooc de laatfte maal te
mögen vragen. L l l Zy