
1-685. ppn by ons. ' Ontrent acht dagen van te
vooren was ik met de Schipper en Seur 4dit. is. de naam, die men aan den Scheeps-
Aijiftent onderweeg , en in OoftJndien,
door de bank aan dien Scheeps-Schryver
. geeft) na ’t Amfterdams Schip de Waal-
itroom op een Sondag ’s morgens vroeg
feweeft*, na van . hen gefjouwd (dat is,
oor *t laten waeyen van .zekere witte
? S n d ? -Wiwpd). verzogt, te zyn , ora , volgens
St. Jago. aflp.raak van daags te vooren, dan daar eens
te körnen predikeh.
Ik vond daar op als Schipper eenen Sar-
dammer, Jacob Pieterften Kool genaamt,
een zeer beleefd, befcheiden, opmerkend,
en gnlhertig onthalend man. Als Onder-
Koopman op ’t zelve (alzoo ’t een Schip
«van 145 voet was) vond ik eenen Amfter-
dammer, N . Kerryn, een hups Man, die
een zoete V r o u w , en een Zoontje van
»egen a thiehjaaren, by zieh, en daar ne-
vens eene Ju£fr. Trip, een Weduwe, met
hare Dochter, Juffr. Aletta de ü/o^genaamt,
.( die naderhand met den Heer van Naar-
fen-op Batavia treude) als Paflagiers raede
pveigaande, en aan dezelve.in de Kajuit
zeer goedgezelfchap had.
Voor deze Vrienden, en de verderenop
dien Bodem, dan *s morgens gepredikt
hebbende, wierden w y van dezelve zeer
w el onthaald, en heticneenwel eenmaal-
t y d , met. op Zee , maar in Holland, te
zyn , niet alleen in opzigt van de Voor-
Tafel, maar 00k van de Na-Tafel, al \
welke met een fraey Muzycq-ftukop de I
Viool di.Gamba (waar op de Heer Ver-\
rm zeer fraey fpeelde ) beiloten wierd,
dat my, een groot Liefhebber der. Mu-
zycq, wonderwel beviel. ■
Wat Düs'wel onthaald , 'en Byzeer fraey ftil
tePortt)1 we^er van den anderen geicheiden zynde,
di Praya. befpraken w y tezamen op St. Jago aan te
loopen., en maljcanderen weer daar tezien.
Behalven de Waalftroom, quamen daar
00k eenige andere Schepen, namentlyk,
de Helder j (waar op Schipper JV. Krayef
t eyn ’t bevel voerde) Wefterwyk^ (waar op
eenen, Schipper de Kries, en eenen Sr.
Langele Aflment, was) het Scheepje Bos-
w yk. ( waar op Jemen Rykwaard Schipper
, en N . ae Held Afliftent, was) ten
anker. .
W y , gelyk 00k de Vrienden van de
Waalftroom, en van de andere Schepen,
yoeren na Land , van onzen Schipper
gewaarichouwd zynde, wel op' onzeHoe-
den en verder goed, te pafren, aängezien
daar niet dan Banditenen geborene Gaeu w- I
dieven, woonden, die., behalven dat zy
zomtyds vry ftout, en zeer behendig ftä-
len, 00k door hunne buiten gemeenerad-
hdd den buyt zeer inel wiften te ontvoe-
ren, en zig aanftonds in ’t bolch hier o f
daar zoodanig te verbergen, dat*er geen
middel was om ’£ geftolene v^derte krygen.
W y ‘ zagen een van deze Fidalgos ( ik 1
meine' van deze geborene Gacuw-oieven)
zoo als ik , wegens de zware aanbranding
aldaar, door twee Matroozen op hunne
ichouders aan L u id gedragen wierd , zyn
proef aan Monfr. Langele aoen: want zoo
als zyn Matroozen hem wilden nederzet-
ten , quam’er van agteren een Portugees,
die met een volle greep zyn fraeyenHoed
zeer handig boven by den bol, eh, 00k
zyn fraeye blonde Paruyk , zeer proper
van zyn höofd nam, en daar mede zeer
geZwind längs ftrand een wed-lpop niet
een van onze Matroozen, die hem koit
een bloote Zabel 'op de hielen volg-
de, r^ t toe regt aan na ’t Klappus- ( o f
Kokos-) Bofch aanging.
Onderweeg ontyiel hem de Paruyk,
die de Matroos opraapte; waar door de
ander zoo veel tyd w o n , dat hy hem in
5t Boich uit zyn gezigtverloor , en zonder
Hoed weer by den bedrukten Seur quam,
die zig egter over *t wederzien van zyn
ichoone Paruyk noch eenigzins verblydae;
en nu , zoo lang hy aan Land Was , voor
’ t nemen van zyn Hoed, gelyk als w y,
niet behoefde bekommerd te z y n ,. waar
mede w y hem vertrooftten. Het mit-
ftond hem eenigzins , dat h y , waar w y
gingen , alleen ongedekt was , en de .zwar
re hitte, die \yy oaar geveelden, belettc
ons hem hier in na te volgen,
W y vermmen dit beft, by öpklim-
men van een zwaren Heüvel , die ons,
zonder eenig zweet-middel ingenomeri te
hebben, zoo veel zweet uitdreef, dat w y
niet wiften, waar teblyven.
W y pafleerden eenige oude vervallenc
Huyskens ter linker hand, voor welke
eenige Portugeezen met hunne SWartin-
nen ftonden , önder welke laatffe ik ’er
verfcheide zeer fraey van t'ro'nie bein^en
vond, en die nog veel te goed voor zulke
Gaeuw-dieven waren , indien z y anders
zoo fraey van imborft als van wezen be-
vonden wierden.
Dus al voortftappende, geraakten w y
eindelyk in gezelichap van Schipper Kodl^
benevens de Vrienden van zynen Bodem,
aan het Al-oud en door- en doörluchtig
Slot van den Landvoogd over deze Baey, o f
Bahia ( zoo de Portugeezen zeggen ) ’t geen
w y bevonden in eene Kamer, . zeer ver-
heven , alomme fchoon’ van uitzicht over
de nabuurige Heuvelen, en deZee, maar
tegen de gemeene gewobnte, 00k van be-
nedern, door den ouderdom der dun ge-
gefletene Planken , zoo gevaarlyk-door-
lugtig was, dat, wilden w y ’er niet door
henen vallen, gelyk w y ’er zeer gemakke-
lyktot in eenaiep dal door henen konden
zien, w y wel moeften letten, wäaf w y
onze voeten nederzetteden : want ’t ge-
beente zou daar naeuwlyks a f te recht
gekomen hebben.
W y
W y wierden daar zeer hoflyk ontfàn-
geri van myn Heer den Land-voogd , een
man , van een fraeye fcheutige geftalte,
vry wat geel en zaluw van wezen, voi
pokputten , na myn gii£ng9 omtrent zes
en dertig jaaren oud, en my eer een Mix-
ties, als een Portugees, gelykende. Hy
was liegt van gewaad, en voor a l1 van een
Hegten Hoed en Paruyk voorzien, zoo dat
hyde Paruyk van St. Langele wel by den
Hoed mögt gehad hebben : alzoo w y vaft
ftelden, dat de Hoed voor hem geftolen
was, o f dat hy tenminften wel w ift, hoe
hy met de mindere Dieven in dit ftuk
■ftorid.
H y had een grooten Paap, met een langen
zwarten en vry oudenRok aan, en
met een zeer breedgeranden Hoed op zyn
kaal hoofd ( een heerlyk zonne-icherm,
als hy na buiten gaan wilde) by zieh, en
veizogt ons zeer oeleefd , om dog op ee-
iiige oude Hegte loflè banken , zonder kus-
fens, ons gemak wat te nemen , ’t geen
w y , om ae eerweerdigheid der Banken,
en den ouderdom der Planken , waar op
w y ftonden, met veel voorzichtigheid de-
den, zonder dat w y , die dit vertrek nu
eens met bedaardheid rond keeken, daar
eenigen anderen Huysraad in zagen, dan
een Bouteille met roode MàdéralcheWyn,
en eenige Kelkjes, die waarichynelyk daar
van een andere plaats zullen gebragt zyn,
om’er ons mede te onthalen, gelyk hy
dat 00k zeer edelmoedig dèe , ons Jeder
een - Glaasje -van deze D a rre bleekroode
W y n , die ons daar egter b y onze vef-
moeying , en in de zware nitte, hog al
v ry wel quam, Zeer gulhertig ichenken-
dej hoewel de Juffèrs, en ik , veel liever
een kopje goede Thee gedronken zouden
hebben j maar behalven dat zyn water nog
niet kookte , en zyn Thee met de naafte
Vloot eerft voorby ftond gevoerd te werden
, was het met raadzaam eenig vuur
in dit prächtig, en van ouderdom been-
droog, vertrek te brengen, indien w y
geen gevaar loopen wilden, van by ’ t
Ipringen van de minfte v o n k , in volle
vlam te geräken, daar zommigen al voor
vreesden, fchoon’er geen ander vuur, dan
dat van de Z o n , op werkte , alzoo de
Klappus-bladen , met welke dit Vorfte-
. ly k Zomer-vertrek vry ydel en doorluch-
ng gedekt was, met al de verdere deelen
van dien, om den oudften Adel hardnek-
kig ftreden.
Dit was 00k al een van de redenen, om
dat w y niet geeme langer de Zon door het
D a k , en de Daalen door de Solder heen
met zoo veel gevaar van ons leven zagen,
dat w y , na verlof tot het haalen van water
van zyn Agtbaarheid verzogt te hebben,
te eer van den zelven afleheid na-
men, en hem 00k daar mede van een groo-
te vrecs, van hem wegens zynen drank in 1
IV. D e e l .
verdere verlegenheid te brengen (hoewel 168f .
w y ’ei* niet fterk in beeten) verlofteden.
W y bedankten hem wel zeer voor zyn
deftig ontfiaal, en den Pater, die w y met
zeer veel hadden hooren ipreken , voor
zyn aangenaam gezelichap , en moeften
betuigen daar twee egte Leerlingen van \
Pythagoras gevonden te hebben; alzoo
zy den meeften tyd van ons verblyf
daar zieh zeer ftil melden, verneinende
alleenlyk maar zoo nu en dan, by een af-
gebroken tuflehen-vraag, o f w y geen
Kaas, dan eens, o f w y geen Boter, dan
weer eens, o f w y geen Weftphaallche
Hammen , Franichc W yn , en wat dies
meer is, hadden, al tezamen vragen, die
onze Schippers met een grooten ophefj
om maar water, en andere nooddruftig-
heden, daar vallende, voorhun geld (ex-
pres daar toe, ten bedrage van honderd,
Ryxdaalders , o f daar omtrent, medege-
geven) te können bekomen, beantwoord-
den.
W y gingen van daar te zamenhet Klap-
pus-Boich in wandelen, ’ tgeen w y zeer
aangenaam, wegens zyn fraeyen lommer,
vonden, behalven dat w y daar 00k aller-
eerft die vrugt, die ik zeer laf-zoet vond,
eens proefde; dog de meeften, en voor al
die bevoorens meer in Indien geweeft waren
, prezen die zeer, om dat deszelfs vogt
zeer k o e l, en, na hunne gedagten, zeer
aangenaam was j .maar vpor m y , ik heb
het'er toen niet, en 00k-noit daar naj iti
können vinden; het voldeed my niet meer,
als eens zekeren Baar ( o f Nieuweling,
voor de eerftemaal na Ooft-Indien geva-
ren) de Piläng-vrugt, die hem daar te
eeten gegeven wierd: want zy hadden hem
wys gemaakt, dat hy ’ t buitenfte, o f de
ichil, die zeer geel zag, maar alleen, dog,
wilde hy geen levens-gevaar loopen, niet
het minfte van ’ t binnenfte, alzoo datzeer
vergiftig was, eeten moeft, en hygetuig-
d e , dat hy daar in niet aangenaam s vinden
kon, 't geen voor een kender van die
vrugt, zonder eemge fterker verzekering,
te gelooven was, alzoo men ’t binnenfte,
en noit het buitenfte, gewoon is te eeten.
Nahet doenvan onze wandeling, voor*
namelyk, om na eenig R i vier-water te
zoeken , gericht, en ’t eeten van eenige
Pifrng-vrugten, begaven w y ons , zonder
’t zelve echter gevonden te hebben,
tegen het ondergaan van de Zon weer na
boord , alwaar zieh die dag vorder niets
öpmerkens-weerdig opdeed.
ma as ffîllemjk. Spieringman, en den Commandeur,
nevens eenen van Dalen , een
Adelborft, die bevoorens in Brazil ge-
weeft was, en daar de Portugeefche *Lal
zeer wel geleerd had, na de Stad St. Ja-
N » go,