
1.40 B E S fC H R Y
, Ningrat, zeggendc den eerft-genoemdete-
gens Kapitein 'Leeman: Jk bm van den
Soefoehoenan gezonden, om u bekenttema-
kenf als dat den Saefoeboenan den Radin
Soerandta den Temanggong Soera Wikra-
ma , Ingab ei Djiwaraga, en Rangga La-
lana belaß beeß, om u na Samarang te
ge leiden.
GVX.
Den Kapitein Leeman antwoordde:
Hei ds (zeer) goed | ik zegge daar voor dank.
C V I I .
En zy n daar op den Radin Aria Sindoe-
radja, en Pangerang Tsjakra Ningrat tve-
der na Cartafoera gekeert.
r C V T I I .
En vervolgde Kapitein Leeman den Sul-
than, en den Radin Pöelang Djiwa, daar
op weder hare togt.
C IX .
En quam den Radin Wira Taroena, de
zwager van den Soefoehoenan, by den Sul-
than van Tsjeribon; dog tot wat einde, en
met wat toeleg, is my onbewuft, en ge-
raakten tot bet dorp, dat zy Amboe noe-
incn, alwaar die nagt bleven ruften. .
C X .
En verhaalde den Sulthan aan zynelic-
den van ftaat, namelyk den Temanggong
Poerba Nagara, en den Temanggong Dja-
ja Manggala, zeggende by-Sulthan: Den
Radin Wira Taroena beeß my flus op den
weg ontmoet, en alle de landen vanbet JVe-
fter Priaanggang gefcbonken, of toegevoegt.
C X l .
Den Temanggong Poerba Nagara, een
ftaats-man des Sulthans van Tsjeribon,en
den Temanggong Djaja Menggala, mede
een dienaar van ftaat des zeltden Sulthans,
zeide daar op tot den Sulthan: Wat be-
fcbeid gaf myn Heer aan den Radin Wira 5taroena hier op: den Sulthan zcide: Ja :
bet is goed; zoo de E. Maatfcbappy my de 1
zelve geeß ; ivant alle de Priaangan landen
zy» de landen van de E. Maatfcbappy.
C X I I .
Den Temanggong Poerba Nagara, en
den Temanggong Djaja Manggala zwegen
daar op ftil, gelykden Sulthan o©k dede.
C X I I L
’«Morgens daar aan trokken zy veort,
, en bleven dien nagt op Tingkir. ’s Daags A*
daar aan vervolgden zyhare reize weder,
en namen hun nagt-ruft in Ongaran.
’s Smorgens daar aan begaven zy zieh van
Ongaran weder op reis, en quamen ’s na-
middags ten 5 uuren op Samarang.
C X I V .
Toen' verbeiden aldaar op Samarang den
dagen, tot dat de wint ftil wierd, wan-
neer den Kapitein Leeman na Japara, en
de Sulthan na Tsjeribon voer, alwaar, na
drie dagen op zee te wezen, aanquam.
c x v .
Ten tyde, als den Sulthan na Cartafoc-
ra nog niet opgetrokken was, maar zieh
nog op Samarang onthield,zoo is den Radin
Soeranata tot Damak een o f twee dagen
by den Sulthan gekomen; zonderdat
ik weet, tot wat einde het zelve geweeft
is. Op Cartafoera is hy 00k twee efdrie
dagen by den Sulthan verlchenen, be-
vindende zieh toen daar by den Sulthan
tegenwoordjg alleen drie van zyne Staatslieden
, namelyk den Temanggong Poerba
Nagara, den Temanggong Djaja Manggala,
en den Temanggong Naia Nagara,
zonder dat ik verder lets daar van wete.
C X V T .
Wafineer ik op Cartafoera was , Zöo
heeft Kapitein Leeman een Brief der E.
Maatfchappy aan de Heer Opperlandvoogd,
aigezonden, waar in een brief van den
Soefoehoenan, en ookeen van den Sulthan
van Tsjeribon, in dien van de E. Maatfchappy
gefloten , Was; en heeft Kapitein
Leeman de zelve aigelchikt inhandenvan
een afgezondene des Soefoehoenans, die
na Batavia ging, gemamt Nala Djaja.
Twee dagen na dät hy die brieföntfängen
had, wanneer den Kapitein Leeman meen-
de, dat de zelvebrier alop Samarangzou-
de äangekomen wezen, vermits den Radin
Aria Sindoeradja tegen KapiteiA-Iiee-
man gezegt had, dät hy äl weg was, ge-
lyk den Kapitein Leeman daar op' 00k
diende, dat het (zeer) goed was. • -
C X V T I .
Zoo ben ik , om my wat ce verfugten,
in het huis van den Pangerang Tsjakra
Ningrat geraakt, alwaar ik toen een groo-
te brief zag, met \ zegel der E. Mäae-
fchappy boven op, yragendc ik daar„op
aan den Pangerang Tsjakra Ningrat:#^*/
is dat ? Die my daar op tot antwpord gaf;
-Dtt is de brief van Kapitein Leeman.
:<j R O O T
W‘ C X V U L
Ik dichte de brief van de Pangerang
Tsjakra Ningrat; dog hy wilde my die
niet geven, en ben aldus weder weg ge-
gaan, verhalende die toen aan Kapitein
Leeman.
c x i x .
£ ^ en Kapitein Leeman was ontfteld,als
hy die van my hoorde. Den Kapitein liet
qaar op die brief van den Pangerang Tsjakra
Ningrat vorderen, die de zelve de eer-
fte reis niet wilde laten volgen; mqar de
tweede reis liet die de zelve aan Kapitein
Leeman volgen, die my daar op by den
Sulthan zond, verzoekende een goed man
van aanzien, om die brief op Samarang
aan hetOpperhoofd Bocfchot toe tebren-
gen. Den Sulthan belchikte daar op twee
mannen »an flaac, genaamd Soera Wi-
djaftra,en Wira Darpa.de welke die brief
op Samarang in banden van het Opper-
hoofd Bocfchot hebben befteld.
GXX .
Ten einde,als Kapitein LeemanopCar.
iafoera was, zoo heeft den Soefoehoenan
ach, tot zeven malen toe, in delogieko-
men verfugten, en den .Pangerang Dcpati
ccn zoon van den Soefoehoenan, is tot vier •
J A V A. i 4 (
I rnaal. toe in de logie gekomen, met dit A visls.
voornemen, om den Sulthan van Tsierj.
bon te komen vinden.
C X X I ,
Den Kapitein Leeman gaf daar op tot
antwoord; hy mag, ofkan byden Pangerang
Depati niet komen, aangezien hy
bulrhan van Tsjeribon, uwen vader, den,
Soefoehoenan,nog niet gezien heeft;waar
op den Pangerang Depati voörts ftil zweeg.
: gefohrift is middagklaar te zien,
dat den Soefoehoenan, en alle zyneMan-
tri’s in hunne herten verheugd waren, dat.
ons volk zoo droevig vermoord was, voor
al, zoo men het eene fchrift met hetande-
re vergelykt, zynde dit niet anders, däa.
een bittere wrok ,en een opzettelyke wraak
geweeft, aan dien HecrGezant, over ’t
hchten van diegroote fteen uit de Ryks-
kroon, waar aan hy ältyd geen ander,
dan zyn E d ., geoordeelt heeft fchuldig tc
En om zyne verraderfche ftrceken , cn
vuilen aanleg tegen ons, nog klaarder
voor t ooge der wercld open te lernen,
zullen wy aanftonds twee brieven, door,
den Soefoehoenan aan den Keizervan Ma-.
mngcabo op dien grond gefchreven; hier
op laten volgen. 5
Z E V E N DE HOOFDSTUK;
Ö H H B H r l i B TUim-e"z -
voornemen tegen ons. Wat haar Edent'd,« j van ¿ es Soeßeboenans quaad-
D ra lle s ml op Java , en aan het
Hof, door des Soefoehoenans be-
, gefchied zynde, zoo quam die
bedr^fde tydmg 00k eindelyk op Batavia,
by fchryyeus van ons volk, datmog bo-
Vdi aan t Hof was, van den 1 o, en van
die van Japara van den 14 February, waar
op haar Edelhedeu deze navolgende brief
^n de Heer T him, m i tsgaders aan de Heer
de Hartog, en den Raad tot Japara, zohden .
¿rief van' 1 A P A R A
haar Edel- Z , „
heden aau JStttt den Heer gedeßgneerdTer-
• S S naats La”^oosd ]om H e n -
cnz. rik aan den H.Joannes
deHärto %f)fperkoofman
en Opperhooft; nevens den Raadt.
Erntfeße, wyze, votorzienige,
zeer discrete.
” W Y Zyn verwondcrd , dat wy na
” * V uwe fchryvens van den 11 en 14
’» February, op 18 en 20, en per Egr
„ mond den 23 hier aangebragt, tot noa
” 8^° nader advyzen van u bekomen«
” 7 ^ ens n verwarden toeftand van het
” ^ aCarams Hof, en byzonder hoedanie
„ het met ons volk, die na de droevige.
„ moord van den Heer Gezant Francois
„ I ak zalig*. met zyn gezelfchap nog tot
” een getal van 248 blanke koppen hua
„ totCarta Soera bevonden, zedert zalaf-
„ gelopen, en wat hun verder zal weder-
„ varen zyn, daar wy niet zander rede»
„ nen voor jegenwoordig wederomme wat
" m“ r ,“ kom1ineringeontrent vermeenen
,, te ttellen, als weldoen wy boven ge-
„ melde uwcletteren ook die van den fioe-
„ ioehoenan ontfingen, welke brief-dra.-
„ gers , te weten, eerft Nalladjajaopden
,, x i dito, en de andere twee zedert op
„ prnno dezer hier verfchenen zyn, en
m vry wat verbaeft fchynen, en al weder
» hun veraending verzogt hebben, ’tgunt
” H voor,als nog uititellen, tot ¿¡der
>> « “ men kenmfle van u E.wegens den
S j H P f v ^