
i jó B E S Ç H R Y
A». 170«. en vcel drooger is, dan ’c wcl indekaart
vcrtoond werd.
De Schipper, Onderkoopman Sibens,
îVaandnff Ram. endeVaandrig Ram,pgíihnígtepnii ’saovtmonnHdes ftrepnr
agtüuren aan land, en vonden daarde Vaan-
drig van den Bofch als Hoofd leggen,hoc-
wel hy ’er nog niet voorgefteld was, wag-
tende na de gevolmagtigden, die met een
Pantsialang al agt dagen van Japara onder
weg geweelt waren.
Den 30 dito ’s morgens venrokken wy
weder van daar-, en quamen op Zondag
'den i Auguftus ten zeven uuren ’s morgens
op vyfen een half vadem ontrent den
hoek van Panka, en zoo na aan Soerabaja
, als wy konden; dog nog wel tien of
elf mylen’er af, ten anker.
Wy vonden hier de fchepen de Liefde,
de Lek , Brandenburg, Schoondyk, de
Hartloop ,• en zeer verre voor uit nog een
, ander fchip leggen; dog op dezen zelven
dag vertrok Brandenburg ria Batavia.
Daar verliep al eenigen tyd, eer ik (al-
■200 het tuüchen de plaats daar wy ten anker
lagen, en tuflchen Soerabaja, zeer droog
en volreven is) wierd afgehaald, datein-
delyk met een kleen fcheepje, deSuiänna
genaamd, en waar op de bevelhebbende
Schipper over de Treins-vloot Joan Faber
gebood, op den f dito gefchiede, körnende
met zynen Onderkoopman Hug-
tenbroek aan böord.
W y liepen den 7 dito voorby ’t Eiland
Mengarek, en quamen, toen wy verre ge-
noeg waren, den 9 dico eerft ten anker.
Deszelis Ik ging van dit fcheepje, ontrent de Ri-
komftop vier van Soerabaja gekomen zynde, in een
Soerabaja. | fehuit, en wierd de zelve, die niet heel
breed dog fraei is, ontrent drie quart my Is
opgeroeid, trad daar te land, wierd zeer
vriendelyk van de Heer Willem Sergeant,
Kapitein en Hoofd alhier, verwclkomt,
en m zyn wooning' gehuisveft.
Ik vond hier 00k als tweede, den Onderkoopman
Gerard van Kervel, die by
’t tröuwen van myn oudfte dogterwel in
myn huis tot Dordrecht geweeft, en my,
door’t maken van een fraei vers op haar
huwelyk, bekend was, welke kennis my
naderhand (gelyk wy zien zullen) van zeer
veel nut geweeft is.
En opGrcf- Daags voor dat ik op Soerabaja quam,
c* ~of den 8 dito, ging ik , om my eens te
verfugten, na Gremc, alwaar ik by den
Temanggong , Poefpa Nagara, een zeer
braaf, naerltig, en vernuftig man, die
middag zeer deftig ter maaltyd onthaald
wierd.
Ik vond by. dezen-Heer een wapcn-hiiis,
dat vry net, groot en keurlyk was, voor-
zien van een groote menigte van donder-
builerf, fnaphaanen, lange en körte pieken
^ die zeer fiaei met zilver ingelegt waren
, en -van welke oorlogs-gereedtchap-
pen hy zelf veele gemaakt had.
V I N G E V A N
Hy had 00k op zyn binnen «plaats als Am 70í_
een Diergaarde, waar in hy allerlei ibor-
ten van vee had. . .
Ik zag ’er hoenderen van allerlei Hag,
die men bedenken kan, Siamze, Javaan-
fchc, klecne en groote, 00k hoenderen
met verkeerde vederen, körte met ruige
pooten, zwarte met zwart gebeente (die
voor de gezondfte gehouden werden ) en
veel meer andere, die my nu niet te binnen
fchieten.
Daar waren verfcheide foorten vän Endvogels,
van Ganzen, en zeer fraeje dui-
ven, Suratze met opftaande Haarten, klee-
ne Bengaalzc blaauwe en witte Pagadetten
ot Bagdatze duiven j tuimelaars, en andere
zeldzame foorten, en wel acht -öf tien
koyen met vericheidcne foorten van fraeje
toitel -duiven.
•Ik heb 00k noit zoo veelerlei/oörten
van zeldzame Aapen by een gezien. Hy
had een fpifer-witten, en 00k een pek-zWanten
Aap,dieohgemecn fraei waren, en een
zeer groote graauwe. Meerkat, meteen
zwane kop, en een lange ftaart, die Waar-
dig was gezien te werden. P H i
Na dat wy alzyne fraejigheden met veel
verwondaing gezien hadden, namen wy
affcheid, bedankende hem voor de beleeft-
heid, die hy ons bewezen had.
Hy vereerde my 00k , zoo als ik henen
wilde gaan, twee fraeje kalveren, hoenderen,
en eenige toftel-dui ven, wélk ge-
fchenk ik hem naderhand wel tien ÜÜbbeld
geloond heb door eenzonderlingendienft,
die ik hem dede, behalven, dat ik hem
kort daar aan ookeenfiaei gefchenk’er te-
gen t’huis zond. Jk vond de 'tortel-dui-
ven zoo fraei, dat ik ze ‘waardig ketirde
na Batavia tot eengefcherik aan myn huis-
vrouw, en kinderen te zenden.
Ik wierd niet alleen van he Heer Sergeant
zeer minnelyk ontfangen; -maar die
Heer ging 00k, om my eenige uitfpari-
nmg te geven, dien zéíve ;avond met.piy
na de Alon Alon , o f .de Pascebaaö,^' by
welke de Depati df Landvq^gd van'§oe-
I rabaja,die tweede in rang van de;Stjrand-
Heeren was, zyne wóoning 'hadf^aril-
waar men nog op dien zélven dag (zynde
maandas) te paard tegeamalkanüeren reii-
nen en ftryden zou. 'Op dezen dag doen
dit alle-'de' Grooten desR^lts, en deLiand-
voogden; dog geen- van hen durftditöpeen
Zaturdag doen , álzao dit dahhy•'niemand
dan de Keizer;gcfchieden mag.
W y vonden'den Depati ender ' twee a en den
groote Waringin o'f‘Pirsjaarlboömen :zit-Laud-
ten op een plaats ,daartien df twaal^Chi .voogdin
neefche gevemifte ftoélen ftonden^'dog Rc,?'.
zoo ras hy'ons zag aankomen^ '!fliönd liyacn?
op, quam-ons te gerdóét, Vé^eílekomde
my zecrbeleefd, en betuigäe my in ?t‘Ma-
leits zeer verheugt over.myn kpmfttezyn.
Hy was een man van een brave géfialte,
G R O 6 T
A». 170Ä. dog wat plat van neus, reddyk vet, en
zeer deftig gekleet, zynde een Heer van
ontrent zes en dertig jaren. Hy had over
alle zyne andere kleederen, een zeer fraei
vrouwen-kleedje van -ilaat, dat zy Göbär
noemen, dat om de middelen met een
groene zyde eri goud-draadze gordel, ie-
der ßreep van dien een vinger dik, en
agt o f tien reizen rond.gaande, gebonden
was, waar aan 00k de trens aan een göu-
de haak wgs, aan welke zy in ’t . rennen
gewoon zyn haar körten paarde-toom vaft
te malten.
Dit kleed, van ftaat iszeer rüim, en vol
ployen, dik op een gekoppeld * en zoo
wyd, voor al in de zyden^dat het hären
tred, die zeer moedig is , veel langzamer
en deftiger ons doet voorkomen’.
Naderbc- Hy had een Sonting, o f rift bloemen
fchryving agter zyn ooren hangen, en zyn bairblonk
van de welriekende olie, waar mede het
gezalft was, waar in de Oofterfingen een
groot cieraad ftellen.
Hy had 00k, dat anders zeldzaam by de
Javanen is, muilen aan zyn bloote voeten,
en ftond klaar om een aanvang van dit ]
ren-fpel te maken.
Hy verzogt ons eerft te zitten, en fteeg,
na een weinig gezeten te hebben, op een
zeer fraei paard, dat graauw van hair of
een moye fchimmel j zwait van maanen j-en
I van een zeer cierlyke Javaaafche zadel voor*-
zien was, voor en agter met een otferfchie*
tende, en geploit groen-zyde ftof, en aan
wederzyden mef een rond fchild, als een
hälve maan van gedaante, bedekt.
Zyn broek, die men toen hy te paard
fteeg, zien kon, was vän goud laken,
hangende op zyri Perfiaanich tot op zyn I
voeten.
Terwyl hy te paard klöm, nam hy een
ftompe fpeer, o f piek van tien of twaalf
Voeten, in de hand, floot zieh zeer vaft
niet de knien, en maaktedetöom van zyn
paard aan de voörnoemde trens väft * om
aus het paard a tt zyn ly f en knien te be-
ftieren.
Hy reed dan eerft op een zeer hoogdra-
Vende ftap de Rcn-bjan half rOnd ,endat
200 verre, dat hy nu vlak tegen ons over
ftond, zynde die baan wel twee honderd
fchreden lang, en ontrent zoo breet.
Deze Prins , die een van de groother-
tigfte is,dien ikop Java ontmoethfeb,was
waarlyk een man , die zieh uiteriyk zeer
heerlyk en groots in alle zyne gebaäideft,
cn op zyn fchuimbekfcende ros ¿00 moedig
opdede, dat het een luft was hemdus
dan eens te zien henen draven, dan weer
eens zeer aardig zyb paard te doen trippe
len, dat de Javanen inhunne psärdenby-
zonder beminnen.
«nucn. T deze Prins de roem, van op
Java, buiten Djaja de Ningrat, en Scdja-
na Poera (die mede zeer vermaard in het
J A V À. 15-7
Ren-perk waren) zyns gelyk niet te heb- A°!
ben , behalven dar hy veel mftigér van ge-
ftalte, dan een van die twee Heeren, was.
Hy had drie broedérs, van welke de
naafte in jaren aan hem, Jangrana. genaamd
(Zynde Heer van Lamoengah, dat
agter Greflic gelegen, en ontrent twee dui-
zend zielen fterk is) op ’t flaàn vàn een menigte
van Gongen, op hem af quam ; hét
welk hy zoo ras niet gezien had, o f hy
vatte zyn fpeer met beide zyn handen,
dreef zyn paard met een volle galop, met
de room op dé trens, op zyn broederaan,
en dwong zÿh broeder de Ren-baan te
verlatai, älzop hy’t tegen hem onmoge-
lyk gàànde houden kon.
Na dit verricht, en nog eens moedig het
Ren-perk rond gerederi te hebben, quam
hy weder by ons zitten , en gàf aan eeü
groote menigte vän andere Ridders, die
zieh op hunne paarden in dit Ren-perk
bevönden, gelegenheid, om 00k hunne
dapperheid in ’t ftryden , en vaftigheid ixi
’t rÿden te vértoonen.
Die van zynen bloede , o f vari den eer-
ften räng waren, zag men van de andbré
door eenige lange fmalle linten o f bladéii
voor aâh de fpeer onderfcheiden, en dit
volgden ln ’t rennen 00k önmiddelyk na
hem ; àlzòo *t een groote misdaad weZen
Zou, dm vöör een Heer van hooger rang
PP’£ “ iddèn van ’t Rén-perk teverichjS
nén , ô f ieinand anders iiit tè dàgetì, waar-
om zy 00k alle zieh aan de eene zyde van
de Pâscebàan houden j wagtende een it-
gelyk zyri tyd ,en beurt met veel geduld af.
Wy zageri toen wel veel topjeris o f witte
platte Javaanfche mutsjens vari de hoo£
den van deze en gene Ridders atftuiven,
die van jiun völk dan opgeraapt wierden ^
maar daar viel toen, gelyk ik op andere
tyden wel gezien heb, geen van allen van
zyn paart j een bewys , dat zy dit rennen
en ftryden zeer vaft verftohden.
«Na dät dit.-een groot uur geduürd had,:
namen wy affcheid van deren Prins, eri
zyne bróeders, en keerden ria huis brider
een àfgryzelyk gerammel van èen grootè
meemgte van zware Gongen, die eën ië-
gelyk van die Ridders daàr van zyn vòlk
had laten brerigen, behalven die van déri
Depati j diè zoo groot en zwaar wären,
als ik ’er oit ergens gezien heb. '
Den 10 dito tegen den avbrid gingen
wy over de Rivier vari Soerabaja, om de
vermaarde graven van ’t Dorp Ampi! tè
zien.
De Heer, die ons derwaards geleide,’
was Angadjaja , zoori vanden gewezen Tc-
manggong vari Paflàroewari, diens vadef
door Soerapati daar uit gedreven, eri aan
welken Heer, by ’t verovereri van Palla*
roewari, de bélofte gedaan was, vari hein
weer ih zyn vaders plaats, te ftellen.
Hét.vcrmàarde graf, daar hy ofis nà toc
V 3 bragt,