
fiad, ja d íe aläSchreefby myielven; o o r - .
deelende zeer gelukkig te zullen zyn , zoo
ik ’ er maar het leven met de mynen a f - !
brengen kon, daar egcer weinig hope toe
was, hoewel ikaltyd gezien, en toen ook
gevoeld heb, dat de Heere de zynen won-
derbaarlyk' uit hurine nooden, Ja zelf te-
gen alle menfchelyke hope, met alleen
weet te redden, maar hen ook een onbe-
grypelyke moed en ftandvaftigheid in het
imdden van ’ t gevaar komt in te boeze-
men ; waar van ik in opzieht van my zel-
ven zeggen kan, dat i k , fchoon de dood
daar als voor myn oogen ziende, zoo ’t
maar wat had beginnen te waeyen, egter
geen ichrik o f vreeze in my gevoelde, ja
ter contraríe door den emft van myn ver-
jtrouwen op God niet gelooven, nog ook
voelen kon , dat ik , o f de mynen, daar'
zoo fterven, o f Schipbreuk lyden zouden.
■ Na ’t bezorgen van myn Papieren, ging
ik weer ftil na boven , en bevond , dat,
terwyl ik beneden een uurtje bezig ge-
weeft was , de voornoemde klippen aan
Stierboord nu wel een groot ftuk uit liet
water boven gekomen waren, ’£ geen af-'
gryzelyk ilond, en waarlykbequaamwas,
om een kioekhertig man het hert te doen
ontzinken, hoewefik my, door een zon-
derlinge génade Gods daar toen ook nog
yry arvoelde.
Niet lang daar na zond de Schipper den
Kajiiyts-jongen na beneden ] niet laft, ota
ftillekens een zwaarder Lood uit de Ka-
juyt te halen, »t geen hy zöo önvooizig-
tig d£e, dat myn Huysvrouw, eenig ge-
rammel in de Kajuyt hoorcude, vraagde*
wie daar was, en wat hy quam doen ? H y
zeide , dat hy daar om een Diep-lood,
om de grond te peylen, qmm. Grond,
zeide myn Huysvrouw, zyn w y dan, zeide
z y , naby Land? Wyzittenvaft, Juf-
frquw , zeide hy , en zitten al tegen de
klippen aan, die boven uit het water fte-
ken.
Dit wasoorzaak, dat myn Huysvrouw
met veel verbaaftheid na boven quain, en
my met veel verwondering vraagde, waar-
om ik haar niet wakker gemaakt had ? Ik
zeide, om dat ik u niet ontftellen wilde,
zoo lang de nood van de minfte wind my
daar toe niet dwong, dat ik beft gekeurd
had , om, zoo lang ’ t ftü was, haar te
laten ruften, en in die hope onderruflchen
geleefd had , dat w y het’er , o f wel af-
winden, ofwel met een gunftige wind’er
afeeylen mogten, en datik haar, als ’t ’er
.op-aan gekomen had, tydsgenoeg zouge-
waarfchouwd hebben.
Ik moet bekennen, dat ik haar ruftiger
en kloekmoediger, dan ik wel gedagt had,
bevond, en dat ik haar met veel geduld,
en ftandvaftigheid , dien tyd van ontrent
half vier in de morgenftond afwagtenzag,
als
U Y T - IN T ’H
1694. als. wänneer ’t nu tyd begon te werden,
k pm-de twee läatfte Werp-ankertjes, onzs
eenigfte hope, ha den meniche geiproken,
uit tcwerpen.
Verrich-' Ik deed eerft. een ernftig Gebed tot
tingdes G o d , dat H y o n s voornemen, en pnzen
^ch7" arbeid in dezen, dog genadelyk zegenen,
dezen en p n sn ie t- tegenftaande onze memgvub
nood. dige zonden, en oveitredingen, nogvdit-
maal behoeden', en te regt brengen wilde,
aJzoo.onzeöogen alleen op Hem zagen, en
w y onzeverlofling alleen van Hem afwag-
tedeh.
Daar; na i deed ik een. deftige- aanfpraak
tot al ons v o lk , vertoonende ’t .groot ge-
vaar. waar voor w y -aUen evenblööt ftön-
denj maar dat G o d , pp wien alleen w y
hier,nu zien moeften, magtig was,..om
ons te-können redden, dat• ik - heriveizogt!,
en bad, 1 dog, als wakkere mannen ieder
hüii-beftt te doen x aangpzien het op eeh
oogenblik- nu aanquam , en’er nu hope
was, om ’ er a f te raken, ,dägr het’anders
met ons alle&met der haaft -zpuden-rkon^
nen gedaan zyn.
Dat ikr' aan den Zegen des Heeren oni-
trentrhunnen arbeid niet twyffilde-, en
dafe,ik henbeloofde^ niet alleen nevens hen,-
a & d e minfte; med& om *t Spil te zullen1
loopen j om hen- alte mogelykfr verlichting1
1 toe te brengen, en te meer. aan te nfoedi*
gen.; maar dat ikhen allen o o k , indien zy
Ketfer^afwonden, en w y buiten gevaar
raakten , den dag daar aan eens deftig rond:
zetten* em zoo veeL-te eeten en fe.drinkenr
geven1 zou van. ’ t befle* .-.dafefilrc aan boord
ha4:{;dafc zytoy''iä]£n daar vodr zoüden be-'
danken.
Die laatfte woorden klemden b y dit
happig.; volk zoo zeer , dat zy aanftonds
alsLeeuwen aan ’rSpil vielen, in welken
arbeid ik hen, terwyl myn Huysvrouw
boven, .dan na die klippen, en dan na de
SteirCn,- kyken bleef, zoo tröuw, als het
my mogelyk w a s , niet alleen met myn
hajaden^'maar voor al ook met innerlyke
zugten en gebeden tot G o d , hielp; het
geen van zulken gewenfehten uitflag was,
aat myn, Huysvrouw, ziende eenige Ster-
ren tegen onze groote Maft verwiflelen,
met een uitrlemende blydichap ons beneden
toeriep: Mannen; houd aan; het gaat%
het gaat \ ik^ zje de groote M aß tegen de
Stcrren -weruoijfelen s waar op w y , onze
kragten verdubbelende, heiler niet alleen
vlak afwonden; maar veel grööter genade 1
was-het-, die ©nsGodbewees , dat H y ons,'
zoo-als w y ’er nu a f waren, de fchoonfte
wind van agteäen gaf, die w y wenfehen
konden , waar voor ik Hem ook, als den
eenigen uitw.erker van dit heil, met zeer
veel beweging, en niet zonder tränen van
blydichap, dankte.
Die W y pafleerden eenigen tyd daar na des
wonder- namiddags. teil v y f uuren met een Mars-
IV . D e e l .
U Y S - R E Y Z E . k j
zeyls-koeltedeLeers,een gevaarlykedroog- 1^94.
te , niet-zeeryerrevanMacaflcr, dog nader
b y ’ t Eiland Salinas, dat’er ontrent twee en ge°cd
een halve a drie mylen af legt, en w y hach- werd.
den ’ t geluk, van ’er in een half uur, ter
plaatze,daar zyopzynnaeufteis, overtera*-
ken. Een tekeii, dat. w y de regte Guyl;
daar w y die ihyden moqften, gevonden
hadden; *t geen noit mifleft.zal, als meii
die, na gifling drie mylen waters van het
Eiland Salinas, o f de Hen met de Kie»
kens genaamt, paileerd.
W y gingen ontrent derthien voet diep,
en ik i meine , dat w y drie vadem diepte
ichaars geworpen hebben, zoo dat w y
maar wemigvoeten van den grond ,ik laat
ftaan van de groote Kats-koppen, en zeer
gEoote: klippen, die w y op ’t witte zand’
; zeer klaar leggen zagen, at waren; ja w y
fehenen, door de fterke beweging:, en'dy-
oing van ons Schip , nu en aan als tegenr
en op.de klippen te berften te zullen- nos
ten maar: ’t duurde niet lang , hoewel
het -yflelyk -ftond, die Hippen: zoo klaar
te- zien leggen-; SXgeen voor öfha-, noit
zoo. k l^ r , alö toenr; gezien h'eb.
Verdor ;viel ?eri niet aanmerkensrWeerdig
ppde Reyze Voor; enw y quamengezöhcJ,
en behouden, in ’t begin van Juny op de
Rheede-van Batavia.-
j Jk was einige dagen gelogeerdten Hay? Zynd
zevan den Heer ltäcolaäs dn Goudis d
Borger-Kapiteyn, alwaar ik zeer minnes xzy'n. .
lyk van-' de- Heeren- Bakkgr. , Lejdek£er% f - ,
HilarjMS’i enm e e r anderen., verwelkenft
wierd-; -dog geraakte- ten eerften ¡met het -
huüren van een goed huis, overde T y -
gers-gracht, naait den Advocaat-Fiicaal,
Klenk^ van Odejfe, ilaags.
Ik vond by myn komft mynen Patroon,'
den Heer Wtllem van Outhoorn, dien ik als
Ordinaris Raad daar gelaten had, nu tot
Opper-Landvoogd van Indien gevorderd,
die my ookbymynaanwezen invericheidc
zaken veel dienft gedaan heeft.
Ik genoot by veele Heeren, zoo van
de Hooee Regeering, als anderen veel be-
leefdheden, voor' al b y den Ed. Heer en
Mevrouw Bomez.ee \ tn Heynßns , b y de
Heeren Hartfink,j, Bondaan, Dane, P i t , D .
D. Bakfeer , van Wyngaarden , de Heeren
Cornelis'VanOuthoorn, van Buytenhem, Que-
vellerius, en ontelbare andere goede Vi-ien*
den, van welke de Heer van Outhoom, en
anderen, ter eeren van ons , een ichoon
affcheids-maal gaven , en vond, ontrent het Hoe.
verbeteren der Huyzen en Thuynen buiten, *t aidaar
eengroote veranderingr bevond.
. Het Amok-ipeelen vernam men nu in opzigt
zoo veel niet meer, als w e l, toenik eerft der
op Batavia gekomen was': want in dien Amok-
tyd viel dit zeer dikwils voor, gelyk^ä? p rs*
ook verichciden toen o f öm hals , o f in
handen varr’t Gerecht, raakten. ‘
Dit v o lk , dat zieh aan Amphioen, o f
Q^z Opium«