
A. X566. meet (»verheilen, om zulken belécfden
Vorft dit gering verzoek niet alleeri niet
af tc flaanj maar het zelve ook met zyn
.ttiterfte vermögen té bevorderen, in hope,
van daar door te eer alie quadé genagten
van Ekbar weg te nemen, en een
einde van dien Landverdervenden oorlog
te maken.
Dit was het ontwerp, en de fchik-
king van Koning Zimet over die zaak;
maar, by de Princes gekomen Zynde,
en haar dit verzoek van Ekbar op zyn
voôrdeeligfte voorgefteld hebbende 5
vond dit alles by haar zoo veel ingang
niet, o f zy toonde hem te gelyk , wat
zwarigheden hier op volgen, en wat
voordeel hier medfezulk een, dienhyal-
tyd, hoe fyn hy nu iprak,voor zynen
vyand houden moeft, doen kon, behalven
dat het ook, al ftak ’er geen ander
nadeel voor hen beiden in, beneden hare
waardigheit was , en tégen haar enhaärs
Gemaals cere llreed , haarzelftebrengen
in tegenwoordigheit van een Vorft, die
reeds voorgaf op haar verliéfd té zyn.
Alle deze wyze redenen, hoe wel ook
gegrond, konaeö Zimet niet overiialen,
om van zyn verzoek af te ftaan, zoo dat
de verreziende Princes, na all« , ’tgcen
zy kon, te vergeefs hier tegen ingebragt
te hebben, dan eindelyk, om hären Ge-
maal en Kônirig te behagen, medé na
binnen ging.
Z y verfcheen ’er, volgens afípraak,
ook maar voorjsen oogenblik, enhad de
esere, van dien vermaarden Sjah Ekbar,
gelyk hy ook van haar te ziëni, zonder
dit ’er een woord tuflehen hen géwiflèld
wierd, dan dat zy , in *t voor by gaan,
hem gróetce (gelyk hy haar medfe dedè)
én dric o f vier woörden tegen hären Gern
aal fprak.
Ekbar, die dezë Vorftiii wonderlyk
fchoon, en zig daar door veel meer,dan
te voren, ontfteken vond, liet egteraan
Zimet niet het allerminfte blyken. Ja
veinsde, öp een zedige wyze, in zyne
verwagting, die hy van hare fehoonheit
had, eenigzins mifleid te zyn, alzoo zy
wel fchoon; maar by een Gdorgifche
Vrouw, die hy in zyn Serrail had, niet
te vergelyken was, noodigende Zimet,
om die zelf eens te komen zien.
Van Chitor fprak hy mede niet zeer
voördeelig, en zey, dat hynogwenfch-
te , en van de gelegenheit van die Stad,
en voor al ván de maiheit vari dezé Princes,
wat beter door zeker Periiaarifch
Overfte, die en de Princes, en zyne
Georgifche gezien , en de eerfte boven
de laatfte vry verre verheven had, Wat
beter ondemgt géwéeft te zÿn, in hoe-
ärinigen gevaf hy de wapenen’noit tegen
zulk een edelmocdigen Vorft, als hy hem
nube vond, opgevat, nog zoo veel dnnoodige
en zware koftengedaanzou heb- Ai ¡äH
ben. En hy beloòfde, om het groot
genoegen, dat hy hem met ’t zien van
de Princes, en van Chitor, gegevenhad,
aanftonds het beleg te zullen opbreken,
en wenfehre niet anders, dan voortäan
in vriendfehap met hem té leven.
Zimet, dien dit alles wonderlyk wel
beviel, bedankte hem weder voor zyn-
aangebodene vriendfehap, eri zeide zeer
verneugd te zyn, dat deze t’zamenkomft
zulken gunftig gevolg had.
Na deze redenen vertrök hy met zyri
Lyfwagt van 40 man , kn Zimet deed
hem tot aan de Poort dezer Stad uitge-
ley , ’t geen Ekbar, die Zimet nogal meer
bhndhokken wilde, tot veel grooterbe-
loften van vriendfehap, dan te vorén, aari-
tette.
Dus geràkeri zy eindelyk in déPoort,
alwaar hém Ekbar, als het laatfte merk-
teeken vari zyné dankbaarheit, eenfnoei,
met zeer grootépeerlen, dienhyvaaz.yn
hals afrukte, om zyn hals wierp, riiäär
die hy mét zyn hand , alzoo het een.
fterke fnoer was, weiter dégen vafthield,
en een fläg twee a dric dmaraaide, ruk-
kende herii met geweld, in weerwil van
zyn geringe Lyfwagt y die ten eerften
door die 40 man van Ekbar ftil om gebragt
wierd, buiten de Poort, daar inen
hem dwong te Paard te. klimmen , eö
met hem na zyn Leger te ryden.
Dit ging egter zoo ftil niet toe, o f
men vernami in de Stad eenig gerügt,
zondei* dat men in ’teerft wift, wat.’er'
gaande was. Men befpeurde eindelyk ,
na dàt het nu té laat was, dat mén den
Koriing geVangén nä ’s1 vjrarids Leger
voerde, en ganich Chitor geraakte inde
wapeneri. Men fchoot van boven wel
nahen, maar te vergeeß, alzoo zy reeds
te ver waren. Ook was ’t niet geraden, ,
hen te vérvolgen, alzoo het Leger van
Ekbar niet verre van dé Stad lag, en hy
aanftonds óntzet van de zynen kreeg.
Men bragt aan Padmana in ’t.eerit-
maar de tyding, dat de vyarid fchielyk
een invai gedaan had, maar toen zy , nä
onderzoek van de zaak, vemam, hoe
men hären Koning eri Gemaal zoo ön-
dankbaar en wreed haar ontvoeid had ,
meende zy dol en rarende te werden.
Scheidende Ekbar Voor den ondankbaar-
ften, en troüwlooften, die den aard-
bodem droeg, onder een rèeks van fchrik-
kelyke vervloekingèn , hocwel zy het
daar voor hield, dat de al te groote toe-
gevenheit van haar aan Ekbar, tegen haat
w il, en raad, te laten ¿ien, de eenige
oorzaak van zyne gevankenis, en haar
ongeluk was.
Zy itelde väft, dat die dwingeland ,
om zig van haar te verzekeren, en meefter
van haare genegenheit te werden,
haar
haar Gemaal alleen gevangeri had, en
herii ten eerften met een kris, o f met
v.ergif, uit de wereld zou helpen.
Dit maakte haar woedende, voörrie-
' inende, zig daar over aari hem te wree-
jken, o f als een dappere Heldin, met de
>wapenen in de vuift te fterven, zoo'i
om haar Gemaal nietete overleven’, als
om dien Qndankbaren alle hope', van haar
' o itte zullen bezittefi, te benemen.
, Ekbar,\ die nü wel häaft dagtmeefter,
beide vari Chitor, en van de Princes, te
.werden, liet de zelve ten eerften opeif-
ichen, onder bedreiging van anders Z imet
in haar gezigt aanftonds te.zullen orit-
, -halten, en de Stad, zoo räs hy die yer-
■dj overd had, met alles wat ’er in wäs,äari
de vlam te zullen overgeveh.
Vogcef- Dus gebrilikte hy, tegen degedagten
■icpogin- der Princes, het leven , en niet dedood,
geB,om van haai-en Gemaal, öm door het zelve
vtehaar te eer meefter van haar, en vandeSfad,
envan te werden, hopende, dat zyne aangebo-
.Chitor dene gunft van hem ’t leven te laten,
^ erdentC an(^ers zyn ftrcnge bedreiging van dfe
dood van die Vorft, en van de verwoe-
lling van de Srad, deVorftin en'deih-
gezetenen, overhalen zou, om zig zel-
ven, en de Stad, ten eerften aan hem
over te geven 1 dög alles viel tegen zyne
gedagten uit.
De Vorftin liet hetri weteri, dat Zy,
dewyl haar Gemaal het ongeluk had, vari
in de handen van zulken trouwloöZehge-
vallentte zyn, niet twyffelde, o f zy Zoü
ook. wel haaft zyri dood vememen j dog
dat hy niet meenen moeft, ‘ daar mede
haar, Öfdie Stad, geworirientehebben,
- ■ alzoo ’t haar aan geeri thoed, en haar
volk aan geen liefdte, ontbrefekeri Zou,
om de dood vän hareri Gemaal en Köning
te wreeken, alzoo Zy alle gezwör
ten hädden, zieh liever döod te willen
vegten, därt h'are Vorftin, öi de Stad,
aan zulk een troüWloozen geweldenaar,
die aan zulk eenbeleefd Vorft Zoo groote
ondankbaarheit, en ontroüW, bewe-
Zen had, over te geven.
. H y , zulk ten ftandvaftig befluit in
deze Princes vernemende, keurde voor
dezen tyd beft, ’t beleg op te breken,
f n te zien, of hy Padmana met Zagt-
heit, en door een handeling in der iniu-
ne, niet winrien kon.
Hy zond haar dierhalven dagelyks ko£
telyke gefchenkeri, verzeld met nieuwe
betuigingen van liefde. Hy deed haar
zien, hoe zy alleeri in ftaätwas,otnhaä-
ren Gemaal, haare Stad, en ook hem,
tebehoudeö, en bad haar dog medely-
den met hun allen te hebben, behalven
dat dit de grootfte dienft was , die zy
hen allen doen kon. Ja hy wift ook den
gevangen Prins te bewegen, om zelf aan
zyn Gemalin te verzoeken, dit * om Zy-
IV. D eel; .
I
«ent wil", toe te ftaan , alzoo dit dog a.
het eenige middel om hem te redden,
en, zob zy dit afiloeg, niet anders,dan
een wreede dood, van Ekbär's hand voor
hem te wägten was.
Dit waren wel fchoöhfchyriende redenen,
maar die by 'deze Princes geen ingang
Kadden » eri van haar niet anders
wierden aangezien, dan verfterd, o f hären
Gemaal met geweld afgedrongen,
zoo dät haar die te fterker aanzetteden ,
om voörziehtig te zyn, en om geen re-
den ter wereld haar eer te bezoedelen,
o f hate troüw oritrent hären Koning,
die ongelultkig genoeg was, te feilenden.
■ .•
Zy vond egter in dit voorftel ieb , ’fe
geen Zy, Zonder tegen haar eer te ihis-
doeny töt voordeel vän haaren Gemaal,
eri tot betäling väri Ekbar's tfouwlooze
ondankbaarheit, meeride te können ge-
biuikeri.
Zy deed Sjah Ekbdr dan eindelyk we-
ten , dät zy van befluit veranderd, ennü
genegen was, vo.or . zyne ftantyaftige
liefde te wyken, te meer, ifewyl ae
ftaat, wa^r toe hy haar verhefferi wilde,
haar hert bewögen, en tot hem overge-
haald had \ maär dat, aangezien zy aari
Zimet by Brama, en alhareGoden,eeu-
wige,trouw gezworen, zy nog maar een
verzoek aan hem te doen häd, ’tz y ,om
haaren Gemaal te Chitor by haar, ofari- 1^ ^ »
ders , haar by hareri Gemaal, te läteri
komen, op dat hy haar zelf in periöon
van den eed, die zy hemzoodiergedaarit
had, ontfläan, eri dus gelegenheitgeveri
mögt, öm, briiten quetzihg vän haar
eere, buiteri fchending van zyri troiiw,
en zonder de toorn der Goden op haar
te halen, met een gerufte ziel de zynö
te können zyn.
Zoo fas Sjah Ekbar kennis van dit ge-
wenfeht befluit der Vorftin bekoihen had,
was hy als öpgetogen. En hy ftond haar
toe, datze mären Gemaal met zoo groo-
ten gevolg , als zy noodig oordeelde,
riiogt komen bezoeken, en Delöofde dät
hy haar, om dit ontflag te beter te be-
werken, alle vereiiehte viyheit geveri
zoiide.
Dagelyks deed hy niet, dan haar uit-
nemende geichenkeri, gepaärd met In-
diaanfehe Minnebrieven, toe te zenderi.
Dit wäreh geen ichriften 5 inaar ruikers,
waar in zig allerlei .bloerrien inet fterke
kouleuren vertooneri, die ider hare zori-,
derlinge kracht en verborgene beteeke-'
riis hadden, om de drift vän zyne liefde
voor al, alzoo zy na de viykonft wel ge-
fehikt waren, uit te drukken, verzöe-
kende daar by, dat zy dog wät ras g e -
liefde te komen, alzoo hy doodelyk. ha
dien tyd verlangde, in welke hy haar zoü
können bezitteri* Daar is nietis zöö tee-
D ä der,