
i i 8 D E S S G H R Y V E R S E E R S T E
1687.
Oprech-
te arme
V r o u w .
Vertrek
des
Schry-
vers na
Amb o i-
H ò e h y
▼érder,
van de
H e e r van
Z y l be-
handeld
wierd.
gezond niet, als in Amboina, en zeerdik-
wils met een quade keel gequeld.
W y hadden echter in dien tydjveel playzier.
zoo doorons zelven, als door ’tgee-
ne ons by veel Ingezetenen van Banda,
op Neira, enLonthoir, uit achting, zoo
. voor den Heer Landvoogd, als voor den
Heer Leydener z e l f , aangedaan wierd,-
maar wanneer in May den Ooften wind
begon door te waeyen , vertrokken de-
ze Vrienden met myn Sufter weer na
Amboina, daar z y , na een etmaal, weer
ten anker quamen, even gelyk zy ’t uit
Ambpina na Banda 00k in dien körten
tyd, by *t eindigen van ’t Wefter-Moes-
fon, overgezet hadden.
B y myn aanwezen hier quam my als
iet zeldzaams voor , dat zekere Vrouw,
wegens ziekte van den armen levende met
drie Hinderen , ( hoewel zy anders neer-
ftig genoeg, en in ftaat was , om haar
koft te winnen ) nu beter geworden zyn-
de, voor zieh zelven verzogt geen meer
geld van den armen te trekken, alzoo zy
in ftaat was* om nu haar koft voor zieh
zelven j dog niet wel voor hare Hinderen,
te können verzorgen , voor welke zy der-
halven nu maar geld alleen verzogt te trekken
. Dit was een wäre arme, die onderfteu-
ning verdiende, weshalven w y ’ t haar 00k
nog eenige maanden, om hare eerlykheid,
trekken ueten. .
Niet lang daar n a , op deii 17 May,
volgde ik hen, na dat ik daar nu thien i
maanden geweeft, en door D. Frcdericus
Gobius vervangen w a s . Ik q u am 00k in
een etmaal , o f daar ontrent, met het
Scheepje het D u y ^ in Amboina over, liet
myn Broeder daar , en beval hem in de
gunft van zyn E d . , die my niet alleeri
beloofde met hem als met zyn Soon te
zullen handelen, maar die hem 00k, uit
genegenheid voor m y , zeer veel bewyzen
daar a f gegeven heeft.
. Het eenigfte, dat zyn E d ., als hy my
uitgeley dede, my metwveel tederheip z a -
de, was dit, datik^door myn gedrag aldaar
zyn gunft wel verdiend., maar hem nog noit
gelegenheid gegeven had, om my die er gern in
te können be'wyz.en , en dat hem dat Zjeer \
dede; dog dat hy dit hoopte aan myn Broeder
te zjtllen toonen , en dat hy my egter
mg, eer ik^ vertrag, eenige dingen , fchoon
%k hem voor my nog nictsjjad willen verzjoe-
kerr, toez.enden z.on, waar by ikjtyne genegenheid
bejpeuren , en aan zyn tEd. altyd
nog gedenken z.oude, gelyk zyn Ed. 00k
metter daad dede, met my vericheide
firaeye goederen van waarde toe te.zen-
den, behalven dat zyn Ed. my 00k zeer
rykelyk van alles, dat ik op de R e ize , niet
voor eenen dag, maar voor eenige maanden
kon van nooden hebben, verzag 5
maar ik was zoo Zce-ziek, dat ik op die
Reize geen eeten , o f drank , geproefd,
maar alles, bly zynde, dat ik maar over 1687.
was, aan boora voor de Scheeps-vrienden
gelaten hebbe ; alleèn maar eéne Pot met
zeer lekker gezouten Herten-vleefch, hét
geen uitnemend doorregen was, mede na
Land nemende, hoedanige’er nog ver-
icheidebehalven ettelyke Schapen, Gan-
fcn , Endvogels , Hoenderen , en eenige
Potten met ingelegde Viich , overble-,
ven, die de Overheden van dit Scheepje
zeer wel te*ftade quamen.
Zedert myne te Rugge-komft in Am- z
boina ging i k , alzoo ik nu myn Sufter komft,
tot Huyshoudfter had^i pp myn zelven enhuis-
woonen , ’ t geen echter niet langduurde; houding
alzoo die met den Vaandrig Paulus de j^ ? " '
Brievihgs kort’er aan quam te trouwen.
Ondertuflchen hadden haar Hoog Edel- De Heer
heden op Batavia goedgevonden, den Heer de Haas
de Haas tot Commiflàns, o f Opper-Gevol- Jjerd-
machtigden der drie Oofterfche Land-
voogdyen, Amboina, Banda7en Ternate,
aan te ftellen, na welke laatfte Landvoog-
dye die Heer, in de maand May 1689.
vertrok, en in ’ t laatft van die maand aan
quam.
B y zyn vöttek liet hy zyn Huysvrouw,
Jufir. Aletta Zegermans, een zeer deugdelyke
Matrone , al vry ziek, dewelke hy
derhalven aan de zijrge van. den Heer Ge-
zaghebber in der tyd alhier, deHeerüfc»-
rik, Crudop, Tweede van Amboina, piits-
gaders aan de Heeren- Predikanten -z/4» der
Sluys , van Brujfel, en m y , gelyk 00k
aan alle de fatfoenelykfte Hollandichejuf-
frouwen, zeer ernftig aanbeval. S|
Het verdere -ontrent haar Ed. dood,Dood
&c. voorgevallcn, melden wy-elders. van zyn
Aangezien nu de Heer vanZyll, Land
voogd van Banda, den zo Oftober over»■
leden, en my ondertuiilchen niet lang voor-
deszelfs dood door myn Broeder, foannes
Valentyn , gefchreven was , dat hy in die
zelve maand aan een droevigen hoeft en
uitteerende ziekte, geraakt was, zoo verzogt
ik by een briefje aan den Heer Commi
iTaris de Haas , dat z y n ,E d ., by zyn
komft in Banda , mynen Broeder die gunft
bewyzen wilde, van den zelven, om zyne
gevaarlyke Ziekte, zoo 5t mogelyk was,
mede na Amboina te brengen ; dog die
Heer vond hem by zyn komft zoo Hegt,
dat hy niet wel te vervoeren, en van oor-
deel was, dat hy (waarfchynelyk van ìe-
mand in dés Landvoogds huis, en, zoo
zommigennietongegrondoordcelden, van. '
een Perzoon, die ile al te vooren daar voor
verdagt gehouden had, ) vergeven was.
N a de dood van den Heer Landvoogd .
ging hy uit het Stérfhuis over na ’t huis vandes
van den Heer Comelis Stul, Üpperhoofd tot Schry-
Lonthoir , myn byzondere Vriend , die vers
hem zyn huis zeervriendelyk aanbood, al- Brocdcr•
waar hy 00k in ’t laatft van Ao. 1689.
overledenis.
U Y T- en T ’H Ü Y S - R E Y Z E.
Milda-
digkeid
van de
He e rd e
Haas.
zyn
deugden.
Dienil
myd o o r
zyn Ed.
In dit zelve iaar quam de Heer Predi- I bezet; wilde 00k, wanneer hy iemandwel
‘kant van der Vorm , Jüffr. Wefierbaan, d ie , ’ tzelve wel weteri, en men konmer-
Nonje van der Scholm, ent. met Brom-| ken , dat hy daar eenigzins moedi^ o^
ftee uit Temate hier.
By de te rugge-komft van den Heer de
Haas uit Temate, en Banda, in Amboi*
na , gaf zyn Ed. confiderable blyken
van. zyne eaelmoedigheid , en mildadig-
h ad , zoo ontrent zyn Vrouws Voor-kin-
deren, als ontrent alle die Heeren, en
Juffrouwen, die met zoo veel genegen-
heicl en‘zorge (*t geen hem al te vooren
berigt was) pp zyne overlede Gemalinne
gepaft hadden. Een zake, waar van wy
dders mede breder Ipreken.
Z yn E d was eeneerlyk, edelmöedig,
zeer ryk,enook een zeer milikdig man,daar
beheven 00k een zeer verftandig, enneer-
ftig Dienaar yan de Compagnie; een man,
die zyn vrienden beminde, en na vermögen
Help; die 00k veel agtmg vopr een braaf
Predikant had, en aan de zullte by gelegenheid:
zeer geerne dienft d i e , gelyk ik daer
van vericheide preuven, envoomamelyk
eene gehad hebbe, dat zyn Ed. op myn
verzoek, zekeren Landsman van m y , die,
door zyne. nalatigheid , en ’ t veiwaarloo-
zen ...van zyn poft, een Ichandelyke dood
verdiend, en zyn Vonms van gefchavotteert
te zullen werden, (zonder cSt ik dat eens
W ifta lzo o in eenige dagen niet had können
uitgaan) reeds ontrangen had^ls Commiila-
ris, ( ’t geen hydoenkonde) zeer gunftig,
uit agtingvan zyne vrienden , die lk. hem
beichreef, zyn misdaad geliefde quyt te
fchelden, hem en de z y n e n du? voor fchan-
de tebewaren, en naderhand, op een hieuw
veizoek iny, weer in ¿Tietift te nemen j
een 'te grooter gunft , vermits dit quytr
fchelden00k oorzaak was, dat al zyneme-
defchuldigen nevenshem vry gefteld wier-
den j en hoewel ikvan dieBorft daar weinig
dank voor gehad heb , is my echter,
ten opzicht van zyne Vrienden , altyd
zeer aangenaam geweeft , dat ik gelegen-
heid gehad heb van hen door dezen Heer
dezen dienft te doeri, zonder welke hy
* * ■ * Familie
was, 't geen in een man van datverftand
niet behoorde te vallen; behalven dat het
m'ootfte, in een edelmoedigen en welda-
aigen te roemen, is, dat zyn bedryfze-
dig en ftil z y , latende *t roemen van hem
aan anderen, die daar deel aan hadden, o f
dit hoorden, over.
Het was 00k een groote fäut, dat hy
door een yan zyn Slaven op welken hy
een groot vertrouwenhad, zeer heymelyk
vememen lie t , wat ’er in een ieders huis
omging , ’t geen hy dan, op *t berigt
van dien Slaaf, 00k voor waar aannam,
zoo dat het doen van veel eerlyke Lieden,
ja zelf van zyn eigen deugdelyke Gemalin
( die daar aan, vertrouwde Vrienden wel
over geklaagt heeft) van de goede o f quade
tong van dezen Slaaf afhing ; een be-
dryf, voor ’ t welke zieh geen eerlyk man,
nogte deugdelyke vrouw ( alzoo de Slaven
met ¡Slaven dagejyks omgaan ) wagten kon,
en ’t geen dien H eer veel in de agting, die
anders zeer veelen voor hem hadden, be-
nadeeld heeft.
H y had eenige jaaren (zoo hy my zelf Enver-
wel gezegt heeft ) in Toncquin by eenen
Heer Baron , toen Opperhoofd daar, als E^.ra-
Tweede gelegen , in welk R y k hy ook.kendc.
zyn meeftegeld, dat hy bezat, gewonnen
heeft. O f hy daar Opperhoofd geweeft
z y , weet ik niet; maar wel, dat hy Ao.
1675. en 1676., en Ao. 1678: en 1679.
Opperhoofd „in Japan geweeft , en eeni-
gen^'tyd daar na b y haar Edelheden gekoren
is , om als Commiifcris na Macaftar,
daar te dier tyd de Heer %acob Kops, zynr
ouden Baas , en Weldoender, als Voor-,
Litter lag , te gaan; dog deze Commiflie
ftoeg hy zeer edelmöedig af, om dat hy
die niet wel zou hebben können waarne-
men, zonder zyn ouden Meefter te beder-
ven, ’t geen hy niet genegen was te doen,
maar daar over veel eer bereid zelf te ly -
den , gelyk daar op 00k voigde, dat zyne
Soldye afgefchreven , en hy buiten dienft
:ld' wierd.
Zyne
gebreken.
gefteic
anders een leelyke vlek aan zyne
my in draen Hcer I , die" t| d ^ u VCurfchei'
tefrenftond, was, dat hy ( ’t geenmvoorige de borgerty ke bcdien.ngeri g e b ra u t, en
S e n zyne voidering lang gedwarsboomd was te d.er tyd, toen de Hter PM rn g g c
Hadl wat te Vrouw-ziek was, waar af om zyne verfoffing fchrcef, Onder-Voor-
noa twee on«tc gemigen in wezen, en zumr van Schepcnen _
die wel hicr.in Anmoina met hun gewaan- H v ra f voor, dat hem de Undvoogdy
den Vader een groot Hoorn-beefi , tpen yan Amboina door haar Edelheden butten
op Malakka wohnende , geweeft waren, eenig; verzoek opgedragen . o f opgedron-
voor welken onbefchaamden zyn Ed. echter
zoo veel agting niet had, als wel voor de
medegebragte Rinderen, die hy fraeye
gefchenlcen in der ftilte geven lift, gelyk
hyhem 00k ten eerften weer affcheepte.
H y was 00k al vry wat waanwys, cn
met grooter gedagten van zyne kennis,
als’er wei waarlyk b y hem te vinden was,
;en, was , hoewel ik van zommigen, die
!it zeer wel meinden te weten, verftaan
heb, dathyin der ftilte door zyne Gemalin,
en anderen, zeer veel moeite’er om
gedaan, en dat hy daar toe zelf 00k zulke
kragtige middelen en beweegredenen ge-
bruikt heeft , die fchoon-niet by allen, egter
by veelen geen weerftand ter wfreld,