
r% i . na Smecr-dorp, daar hy de Tsjineezen al
aan ’t bewegen, alles in roeren, en veele
gevliigteri vond, blÿde zy ndeydat h y maar
'gelegenhcid had, om met zyn bloot ly f
Weer te komen.
Fayet, ondertuflchen de fniif in de neris
gekregen hçbbende, dat zyn toeleg ont-
dekt w a s, trok aanftonds met r6000 man
na Sakàm, waar entrent h y zieh neder-
f lo e g , bedierf, en floee alles dood, dat
hy bekomen kon ; dog hy had niet skon-
nen bcletten , dät zeker Stalmeefter, N.
Marinus , met drie Stalknegts | | t | Paard
regt door Sakàm mçt een zwaard in de
vuÿ fty den S dito in Tayoüan aan de Ve-
fting quam , daar hy aan den Heer Verbürg
kertnis gaf van alles, dat h yzelfgezien
had.
\ Eenen N . Danker^ Hoofd van 120 Ne-
derïanders, en door 2000 Chrifteir For-
mofanen onderfteund , dreef den 'vyaad
ten eerftenop de vlugt , by welke fcher-
inützeling 00k deze Fayet, met 18öo der
zynen, dood b leef, behalven dat z y veel
Vrouwen en' Kinderen, benevens de Twee-
de van ’s Vyands Le g e r , Louegua genaamt,
gevängen kregen.
Deze laatfte wierd levèndig opTayouan
voor een vüur gebraden, agter eea Paard
door de Stad gpflefept, en zyn Hoofd op
een ftaak gezec. Twee andere Hbplieden
van hen, dieeen Twangere Swartin opge-
fneden, en *t Kind uit haar lichaam ge-
icheurd hadden , wierden gerâbraakt en j
gbvierendeelt.
Deze beroerte duurde i f dageny waar I
in 4000 Mannen, <000 Vrouwen, en ee-,
nige:Kinderen, -t leven lieten, ofgevan- !
gen genomen wi^'deiV; dogde onzen had-
den van *t Krygs-volk geen een man verlöten,
dan allein, dät deze eri gèbheÇ tend
- platte Lande woonende, gedood waren. B j
Indien dit door dezen Pattw niet uitge- I
bragt was, zoude het’er den 8 dito zeer
liegt met alle de onzen uit gezien,! en de
Nederlandiche Staat aldaar een droevig einde
gekregen hebben, ’ t geen den Hèere
niet behaagd heeft, toen toe te laten. De
Landvoogd vereerde hier over aan fieder
Formoßan ( die ^ ons getrouwelyk gehol-
pen hadden ) een Niquanias.
Dät hier op Täyouan zeer veelTsjinee-
zen waren, is daar by klaar a f tè nemen,
alzoo haar Edelheden den; 10 Mey Ao.
itfy i. beilöten hadden ’ t Hoofdgeld der
• Tsjineezen , alhicr jaarlyks wel 200000
gülden beîoopende, te doen verpagten.
n h Verder weet ikniet, dat’er ietsaanmer-
Cæfar^1 kens-waardig geduurende de We.tr Ferburgs
Ao. 1653 Regeeringvoorgevallen is, waarophydan
elfde Ao. 1653, door den Hcei• Cornelis Céfar\
Land- vervangen rwierd, die hier in ’t laatft de-
v00^ ‘ zesjaars alselföe Landvoogd aanquam.
De Heer Ferburg, ondertuflchen op Batavia
verlcheenen, g a f den 10 Maart Ao.
“ n br^d bericht aaif haar EdelHeden
van Eonftbfa’s ftaat im die tyd , aati-
wyzende, dat ’er veel meer verfiand en
xorg vernicht werd, om een; Land rn.be.
ftiefen, dan wel om ’t zelve te veroveren
H y vo^dehier b y , d atwy dat Eilandmet
veel zigtbare gevaren-bezattn, 4 z y we-
gens ¿en woeffin Inländer 'aldaar , die hy
•6î 3-
W - , . . aiu iu il , U1L uy
w ? ? fuiin ïQoopoïtdenb^rootte, ’t z y
wigèns de/I^ineezen, zoo binnen ’s Lands
(waar a f hy Ao. 1652., zulken klaar bewys Gerug.
möt het uiterfte gevaar van onzen gan- tc^vfn
leben Staat aldaar gehad'had ) als" van Coxinja.
die ons van biiiten ovetyallen konden,
radehdc' "!liaar Edelheden op haar hoe-
d ete zyn , alzoo’er gerügten liepen-, dat
| v Tsjiheeiche' Mähdaryn Caxinja , wel
eer Klarmaker Van deh Heer Landvoogd
Putniahs, en Zoön varr den Rover Tqutm,
wel eer T o lk by den Landvoogd ¡¿en
Heer de JWii gewebftZ^de j enwelkeCi.
xittj*- ndgf ttgen den Tartar, oorloogds )
v^n.. .nrrcninn' w^.Förfnö%.^als.hy ^ in
Tsjinariietlanger houdepkon, aan tednen,
en zich op ’t zelve v a l l te inaken.
b lv bouwde" daar op ook aan de kant
van Tayouan, digft b y Sakim gelegem
een Veltiöe, Provilltia gäiäatiit, die wel
voor een fchielylcen öprbei- goed, maar-; niet
in ftaat Was, om een Leger te wcderilaan.
Naderhand vlogeri’er , geduurende de
Regeering van dcnHecr Ctfiw, envooral
Ao. i6 y y , nog veel andere gerügten, als
o f de voornoemde' rvlandaryn by dit
zelve voornemen bleef, om met zynen
Iganichen omllag na Tayouan te komen: -
weshalveu, de; Heer Cefir goedyond den
Eenupagic-nisxftcr, o f W e r t lo s , ¿ x h
Picitrsz.o'in, nevens den Seigeant Pintr fms-
» e r ervareri "in def Tsjineefcbe taal,
met een Jonkjen na" Pehoe te; Zendenfom
aldaar by. de Tsjineezeri zelf. die hy daar
vmden mögt, behendig te vernemen, wat
’er van alle deze gerügten waar , ofte niet
waar, en wat ftaat’er op te maken Was,
om daar na dan zyne Maat-regels tefchik-
ken.
Dit dede hy tc meer, alzoo’er nu geen
Tsjineefche Jqnken uit Tsjinain langen tyd
alhier ( gelylc wel bevorens ) aangeland
waren, waar uit hy , en de Tsjineezen,
hier woonende, giffing. maakten, oicoxinj«
niet wel den toel^ mögt hebben , om
herwaards aan te zakken , en hen mdt de
pag. te waarichquwenf houdendfe onder-
tuflehen alle Vaartuygen by zieh, op dat
er met het minfte van zyn voornemen
mögt komen uit te lekken.
Ook ftelde zieh de Heer Ctfar onder-
tuflehen behobrlyk in poituur, om hem
mannelyk a f te wagten, en om zig (zoo ‘
het zoo -mtvallen mögt) zoo dapper, als
\ mogelyk was , tegen hem te verdedi-
gen , Jätende- ook genoeg voorraad van
Brandhout voor 8 a iö maanden in de Ve-
fting
1656. ftjng Zeeiandia brengeri j dog de meefte
" zwarigheid, die deze Heer had was,
dat .hy geen kans zag, om Coxinja ( van
welken men1 hoorde , dat hy veel Storm-,
Ladders had doen ijiaken) het landen te
beletten, dat hy waaticbynelyk zou crag-
ten op yericheide plaatzen te doen , by
hoedabig een voorval hy zeide veel meer
volks , als hier nu in bezettihg la g, van
nooden te hebben , waar voor ny efen 14
November Äo. 1 öyy. verzogt, dat haar
Edelheden geüefden te zorgen , hen be-
*rigtende, h o e ’t.ook hoog-noodig was,
aan Tankoja cen vaftigheid te leggen. .
Coyctt Hy bleef hier verder tot Ao. 1656, en
Ao.i656Js toen door den Heer Frederik^Cojett, als
twaalfde twaalfde Landvoogd van Tayouan, ver-
Land- vangen.
voogd. H y was hiel' thien jaaten, tweede ü er-
zoon, en Opper-Koopman, geweeft, waar
uit ulen met reden vaftfteflen moet, dat
deze Heer grondige kennis N van de zaa-
ken van Tayouan gehad heeft.
De voonge gerügten van Coxinja na-
men niet af, maar merkelyk toe; de zoo
fenaamde Stad, aan ’t einde van ’ t Pleyn
er Vefting gelegen, en al mede Zeelan-
dia genaamt, was maar een open Vlek,
daar yder, als ’t hem maar beliefde, aan-
komen kon, en de Vefting in zieh zelven
(gelyk uit ons voorig bericht dien, aan-
gaande reets genoeg blykt) zoo flegt, dat'
geen braaf en dapper Landvoogd ip ifyat
Was, omi dezelve regen een in a g igH ey r
lang te können verdedigeo. j "
Ook is het zeker, dat niet alleen haar
EdEiBeiieh op Batavia ( zqo uit hun ichry-
ven Äo. 1 ^ 7 . aji b ly k t)' maar ook de
[660.
Coxln-
ja'stoe-
legop
Batavia ...............
enin Heeren Bewindhebberen in hetVader-|
’t Vader- land, al lang van te vooren kennis van de-
¿3j‘nd ze flegte gefteltenis van Tayouan gehad,
en dat de Heeren Zeventienen al Ao. 16jo.
goedgevonden Hadden, zelf in tyden van
Vrede de bezetting van Fdrmoiä ten min-
ften tot een getal van 1200 mannen te
vermeerderen.
Men wierd van den toeleg van Coxinja,
b y den minften quadenuitflag yan zvn zaa-
ken in Tsjina, niet alleen door yericheide
wegen en door boden , voor al Aoi 165*9,
toen Hy van de Tartaren geflagen wierd,
van alle kant verzekerd, maar men had
ook zeer veel redenen, om vaft te Hellen,
dat die aanflag der Tsjineezeq ", op den
8 September Ä o - 16 fz . tegen onzen Staat
aldaar vaftgefteld, niet buiten medeweten
van Coxinja ondernornen was.
Het is wel zeker , dät de Heer Cojett,
by ’ t aanwakkeren van alle deze gerügten
van tyd tot tyd de noodige berigtendaar af
aan haar Edelheden gegeven heeft, maar dat
men alle zyne klagten, door de verkeerde
uitleggingen, die’er de Heer Nicolaas Vrr-
burg, in de Vergadering barer Edelheden
op Batavia over maakte, maar voor erikele
IV . D e e l .
laf hertigheid en ongegronde vreeze hield.,
De Heer Ferburg was wegehä zeker ge-
val een doöd. Vyand van den Heer Coyett
geworden,* en fchoon hy in zyn hert wel
w i f t , dat deze. Heer , met dan zuivere
waarheden, van ’ t g&nz €oxjnja tcgcpL Tä|
youan voorhad , iqjireef ( behalyen dai
näär Edelheden zieh ook daar a f .uit hei:
bericht van den Heer Ferburg ze)f,opden
10 Maait Ao. 165-4. aan haaf gedaan, teu
vollen behoorden overtuigd gehoüden -,/en
zieh zoo. yeel aan ’t Mggcn, van dezen
Heer alleen hiet.gelegen gclaten, en door
haar .eigen oogen wat beter hier ria gezien
te hebben ) ging zyn wraak-zugt tegen
hem zoo verre, dat hy haai* E'delheaen,
tegeä zVn betef weten, in dit ftuk open-
baar misleide, geheel Formoia äan zyne
wraak en bitterheid tegen den Heer Coyett.
zqnder eenigzins zyn eere eneed,,voor,de
zaak van zyn Heeren eh Meefters.|e betragten
fzoo men toen openbaar zeide)
als bpoflerde, en niet anders voorhad, als
om dien wakkeren, enonfchiildigenHeer,
of daar elendig te doen qm k om en o f, zoo
h y ’er ’t leven nog afbragt, met al. zyri
veimogen tot Batavia dan te bewerltem
dat H y verder äan een ichändelyk einde
geräken mögt. Immers dus was den roep
aldaar.
Ap. 1660. quam’er, nog fterker tyding
van Coxinja ’s aanftaande,zekereoverkomit
op Formoia,, gelvk ook veel Tsjineezen
daar quamen vlngtem. .. '
N a dat nu die wakkere man alle Ynid- Be lieer
(3elen j“" öni' deze dorikPre wolk te doen
overdryven, m ’t werk geifeld, en haar
Edelheden alle mogelyke kennis by alle fchry^cn
gelegentheden van de zekere aanftaande nfetge-
komft van den Mandaryn Coxinja den 10
Maart Ao. 1660. gegeven had, liethyön-
dertuflehen niet na alles, ’t geen tot eeii
dappere en kloekmoedige verdediging noo-
dig was, te doen verveerdigen (wäaroyer
hy nog wakker beichrobd wierd) ’ t welk
van Coxinja vernomen zynde , hem zyn
voornemen om tegen de maand Maart
daär te verfchynen, nog wät dede uitftel*
len , waar door wel alles voor een tyd
hier weer in ruft geraakte, dog de'vreeze
der onzen niet geheel weggenomen wierd.
Ondertuflchen hoopte de Heer Coyott%
dat haar Edelheden hem , volgens zyn
verzoek in Maart gedaan, zeeripoedigeen
kloek ontzet van volk zouden toezenden,
terwyl men zieh aldaar op de verkeerde
berichten van dezen en geenen riog , al
vleide, dat het maai* looze gerügten waren,
dat het maarbangheid van den Landvoogd
was, en dat het nog zulken nood
niet had.
Hoe groote zwarigheid men nu Ao.'
1660. maakte, om eenig ontzet ha For-
mofa te zenden, ( alzoo meri geduiirig riog
äl hoopte-, dat dit onw,ederpVefdryvcn zou,
K 2 Ichdöii