
“V I A ’S »van gelÿken in der .waarheid niet acer
„ aangenaam, ook de E, Maatfchappy on-
» zès bedunkens, ganfqh niet vorderlykj
„ derhalven .gy , onze pallie aanziende,
„ mitsgaders deovergrootedroef heid,'waar
» Vy döor uw dóen komen te vérval-
»V _ zult gelieven hier na zoo goede
55 befluiten te ramen, waar door des !Ko-
» nings overgroote gramfehap tegen ons
„ mogte vermorwet werden, en_wy oof-
5, Zake mogten hebben , ojm ons vad uwent
55 wegen alzoo te vcrWyden, als nü. wel » bedeeil zyn.
j bidden u dan nog vriendelyk.,
” ™ . tog goen .beginners, van verde» ho-
» P P P te gcbnukeiî, wik weæu, op
»5 «zi ook mede Godt niçt .yerder getergt
„ werd-, en wy aile alzpo,àls wyioudai
s» meenen allemft te itaan , in den grand
•„ niet. ycrzinkeo. Voorwaar gy hebt
ä gantich qualyk- gedaan. AVy bidden-,
„•wilt zoo niet yoortvaren, op dat byal-
¿ dien (6f ohs Gode almagtig dit maal nog
„ wildp genadig wezen, en des Koning
¿ hart ophouden) dog geen verdere áítie
» te pretendeesen en mag krygén-, ota
•j, ons iets te misdoen.. W y verzekersn
55 u , dat het op ’t hóogfte is, een iedér aí-
55 daar ga in zyn boezem,en gedenke hoe
» wy te moede zyn, die hier in de be-
„ naautheid kitten.
55 Wy verftaan zeker te wezen, dat de
^ Pangerang de Engelzen óntboden heeft;
,-, om zoo gelykerhand het Fort tebeftor-
5, ®cn, waar toe alhier tot Baritam groo-
5» te preparatie gemaakt word, zoo dat gy
» wederftoot teverwagtenzult
„ hebben, alzoo nu gerefolveert- is den
„ hoon, hem aangedaan ,op ’t uitterftete
„ wreeken.
» >c Is voörwaar eehdroevige zaak j dat
„ de genen, die voor dezen onze vriendett
„ en helpers geweeft zyn, nu onzenthal-
» ven befchaamt Wezen moeten,en zwy-
» gen als anderenfpreken., gelyk Lacmoyi
tí en anderen, die derhalven niet min in
„ groote ongenade by de Koning zullert
»> komen te geräken. Gëdult. Waar me-
a de enz. Onderftond dezen 17 April
# 1619 op ’t cömptoir Bantam. J
47* ff Ö A ^ " t A
» ileo zòo gei;ing te agten, èn als quaad- :
». doenders, om den hals te klaren bsen-
>» gen. Nu dan zoo wil Ons .Godt al mag-
» tig, pm Ghriftus wille erbarmen, en
,» ted £ydev als de uure zal gekomen we- ;
» ¿athée hem believen zal .ons door
„ de Hèidenen en Mooren (uit zake van
» .dat hy u nogtrouwe, nôg geloôve ge-
„ fpeurt,nog îets goeds verrigt en werd,
» een;Çhrjften betaamt, maar te r
„ confrarie goed met quaad zyt looncnde)
„ om’t leven te laten brengen, alle te za-
» ™n .genadig wezen, en ons onze misda-
„ den met toerckenen; maar als getrou-
„ we martelaaren in zyn 'ryk ontfingen:
” **j.dn?eve;tâne zyn wy dan aile oo-
„ genblikken verwagtende, *t raadllagen
,, onder de Grooten duurd dag en nacht
„ ,eà heeft geên einde.Godt almagtigwil
», % anders uitvallea laten, als \ gcleha-
„ pen lîaat.
i» Hetdooden van deEdelluiden,wjens
„ nooft des cenen nog medein ’tFottge-
„ nomén is-, dugten wv ons allen zeer
„ hard vallen zal, ook dat gy m ’t Fort
» d^jr g^®h zyde by Ipinnen zult j meenen
i, o c* , zoo in hunne magt eenigemidde-
„ len zyn, zy ü Zoovredig niet meerznl-
„ len laten, maar in tegendeel hnn feed
zoeken te wreekén.
„ Dit is altoos zekér, dat gy de vrees
i, onder de Javanen gebragt hebt.ennog-
j, tans wilt gy nietgelooved; datzy uen
„ ons daarom nog eenig leed doen zullen.
„ Voorwaar gy moogt zulk een vuil ge-
» loof wel aan eeh zydeftellen ; want ten
» zyGodt almagtig ons mcrkelyk.helpen
” t 4 können w y , recht uit gelptoo-
„ ken, nkt ôordqelen, dat ais meni ons
„ hier al om den hals bragt, de Koning
„ qualyk doen zoude, nadien Çgelyk wy
„ u voor dezen ook wel geadviSert hçb-
„ ben) wy liedenalhier, voor den Koning
„ en anderen, dikmaal onze halzen ver-
„ pand hebben, dat u niets quaads met
„ hein in den zin had s maar dat zyne ma-
„ jeiteie zoüde gelieven gedultte hebben,
„ tot de komfte van den Heer Generaal,
„d a th y als dan niet, dan alles goeds,
« pndervinden zoüde,. bebalven andere
„ honderd cn honderd zwarigheden, die
„ by ons alhicr geflift en ter neder gelegt
„ zyn, en *t nceit ons nog nagt nog dag
„ verdrooten, tot u aller behoud, ons
„ daar toe.gewrllig te toonen: en nu*wy
. » door alle onze uinerÄe naarftigheidzoo
„ vècl te. weeg gebragt hebben.dat, ge-
„ . lyk u zulx zelts zyt fchry vende, ’t Fort
<» na ggnfegwwn buiten alle gevaar is,
„ en dat door ons toedoen, nu blyktoo-
» geofchynelyk,dat UE.dczelveriiet meer
„ van noöden hebbende, öns Om den hals
„ zoekt te brengen. Wy zyn wel vcrzc-
. „ kerd, dat u dit ons lchryven niet zeer
» aangenaanr wezen aal;dog isansudaad
Was getekent y
P. van den B R O E K É .
.. . ». .. . en , ,
K O R N E L I S H O ü B R A K E N .
” ? L- ^ y hebben oildertuflchen, door
» geíchenken goede vnenden makencje*
„ aan dep Konifig laten verzoekeq, dat
jj zyn Majefteit geliefde zoo lang., gedult
„ te hebben tot de komfte van de É. Heer
»5 Generaal, en, Godt lof, hêtichynthy,
„ voor deze tyd nog gehoorgegevenheefti
5s ca dat hy,na mea ohs wysmaakt,-hem
G R O N D - V
^ dan ook zoo lang ftil houden zal j dog
„ de tyd zal alles beft leeren.
„ Wy verftaan ook, metgrootleetwe-
ìy zen, dat UE. aldaar de Rivier geOoo-
„ ten houd, en niemand uitkomen laat,
„ zoo dat de gcene, die gaarne hérwaarts
,, komen zouden willen, niet können.
„ W y bidden, zoo zulx waaragtigis,dat
,, gy dan om onzènt wille, en om onzer
„ aller behoud, de Rivier gelieft te ope-
- „ nefl, chieder praauw vry pafleeren la-
„ ten, òp dat wy door diergelyke droe-
,, vige tydingen met meer bedroeft wer-
„ den. Pr. advys. Onderftond,adyzz
„ April 1619.
Het quam die van ’t Kafteel Batavia niet
vreemd, nog onverwagt te vooren, dat
de vrienden tot Bantam den gedaanen uit-
val, en het Hegten der opgeworpen bat.
teryen tegenlpraken,als wel wetende, dat
ze doorgaans een geheel anderen raád Had-
den gegeveh, en van een ander gevoelen
Misnoegen waren geweeft: ook hadden ze wel kòn-
overdcha- nen voorzien, dat hun de eerftë furie en
ftrcekwy- gramrchaP des Konings met een gröote
MD daar vreeze en benaauwtheid zoude komen op
inYcryat. het lyj te vallen j maar de harde,Icheipe,
bittere, en uitfpoorige exprelTen, die hun
in den bovenftaanden brief te vooren quamen
, konden ze geenzins verduwen, nog
inlchikken,endaar van wel het aldermin-
fte, dat ze daar by wiérden te boek ge-
fteld, en uitgekreten voor luiden, daar nog
trouw, nog geloove in befpeurt, nog iets
-goeds van verricht wierd, cn de welke
moedwillens getragt zouden hebben de
Nederlanders tot Bantam, al diep in de
zeventig zielen, om *t leven te brengen,
nu zy de zelve niet meer van nooden hadden,
en het Fort door hun toedoen ge-
noegzaam buiten alle gevaar gebragt was,
cn dat hun verborgen haat tegen eenige,
die tot Bantam waren, zoo groòt mpeft
wezen, dat hun herten daar doorzooverblind
waren geworden, dat ze geen acht
hadden geflagen op hun gewifle, npgrvöor
eenige zonden gehouden t- hunnert even-
naaften zoo gering te agterf, enftlsquaad-
doenders om den hals te laten brengen.
De gezamentlyke Raadsperfoonen van
5t Kafteel Batavia, met namen, Pieter van
Ra y, Jan van Gorcum, Hendrik Jans-
zoon, Adriaan Jacobszoon Hulzebos, E-
vert Harmenszoon, Abraham van Uflfe-
len, en Jacques Coetely, trokken hun,
als boven gezegt, deze lalterlyke verwy-
tingen zeer ter herten, en zy zouden daar
op, by hun generaal fchryven, het welk
daags daar aan, den 26 April 1619, na
Bantam wierd afgevaardigt, wel met uit-
drukking van meerder misnoegen geantwoord,
en daar by getoont hebben, van
zoodanig een eerberooving niet ongevoe-
lig te zyn, en dat ook het gedoemc van
IV. Deel. 9
B S T r Ñ G . 4 7 3 Íde Bantamze vrienden, en hun onderhan-
deling met den Koning, zeer onbetamelyk,
en niet buiten fufpirie te houden was, maar
confidererende, dat zulx weder op nieuw
zoude ontftellen de geene, die nog met de
eerfte fchrik des doods bevangen, en daar
van niet weder herfteld waren, zonder de
zaak in zieh zelven daar mede te veränderen,
wierd beft geoordeêlt, met hen op
een zagter wyze te handelen, als anders
zoudezyn gelchied , dog aan ieder in hec
byzonder de vry heid gelaten, omhunbe-
zwaarnis met discretie en befcheidcnheid,
aan de vrienden tot Bantam te kennen te
geven : daar wierd dan by de algemeene
brief niet anders gezegt, als dat ze uit hun
ontfangen fchryven van den 17 enzzde-
zer, met leetwezen en verwondering hadden
gelezcn, tot hoe verre zy hun door
een toomelooze drift hadden laten vervoe-
ren over een vaftgeftelde en uitgevoerde
zaak, de welke ten dienfte van de E. Maat?
fehappy, en tot hun eigen gezamentlyke
behoüdenis, van zòo groote noodzake-
lykheid was geweeft ; dog de Eerw. Pre-
dikánt Hulzebos Ichreefin *t byzonder aan
den Commandeur Pieter van den Broeke,
en den Koopman Kornçlis Houbraken,
den navölgenden brief.
*; Aan-de Srs. van,den Broeke, en
Houbraken.
Patientia.'
Utrzame en zeer bentinde
vrienden.
» T^Ein uwen van den 19 ftanti heb ik Briefje
»> JL/gifteren wel ontfangen, dog daarvañ D.
„ uit met groot leed wezen verftaan, niet Hulzebos
„ alleen de groote zwarigheid en droeffep de
„ nifle,dieUE.over onzen uitval,en h e t v S “
55 aanfteken van de batteryen was overge-over hun
5> komen , maar ook uw quaad en gantich lonS^c
,, onbehoorlyk gevoelen van ons,agtendefchryvc**
s, ons niet alleen in ’c zelve ftuk, nog de
„ reden gevolgt, nog den dienft der E.
» Maatfchappy gezogt, nog confcientie
„ gebruikt te hebben. Voorwaar woor-
,, den, voortgekomen uit bangigheid en
55 vreeze, maar geenzins uit reden; want
„ zoo men de huisvaders moet vertrou-
55 wen hun huisgezins ongeval in alles te
„ refifteren, alzoo behoorde men ons ook
„ nietredenlooseninconlcientieus geagtte
„¿hebben, als die beide wel voorzagen, wat
„ ,u daar van konde overkomen,of dege-
„ nerale Maatfchappy te verwagten ftont,
„ te weten uit de voortgangvan *t werken
„ tegens ons aan, duizentmaal meerder
„ quaad, als nu uit dezen kan ontftaan.
„ UE. fchryft, dat wy een partye zoude
„ zoeken te verderven, en om den halste
„ brengen.- Godt geve, dat het çpntrç-
' » rie