
io 6 L E V E N S D E R
%;ii66.Selimter ccrt van hem gcbouwd heeft.
Hybe- . Nietlang na deze verplaatzing van ’t
®orl°gt ¿Hof maakte hy eenig gefchilmetdeKo-
?§ hing van Chitor, die van hem niet wilde
afhangen, enzich, dat nog meer is,
©penbaar tegen hem dorft aankanten.
Chitor is de naam van een R y k , en
ook van de Hoofdftad van dat Ryk , welke
,op een hoog gebergte in ’t midden
van een groote vlakte leggepde, uit de
natuur van haare Gelegenheit voor een
fehoone fterkte verftrekken kan.
Toen de magtige en trotfe Rana (dus
was de naam des vorigen Konings) ’er
noch Meefter van was, had zy tweemy^
len (andre zeggen anderhalf myl) in hären
omtrek, op fommige plaatfcn wel
een half myl breed zynde.
Ook zag men toen daar in over de
honderd fehoone Tempels, behalvenandre
fraaije cieraaden, waar van men nu
de trotfe overblyfzels, en muragien, met
verbaazing noch ziet.
Datbe- Deze Stad, had nog iets, dat won-
fehreven derlyk tot hare fterkte diendc, alzoo zy
werd. van binnen van een der fehoonfte Fontei-
nen, en Bron-aders, die men wenfehen
kon, voorzien was, die daar een fraaije
beek en fehoone watervallen maakte,
en eindelyk in de zagt llroomende Ric-
vier, de Noeg, ftortte. Ook gafhen
deze bron de fehoonfte gelegenheit , om
de bezetting van deze vefting altyd over-
vloedig van ryft te voorzien, vermits zy
die in den omtrek des zeifsopeenfchoo-
ne vlakte, die van deze Beek bekabbeld
wierd, planten, en op hUngemak,zon-
der dat imand hen dat kon aflnyden, in-
zamelen konden, zoo dat deze Stad,
immers volgens de krygskunde der Oo-
fterlingen in die tyd, voor onwinbaar
gehouden wierd. Doch dit alles kon den
groottnoedigen Ekbar geenzins weder-
houden, om dezelve aan te taften.
Radja Zimet, die dit Ryk beftierde,
en zyn Hof in deze Stad hield, kreeg
tydig berigt van Sjah Ekbar's voomemen,
behalven dat Ekbar die eerft ordentelyk
. deed öpeiflchen, alZoö hy zeide die Stad
van nooden te hebben.
Zimet, die een dapper Vorft,endaar-
¿•nboven van ’t egte bloed van de aloude
Rana's was, die zieh beroemden tegen
den grdoten Mier Timoer geftreden te
hebben, en uit de Nazaatcn van dien
Vorft Porus te zyn, die tegen Sulthan
Iskender geoorlogd had, (gelyk ’er ook
tiog digt by Chitor eenpilaar, door Sulthan
Iskender, o f Alexander de Groot^ met
zeker' onbekend opfchrift, te zien is)
vond dezen eifch zeer onbillyk, en gaf
dierhalven Sjah Ekbar's gezant dit trots
antwoord : Ikweet wel^ dat Sjah Ekbar
den naam van den Grooten voerd9 maar ik
weet ooky dat hy by alle dauere Vorßen
voor een groot roover, en onderdrukker van A
Vorßen, die van hem niet af hingen, en * *
dierhalven voor een groot geweldenaar te
Indien hy nochtans waar ly k zoo groot'is^
als hy voorgeeft ^ laat hy dat hier voor Chitor
komen toonen, en hy zal bevinden, hoe
weinig Zimet een befaamden roover vreeß.
Dees trotfe taal verbitterde Sjah Ekbar
zeer tegen dezen Vorft, hy rukte met
een magtig leger A. i f 6 j ’er na toe,
entafttedie Stad met zulken woede aan,
dat hy, in de tyd .van drie maanden en
een half, Meefter van de zelve, yanden
Koning, en ’t ganfch Ryk was,enniet-
tegenftaande die Vörft, door zyn dap-
pere tegenftand, wel een ander eindc
verdiend had, ftaken egter zyn fcherpe
uitdaag-redenen, en voor al dat woord
van roover, Sjah Ekbar zoo diep in de
krop , dat hy zieh niet ontzag , hem
voör een van zyne Olifanten te doen
werpen.
Daar zyn ’er diemeenen, dat deze on- Zyne'licp
derneming een geheel andre reden gehad de tot de
heeft, en dat Sjah Ekbar ^ op ’t gerügt .
van defehoonheitvanPödwM/fci* Gema- admana;
lin van den Koning van Chitor , op haar
verliefd geworden zynde , de zelve door
een gezant van dezen Vorft voor’ zieh
eiflehen, o f anders hem denOorlogaan-
zeggen dede.
Zimet, die dit de Princes verhaalde , D f e h y '
lachte met haar, om dezen miffelyken™?rzicl1
eifch, en zy was deeerfte, die hem aan-
zettede, om, hoe vermögende ook Sjah
Ekbar was, liever het uiterfte aftewagten,
dan om haar aan dien tyran^ dien zy
vervloekte, övdr te gevert, verzekeren-
de hem, dat, zoo hy in die rechtvaerdi-
ge onderneming zyn leven quam te ver-
liezen, zy heni niet overleven j maar tot
feyt van hun beider vyand, liever eerlyk
Iterveti, dan zyn fchandelyke byzit werden
zou. Dat zy ook in ftaat waren $
om het nog lang tegen hem.gaande te
houden, en dat hen geen midaelen ont-
breken zouden, om het hem moede te
maken.
Dierhalven deed hy Sjah Ekbar aan-
zeggen, dat hy niet genegen was, om
die Princes over tegevenj maar dat hy
de zelve tot zyn laatffcn druppel bloed toe,
nevens zyn R y k , verdedigen zou, en
dat hy zieh niet inbeeiden moeft“ oit aän
die getrouwe Princes iets te zullen heb**
ben, fchoon hy hem al overwinnen, en
het leven benemen mögt, aangezien zy
veel liever de eerlyke Gemalin van Z imet
fterven, dan als een fchandelyke by-.
zit van Ekbar in de hoogfte eere leven:
wilde.
Ekbar verftoord, over dat een verag-
te Bcrg-Koning hem zoo trots en bitter
bejegenen dorft, geraakte zoo daar
door,
G R O O T E
À xjóó. ^®or > ä k door zyne lie fd e , die nu nog
* m eer begoh te zieden , in vuur en vlam.
Hy verzamelde een magtig leger, en
¿rök met groote dag-reizen na Chitor,
dog wierd, térw.yl Zimetx zieh wakker
Tn ftaat van tegenweer ftelde, door twee
. naby gelegene Berg-Vorften, des zelfs
Bondgenooten, eenigen tyd opgehouden.
Deze qüamcn tegen hem te veld , dog
hy floeg ze, èn dwong hen ter naau-
wernooa hun leven in de rotfen en holen
van hunné ongenaakbare gebergten te
gaan behouden.
Taft CM- -^a dat h y deze geilagen h a d , vèrter
zelf fcheen h y als een b lixem , èn als eén woé-
àan. dendè ty g e r , vó or Chiton voelende z ig
niet w e in ig aangemoédigd, door dien h y
nu zo o na b y die fehoone Padmana w a s ,
om w c lk é h y dézen O o r lo g ondemoraen
had;H
y vleide zig zelve, dat deze Princes
* ■ qp zyn fchoon leger, en fchitterende wappnen,
zou können verlieven, en dat
Zimet voòr hèm nu tftdderèn, en dezel-
vé aanftonds aan hem overgeven zoude j
mààr hy was in beide even zeer bedro-
gen, alzoo Padmana hem befpptte, en
Zimet hem geenzins yreesde.
Hy vernieuwdé dierhalven zynen vèr-
tiefden eifch dóor zeldzame minnebrie ven,
die hy quantiiiis aan Padmana fchreef,
radende haar, dèh Koning , haar Ge-
maal, aan te zetten, om, door hare over-
gave, zynen ondergang, die nù zeker
was, nóg tydig af te keeren. Verfchei-.
de zulké brieven wierden hier en daar in
de Stad, aan pylèri vaft gemaakt, gc-
vbnden. Men brag’t ze aan Zimet, die
zig niet verweerdigdè daar op te ant-
woordèn.
Ekbar, door dieveragtingnogmèerge-
' kart, tafttédè Stad ten eerften aan, en
befchoòt die wel ònophoudelyk, maar
vond zoo veel wedcrftand, dat hy eindelyk
opbreken, en eén ander beiluit ne-
inen moéft.
Menwilverdér, eerhy daar toe quam,
dat hy Zimet, onder belofte vàn aanftonds
’t beleg te zullen opbreken, twee dingen
verzoeken dede.
Zyneliftì- Het eerftc was, om de Princes, van
gevonden welkè hy zo o veel had hooren zeggen,
omPad- maar eens té mögen zien.
manate Het tweede, om hecn én weder
èéns in Chitor te inogen komen, om de
fterkte van zulken plaats, diedeeenigfte
was, die hem. had durven tegenftaan,
en können verduuren, te befchouwen.
Dit waren twee zaaken, die wel niet
veel geleken, en die fchenen ligt inge-
fchikt te können werden, voor al, om
een einde van dit beleg te krygen, maar
die, wel overwogen zynde, beide voi ge-
vaar ftaken : want het eerfte kon dienen,
om dien Vorft, numaar op ’t ge-
M O G Ö L Si i o z
nigt van die fehoone verlièfd, op ’t gc- a , xjgft
zigt van. de zelve veel fterker te doen ont-4
vlammcn > en het tweede, omhemGhi*
tor yan,binnen te doen kennen, en om
dit beleg daar na met meer voordeel *
te hervatten, behalven dat ’er op de belofte
yan een verliéfden Prins geen ftaat
fé maken, maar veel eer te vreezenwas,
dat beide die verzoeken enkelyk maar
dienden, ora tè eer, en te gcmakkelyk
e r , meefter van diè onbeweegiyke
Princes , en van die onwinbare Stad te
werden.
Koning Zimet, die de meèiftë zwa-
fighëit in ’t eerfte vond, gelyk hem de
Princes.dat ook fterk afraàdde, floeg hem
dat vlak afj maar ftond hem het laatfté
toe,...
Ekbar, die genoeg hier mede mèendé
gewonnen te. hebben, en hope had door
zyne beleefdheit èn weliprekenheit het
eerfte ook wel te zullen verkrygen, als
hy.maar in Chitor was, nam dit aan.
Hy verfcheen dan, völgens naderverA
iprek, na ’t verwiflèlen van Gyzelaars,
alleen inet 40 man, fchoon ’er hem fo
toegeftaan waren, m de Stad, en Zimet
öntfing hem in zyn Paleis met veel edel-
moedigh.eit, onthalende hem met ailes,
dat hy,om hem teeéren, engenoegen
té gevén , uitvinden kon. Hy vond:
ook Ekbar,zoo minnelyk en beleefd,dat
hy daar dbor te meer hope had, van,
voor zyn vertrek, nog zyn vriendte werden..
Na dat hy hem van Chitor alles, *t
geene hy buiten gevaar oordeelde te können
doen, getpond, en hem weer in ’t
Paleis gebragt had, verzogt hyhem,ge-
reed om nu weer te willen vertrekken
(hoewel hy wel anders in zyn hert dagt)
dat hy zig op éen klèene maalt.yd(zoohy
’t noemde) wilde Vérluftigen.
Ekbar liet z ig , na ettelykc verzoeken
van dien Vorft, eindelyk als verbidden,
waar op hy, in een fchoon vertrek ge-
leid zynde, een zeer pragtig en Ko-
mnklyk maal bereid vond*. C,
Geduurende dit Feftyn wift hy zig
door zyn aangename en zeerinwikkelen-4
: de redenen zoo diep in Zimet's gunft in
te dringen, dat hy, ontrent het midden
van de maaltyd zig verftout hebbende te
verzoeken, om de Princes maar voor een
oogenblik'te mögen zien, hemookwiftr
te bewegen, dit toe te ftaan, mits, dat
’cr de Princes, ook niet tegen mögt
hebben.
Hy zey, dat die voorflag in reden bé-*
ftond, en dat, zoo de Princes, die hy aile
dienft van de wereld doen wilde, dit
niet goed vond, hy dan. aanftonds van
zyn verzoek af ftond, en Zimet van zyne
belofte ontfloeg.
Deze befcheidenheit deed Zimet nog
meer