
I J O . B E S C H R Y V I N G E van
A*. 1795., den, zy ,dan tòonen zouden Soldaten te
zyn ¿4 o g dat zy anders'zyi>; komft -eerft
zouden gewagten.
Sierki^ van. Na dat nu de Veld-Heer met het leger
S hy hen gckomejl was, ging hy tuflehen
: - ‘ hen beiden in leg g epen bevond, dat ’t
leger'van Pangerang Depati Anom ontrent
■■ 4QQ00 mail § zoo men gifte) fterk, en dat
• het op een berg in eeri halve maan, voor
' cen.J|égar, wel twee my len verre zieh
uitbreidende,zoo voordeeliggeplaatft was,
dat geen Europiieh Veld-Heer , hen be-
ter zou hebben können poftceren , zoo
dat, indien zy maar moed, gehadhadden,
zy (je onzen met weinig moeite, op de
vldgt gedreven, en geflagen zouden heb-
. - ben.-.
, . Zy hadden .daar, geen gefchyt van belang
; maar wel eenige bailen. Ook was
Pangerang DcpatïAnom daar zeli niet by;
maar hy was op Canafoera gebleven.
Na dat nu de leger? in malkanders ge-
zicht gekomen waren, qnacnen ’erwenige
Javaanlchevaor,yegtersdie.de onzenuit-
daagdeij,, te voorlchyii ; dog de Heer de
Wilde begeerde daar geen volk aan te wagen;
maar vraagde zyn wildfehut, o f hy
die bohay-makers niet van de paarden zou
weten te lichten. Hy zeide, ja, en lieh'
te’er twee of drie zoodanig, dat zy van
hynne paarden tuimelden.
Dat'zondcc De Majoor Wel? trof ook een Vaan- 1
ilagof drig, die op een heuvel mede eenige zeld-
ftoot op de ¿ame gebaaf den maakte, zoo wel, dat daar j
¿reven* °P h et geheel leger der laihertige Javanen
wierd. (zonder dat er eens een aanval op hen ge- ;
daan, hoewel ’er nu en dan .met ons ka-
non geípeelt i wierd) al beweging begon
te maken ; dog zoo als zy Kapitein
Knol den berg zagen optrekken,begaven
zy zieh alle hals over kop, niet (gelyk de
onzen gedagt hadden) in de Pagar, maar
na Cartafoera, op de vlugt. Daar opver-
volgden hen Üe onzen, en op donderdag I
ontrent op 3. mylen na by Cartafoera ge-
kome,n zynde, deden de Javanen negen
kanon-fchooten uit eenige ftukken, - die
daar lagen, en die de onzen naderhand von-
den.
'Deze fehóoten waren het teken voor
Pangerang Depati, om uit Cartafoera te
Wyken..
Verfchcide Terwyl Hy nu henen vlugtte, lieten
Grootcn vericheide Groötbn aanbieden, om zieh
kpmen tot Yçpr çJçq nieu wen Keizer te willen veroot-
onsover. moe(jjge'nj ’t welke ook toen eerft door
Djaja de Ningrat'; en een van zyn zoonen
gefchied is.
Vier van de voornaamfte verichenen
met t’zaamgebonde pieken voòr den Keizer,
al voor den intocht der onzen in Car -
taloera, leggende de zelve en.hunnekrif-
fen voor zyne voeten, en zweerende hem
op den Córaan trou w.
Zy wierden alle daar op aangenomen ;
dog zyn zoon liet hy worgen, omdathy A\ 170^
zynep vyand tegen hem was gaan helpen. $* Sc-
Andere zeggen, dat hy zell hem krifteydat"*^“ “'
ik eer gelooven wil. ' - ‘ werden”
’s Vrydags trok ons leger in Cartafoe-
ra, daar men veel ichoon geichut, ten
getale van 4 of 500 ftuk.« (dog zonder at-
fuiten of roopaarden, cn dierhalven on-
gebruikbaar) en zulken overvloed van
.kruit, lood, en alle andere krygs-voor-
raad vond, dat zy ons zeer verre daar in
■overtroffen, dat hen zekerlyk door galten,
die onze' vriendén niet waren , befteld
moet zyn.
Geduurendeonze intrede in den Dalam ln warge-
geraakte daar alles rondom in. brand, enva*r^eo*‘
wy ook in groot gevaar van overvallen té
werden, indien de troepen , door desraakten.
Veld-Heers voorzichtigheid , niet belaft
waren, Nom poft te houden, en teblyven
ftaan.
Alles nu weder geftild, en het volk DeKeii«
hcrfteld zynde, zoo wierd Poegar op een v-?orgeftdd
zeer plegtelyke wyze, als Keizer van J a - te
va, door den Prins van Madura, tqn p¿ Heer de
verftaan en ter ordre van de Heer de Wilde, Wilde.
voorgefteld.Een grootze daad,en een nieu w
bewys van de liiagt der .Nederjanders in
Ooft-Indien, daar een van hare dienaren een
van de magtigfte Keizers op zynert throon
zet. Hy wierd niet gekroont, om dat
de kroon inihanden van Pangerang Depati
Anom was.
Wy verloren op dien tocht maar een ma-Onze doo*
troos, die, door wat grillen voor de Ja-.den.
vanen te maken, gequetft , en eenige da-
gen ’er aan van die wond geftorven is.
Buiten dezen matroos zyn ’er hog ver-
icheide andere, dog door ongemak, hit-
tc, en de zware op- en aftpehten ( waar
door zy de periling kregen) geftorven.-¡ ;
De Bombardier Weinzenfter, en Kapitein
Hoogerlinde, een man van .300
pond zwaar,en dien zulken tocht niétge-
leek , ftierf allereerft op dezen tocht.
Zeven dagen na onze komft ,ip. Cartafoera
ftierf Weinzenfter, en zeven dagen daar
na de Majoor Wels, die alle drie dp Car-
tafoera op eene pLiats begraven leggen. ~
Voor zyn vertrek van den Keizer maakte
de Heer de Wilde den yO&ober 1705:
een nieuw verbond met. hem , ’t geen door
zyn É. en de Heer Michiel .Ram, Govert
Knol, Georg Frederik van Beil wits, Jan
van Zon, Hendrik van den Horft, Jacob
Frederik de Faráars, enjande Mons,
Geheimichryver, getekend was.
Het beftond in 13 Leden, ver vattende Nieu wy«.
met alleen de ftaving deroude vorige ver-, bond door
bonden, maar ook de overgevigg van den de .Heer ^
eigendom van alle de landen aan de E. Kek«
Maatfchappy, die beweften.de, Ri vieren gemaakt.
en bergen, beginnende van de mond der
Ri vier den Donan, daar ze jn de Zuid-
zee uitloopen, en-voorts längs die Rivier
Weft
A'. xÿoj. Weft henen tot Paflaroewan, daar ’tbin-
' zeftig.ftuks. Ui 0
Waar by
hem een
Ä
werd.
WaarPa-
ugerang
Depati ua
toegevlugr,
G R O O T
nen-meir begind, cn verder Noordwaards
längs de Ooft en Noord-kant yandatmeir
tot aan de mond der Rivier Tfiborom,en
längs de Ooft en Noord-kant van ’t daar
aanvolgende ontoegankelyk moeras, tot
Tfifatia, ontrent het dorp Madura, en
van daar Noord ten Ooften door en over
't gebergte van Dailoer,tot den bergSoe-
mana of Soebang, en voords bezuiden en
-beooften het gebergteBonkokom,omdus
by de Rivier Daffari uit te komen, zoo
. dat ook den landftreek van Gabang daar
onderbehoort, al welke landen hy by dezen
ons over gai..
Hy erkende ook de Princen van Tsje-
ribon, en hunne landen, vçorvryePrincen
en landichappen.
Ook ftond hy af, en liet onder onze
beicherming blyven de landen van ßam-
manap. çn Pamacaffam op Madura. Ver-
nieu wen^e de gift van Samarang, met den
aankleye van dien, daar by voegende Tor-
rabaja, en Gamoela, met aile de dorpqn
daar.onder behoorende, mits dat de- toi
daar, en op Samarang, aàn den Keizer
blyven zal. Dog de ,E. Maatfchappy geeft
a an zyn Hoogheit weer ;over een menigte
.van dörpen, die onder Samarang en Gali?
gave, behoord hebben, tjen getale van ih de
N evens vericheide,andere voorwaarden,
' daar by bedongen, is dit ook de yoornaapa -
fte, dar. de E. Maatfchappy aan dezen Vot ft
een °zeer groóte ' fchuld van veel tonten
gouds, die zy van hem, of van de kroon
hebben moeft, quyt fchold, begerende
daar van mets te hebben, om te toonen,
dat het haar geenzins om geld te doen is ,
en dat zy haar veel meer aan de, ruft ,vre-
de, en vriendfchap met dien Vorft, gelegen
leggen laat.
, W anneer nu dit ailes door zyn, Ed. wel
befteld was, is^hy van daar vertrokken,
en weer op Batavia gekomen, na dat hy
ontrent vier maanden op dezen tocht door-
gebragt had.
De optogt , buiten de leg-en ruft-da-
gen, en die der toebereiding van de wegen
duurde agt, en de aftogt na beneden
vy f dagen.
Ondertuffchen was Pangerang Depati
Anom na Soerapati gevlugt, van voorne-
men zynde, om zieh nevens hem hier of
daar te verfterken, en ons zoo te verduu-
Hy had toen, zoo men zegt, nog een
groote magt van geld en juweclenby zig,
alzoo’er ecn groote fchat by eengezamelt
was, om daar mede. een deel van de oude
fchuldcn af te leggen; maar toennu deze
vrede;breuk kort daar op volgde, en hy
van zyn throon gejaagd was, meende hy
.dit geld niet beter, dan tot verdediging
van zyn recht, te können gebruiken.
J A V A. i ji
Het meefte daaraf isinhandenvanSoe- A’ . iyoif.
rapati geraakt, die hem dat van tyd tot J nhôcbT
tyd zòo ongeyoelig heefç weten afte mel- ?
ken, dat’er eindelyk niet anders dan zyne handeldîs»
ju weelen overfehooten, die hy volgens de
gewoonte der vermögende Javanen gemeç-
nelyk in een djimat, ofgordel, om zyn
lvf droeg ; maar die ten laatfte al mede moe-
íten fpringen, alzoo de lopze Soerapati hem
wel helpen ; maar geen geld daar toe ge-
ven, en ook noit in ’c.verfchot wezen
wilde.
Nu was de nieuwe Keizer wel op zy- Befluiten
.nen throon door ons geveftigd ; maar zqp om
lang zyn. medeftrever leefde, of vryheid
had,Om met zyn vyanden aan tefpannen,VoIgen.
was’er voor hem niet veel ruft te hopen.
Haar Edelheden wel wetende , dat dieEn Soera* r
Vorft,hoe magtig ook in zieh zclven,te-
gen Soerapati, en tegen PangerangDepa- C°’
ti Anom , zonder ons niet beftendig was,
beflooten dierhalven, om het daar by
niet te laten, maar ora A°. 1706 nog-
maals een leger na Java te zenden, om
Pangerang Depati Anom , o f. uit de we-
reld te. helpen, o f in handen te kijrgen,
en om zich_ nu te gelyk aan Soerapati, we-
gens die moord aan z8 man yan ons bedre-
ven,çe.wreken.
Hçt pppergezag van den;togt als Veld-De je.
Heer, wierdiopdien tyd aan de Heer Copa«j Veldtoeht
naandeur Gpvert Knol,en als j.c.(om2vniA*;l1^.6
Ed. by oyèrlyden te .yeryangen) aan de k¡,oÍ.
Heer-Frederik Çhriftiaan van Bergen , wel
eer Kapitein tot Bantam,gegeven. Ontrent
dien tyd nu was, ik op Batavia gekomen.
Wanneer h.et nu ten naaften by tyd
wierd, om ons. volk na Java te zenden,
vonden haar Edelheden te gelyk goet, om
weder qsn Predikant in den trein mede te
gevep, hoewel die ’er, (om dç waarheid
tu zeggen) meer uit gewoonte, als wel uít
noodzakelykheid, wegens eenige nut-
tigheid gezonden, en aan zulk een man
met. de allerminfte gelegcnheid gegeven
werd, om gedurende den tocht by na iets
van vrucht te können doen, gelyk ik tôt
myn leed wezen zelf onder vonden heb,
A0. 1705 hadden haar Edçlheden den
Heer N icolaus Groenewoud met den Heer
de Wildq mede gegeven.
Nu hadden zy wel in ’ t éerft bêffotén De vorige
de Heer Feilingius derwaards te zenden ; Legcr-Prc?
dog dezen Heer vry fchielyk daar op ziek.^ikant*
geworden, en dus niet in ftaatzyr.de,òm
mede te gaan, zoo vonden haar Edelheden
goed (hoe zeer ik ook daar tegen by
de uitdrukkelyke laft der Heeren zeven-
tienen bewaard fcheen te zyn) den zzJu-Dcn fehty-
ny A 1'. 1706 my tebevelen, om op dien v« , by
togt te gaan, zonder zieh eenigzins daar L3ar E(,el"
aan te kreunen. , ^ ^
Ik verzpgt wel zeer emftjg., om j B j B j g P
van verfchoond te werden ; dog al myné koren‘
bis