
i6 i 5 E S C H R Y
A*. 1706. maft met goudebloemen geborduurdibe-
kleed. Zyn zoonen, kindskinderen, en
krygspverlten, waren mede zeer heerlyk
uitgedoft.
Dc klcede- Kadin Saftra Nagara, zyn oudftezoon,
zvnzo“ - “ n zeer dik en |® S Heer > hadcenzelducji.
zaam, dogicoftelyk Badjoe,ofWambais,
aan, beftaande uit driehoekige ftukken,
ieder-yaa een by sondere verwe, zynde
rood^wat, groen, blaauw, geel, goud
met blaauw, en zwart, en ieder om het
jjhoonft en.fterkft van kleur. Zynkleed-
je was wit neteldoek,dat zeerichoon ver-
giild was.
Zyn broeder Radin Soera de Ridja,
een Prins van negentien of twintig jaren,
was in ’t wit, met een witte tulband, en
Sul k een opper kl eed, over een roode fchar-
laken veft, en een fcharlaken broek.
Andere van zyne zoonen, als Radin Soe-
ta Derid ja, veertien jaren oud, waren ge-
klecd met zwarte, en geele zattyne, en
roode fcharlakene badjoe’s,hebbende alle
goude kriflen op zyde.
Voortreflelyk quamen mede alle zyne
LegerrHoofden tc voorifchyn, welker
Zonne-ichermen met wit gaas overtrok-
ken, en waar aan beneden twee Falbala’s
van klater-goud waren, hebbende boven
mede’er zoo een, en diergelyke dubbele
toppen’er op, die boven de hoofden 'van
zyne Raaden, Leger-helden,en overften,
over die van zyne kinderen en kindskin-
deren, gedragen wierden, onder de welke
ook Radin Aria Poerba Nagara, een
dapper en zeer vriendelyk Prins was, dien
de Panombahan om zyn vroomeri vader
(zynen zpoü) noit konde aanzien, zonder
dat hem de tränen over de wangen bie-
gelden.
fS r im '. ? y ons 2aten “ n dc bchalven den
p-ouden Prins, en den Oppcrbevelhebber
Knol, de Depati van Soerabaja, en zyn
broeders, Jangrana,en W in Deridja,en
onze verdere Leger-hoofden, waarbyzig
00k de Temanggong van Greffic, Poefr
pa Nagara, de TemaDggong van Biloro,
benevens de broeder van den Temanggong
van Sammanap, en een van des zelfsRa«,
den,gevoegd hadden.
De verdere Inlaniche overften ftonden,
o f zaten op bamboeze banken; dog de kinderen,
kindskinderen, en verdere overften
van den Panombahan, zaten op de
grond neder, en niemand van hen dorft
een woord fpreken, zonder eerft met de
handen.te fombayen, ’t geen Jangrana en
andere Grooten zelf deden. Die hem ’t
lieffte waren , z^ten het naaft aan den Prins,
en zyne andere Raden wat verder af.
Men zag daar 00k een groot getal van
des Panombahans wyven, die’erindraag-
baren ,met Atap overdekt, gekomen waren
; dog deze vertoonden zieh vry flegt
gckleed, zoo dat ik tuflchei) haar, enge-
V I N G E v a n
I meene Javaanlche vrouwlieden, geen on« a
| dericheid zien kon,dewyl zy ookmethet
boven-lyf (de boezem alleengedekt) naakt
gingen. Deze zakten ter rechterhand van
ons binnen het ltaketzel van des Depati s
Dalam, ofteHof, af, vervoegende zieh
daar onder een kleene Saboa.
r J ? e ^ ePat* onthaalde ons weder met
fam aan- en boei-thee, waar by twee groote
bakken met allerlei ichoone confituuren
Terwy1 wy ons daar medebezig
melden,zagen wy een van de jongftezöo-
nen van den Prins van Madura, een re-
delyk blank Prinsje van veertien ofvyftien
J?re" » °P een Icnoon wit en zeer hoog
Peiiiaanich paard, door de Heer Zwaar-
dekroon, extraordinaar Raad van Jndia,
aan den ouden Prins (zoo men my zeide)
vereerd, met een moedige ftap komen
aanryden.
• ? lag een heerlyke geborduurde
zadel, en een Ichoone Madure-
»70J.
fche gebordüurde fchabrak, dieftyfvan
goud was, ook fcheen het ganfeh tuig
van dit paard van goud te zyn, boewel
andere meenden, dat het maar züver, o f
koper verguld was.
Ik zag nog een ander Prinsje van
negen o f den jaren op een jong Olifantje
(dat maar wat grooter, als een kloek veu-
len, was) waar over eenige ichoone tapy-
ten lagen, verichynen, zittende op een fraei
geftikt matrasje. Dit Olifantje moeft al'
mede voor ons iombajen, makende, eer
hy dat doen wilde, eenafgryzelykgeluid. -
De wapen-fchouwing zelf(alzoo 'er oq»?F^*jc w
dertuffchen nog troepen bygekomen w ^ pcn j0U
ren) was lchoon, en gefchiede onder hetMalur«-
geluid van verfcheide ftellen van Gongen zcn.
Pn Tatalwinno
Men zag daar een menigte van zyde
vaandels van allerlei verwen, wel ander-
halve roede lang, en pas een voet breed.
Ook waren’er veelfchoonezyde vaandels,
vlags-gewyze, en zommige als ftandaar-
den, van Atlaflen, en andere Hoffen i ge-
maakt. -
Nu waren ’er duizend mannen onder ,
welker pieken alle met zilver zwaarbefla-'
gen waren, vol van zulke banden’er om
een voet van een, terwy 1 de verdere grond
der pieken dan zwart, en dan weer gecl.
beichilderd was.
De verdere krygsknegten hadden roode
of zwarte pieken, en werpfpieflen, en
zommige ook die beide. Ik wil wel bekennen,
dat ik van Inländers noitfchoon-
der volk gezien heb.
Hy had ook vyftig fraeje ftukjens by
zieh, die elk op afiuitjens lagen, en een
pond yzer Ichooten.
Deze alle trokken dicht voor ons he-
nen, en geen een overfte. ging voorby
ons, die niet een heerlyke zonneicherm
boven zyn hoofd had , en zoo ras zy on-
trent
G R 0 . 0 T
A*. 170*. trentden ouden Prinr quamen, moeften
zy (zoo wel zyne zoonen, als andere )aan-
ftonds fombayen. Hier af was zelf de
VcJd-Heer van zyn leger niet vry, die,
lchoon hy een zwaren mortier-wagen hielp
yoorttrekken, echter eerft ftil itaanen zig
voor zynen Prins vernederen moeft.
Heerlyk Na dat nu dit alles van ons weer gezien
wi den r 8’ ont^aa^e ons Prins van Soera-
Dcpaii. ^ l 3 weer heerlyk op een zeer pragtigmiddagmaal,
daar een groote menigte van ipys
.weer door een groot getal van vrouwen,
în .wel honderd en vyftig groote fchotels
opgediicht wierd, en nogtans moeft ik
myn maaltyd weer doen met drooge dog
Zeer lckker gekookte, welriekende, en
ineeuwitte ryft, cn met zyn heerlyke na-
tafel van uitgelezene vrugten.
: ^ a dat wy nu wel gegeten, cn, door
boprging van de Heer Knol, ook een
lchoon gTas Pfaniche wyn (wantdeRyn-
fche wiert toen zeer weinig m Indiën geagt)
keurlyk Hollandfch bier, gedronken hadden,
moeften wy , tegen alle onze betui-
gn gen aan^ van dat wy ten vollèn met
des Dcpati’s edelmoedig onthaal verge-
noegd waren, ten eerften weder aan het
thee-drinken ,daar weer rykelyk eonfituu
ren by gegeven wierden, waar rawy ons
atlcheid van alle de Princen namen, en
den Landvoogd van Soerabaja, nevensde
Heeren zyne broeders, die ons zeer verre
uitgcleidden, voor hun deftig onthaal be-
dankten. 0
m S & S S S S den .r ° ? d warpn wy by de Heer
AcrHcift. ^ p n van der Horft verzogt, die ons,
alzoo wy h.er met lang meer wezen zou-
, . öen, mede eenig vermaak wilde aandoen.
g!"g na toe met Kapitein de Bc-
vere, en yot.d ’erreeds de Heer Knol ,en
aue de andere Brigadiers.
_ Zoo ras wy nu, na dat voor af eeniee
Heeren in zeker fpeelhuis aan de wäre?-
Jtant een pypje gerookt hadden, in huis
gekomen waren, wierd ’er ten eerften (want
daar in beftaat dog al ’t verrnaak der Java-
nen, en dit is de grootfte eere, diezyie.
.«Band, en andere Een, können aandin )
van eemgejonge BidajA, ofdans-hoeren
gebaliaard, ofgedanft.
,Daar verlchenen'er twee van twintig en
m van p i » «foeftien jaren, die men
&efficatne “ n P1Km 'Mde>*" t0t
en Y?n, haar 1,000 was aardig
enkoftelyk. De hairen hingen mede los
over den rüg, zynde zeer glimmende van
welriekende ohe, en zeer geurig van een
menigte van Sontings en riften met bloe-
men , die met klater-goud door’t hair ee-
ftrengeld, en daar aan vaft gemaakt wa-
Kn. iy waren van cen fraeje en ryzige
gfftalte, en, na dat het Balifche viouw-
S r ren’°0k fnici befede"va0
IV. Deel.
J A V A. i6 y
. Zy danften onder een Javaanföhe viool, \°
en nog een ander fpeeltuig, dat vol Fra« dani-
kopere fnaaren, en een ioorte van een ci- f0“*
ther was,
Zy waren ongemeen rad en gezwind;
dog hadden weer geheel andere en zeer
zedige draejingen van haar lyf, hoofd,
heupen, voeten, armen cn handenV dari
wel die van den Panombahan j maar als
ik deze ydelhedcn een half uur gezien hadl
verveelde het my fterk. Echter moeft ik
dat zoo lang bly ven aanzien, tot de Heer
Opperbevelhebbcr Knol, en de andere
vrienden, vertrokken.
_ Zy waren ook van zeer koftelyke klee-
deren yan zyde pitoolen j en heerlyke fluy-
ers, van vergulde lenden- banden en beu-
gels , van armringen en meer andere dans-
cieraden, mitsgaders van koftelykejuwec-
len, voorzien.
Na deze quam de huishoudfter var. de
t dj koftelykheid r Hvaonr ftt ooepft edl e, binaa n h* edeirelyk-
neid van kleederen, in pracht aan haar
h<¥>«d, en m fchoonheid en menigte vaa
juwcelen aan de vingeren, en.in ftaeiheid
van wezen en danfl'en, al de vorige zeer
verre overtrof. . . > . °
Zy had in haar danften een groote det
tigheid, wetendezich zelf byzonderzediä
en echter te gelyk met zulken verheven
zwier te bewegen, dat haar leder den ioT
gat, die z y , buiten alle tegenfpraalt, boven
al de andere vei diehde.
S Z y zong ook zeer fraei, en onder haar
danflen wierd ook ongemeen fraei enzeer
net op de maat door een Javaan gezongen.
die zig wonderlyfe wel met zyne toorivallen
na hare fchieiykcengezwi/idediae-
I Ingen, en ter zyden uitwykingen met haar
hootd, tcenen en hielen (dat zy , ,'t een
nnaLm\; wifitr tKeffcrhi8kckfelln,S. en S“ wind waar- . .
Na dat wy dit een uur twee of drieeezien,
cn een fraei onthaal genoten h*dden
^vertrokken wy na hüis. En dit was
WO dagelyks het tydverdi y f der Heeren
ovcrften,dat voor een enkele reize zyn ee-
Z'gt nog al verdiende, om te konnenzeggen,
hoe men daar leeft; dog men zou
met gelooven, hoe groote koften daar door
gemaakt, en wat drank daar gedronken
wierd, met tegenftaande zy vfel moeite
hebben, om die te bekomen, behalven
dat zy daar wel tweemaal zoodier,alsop
Batavia, is. Zy moeten daar toe andere
loop-graven gehad hebben,danik, wantanders
kan ik met bedenken, hoe zy zoo
groote onkollen wiftengoed te makcn,aU
zoo er geen avond voorby ging, dat wv
met dan by den eenen, dan by denanderen
daar ik \ y n beurr, om
Ä “ 6 , er ndankbaar te zyn,medehr
hebben moeft, dat my ongetaovelvte
groote koften gegeven heeft, ja grooter
daa