
1687.
van'den
H e e rd e
Haas
hier.
114 D E S S C H R Y V E R S
die den Heer Padbrugge , als Landvoogd,
hier quam vervangen, en een fwerm van
jonge Gunftelingen medebragt, hield de-
zelveivölkomen op. Ook kreeg ik , by de
komft, des zelfs myn A d e van 100 Gulden
ter maand.
Deze Heer ftelde’er zyn glorie en roem
in , van alle de werken van de Heer Padbrugge
al willens te laten verfallen, en was
daar-en-boven nog oorzaak , dat op Batavia
eenig geld van zyn Ed. eenigen tyd, om
de Amboineezen ’er a f te betalen , M a gen
, dog ’t geen naderhand egter weer
ontflagen wierd.
Kort na de komft van dezenHeer, die
D . Cornelius van Bmffel, van Krank-be-
zoeker op Batavia tot Predikant gevor-
derd, medebragt, en den zelven zeer genegen
was, verzogten die van Banda, om
een Predikant vanhier, aangezien D. Brakei
aldaar, en D. du Bois kort te vooren,
b y my agt dagen huisveftende, in myn
huis aan een ziekte, die hy op eenTocht
na Aroe van *t ongezond water gekregen
had, overleden, en D . Aianteau , wegens
gedane weigering van na Amboina op een
Spring-tocht te gaan, door haar Edelhe-
den opontboden was, om na ’ t Vaderland
te vertrekken.
Na körte'Beibignes hier over in Poli-
tycquen R ad e, had men goedgevonden,
my daar na toe te ordonneren, alzoo D.
van der Shns wat qud, en D. vanBrus-
Jfl hy den Heer de Haas ( den welken de
Ik had liier niet veel zin in, en behal-
. ven dat men my groot ongelyk , en di-
reéfc tegen de Ordres der Hooge Regee-
ringaan , dit dèe , by welke den laatft-
'aangekomen Predikant gelaft wierd na
buiten, daar het dan viel, temoetengaan,
zoo deed men my te meer ongemak, alzoo
ik 14 dagen na de komft van den Heer
de Haas een Sufter öp ’ t Scbip , dat den
dooden Heer Fugs , Koopman in dienft der
E.Maatichappy, en zyn Weduwe in Amboina
bragt, hier gekregen had, en daar
door met deZe verzending nog meer be-
lemmerd was.
Maar men deed de Kerk van Amboina
nog veel grooter ongelyk ; want in Banda
kon een Predikant, die niet als Neder-
duyts verftond, al de Kerken, om dat zy
alle daar zoo wel Duyts , als Maleyts,
verftonden, waamemen, maarinÀmboi-
na was’er ook zelf, ichoon ik ’er al ge-
bleven had , nog groot gebrek van Taal-
kundige Predikanten, alzoo daar indevyf-
tig Buiten-kerken z yn , die niet als deMa-
leytfche Taal verftaan können.
Hier uit ontftond by myn vertrek dan
dit ongeval, dat als nu de Heer van der
Slugs al op de yifite van zoo veel Buiten«
E E R S T E
kerken tweemaal ’s iaars, ten deelc verte *687.
over Z e e , ten deele op *t Hemel-hioog
Gebeigte gelegen , al gaan kon ( ’t geen
egter geen een, en veel min zoo een oud
man, te vergen was ) dan de Maleytfche
dienft aan ’t ICaftecl zoo lang moeft open
blyven ftaan, zonder dat de Sacramenten
daar | in al dien tyd lconden bediend werden
i daar, indien ik in Amboina gebleveri
was, ik beide, den Nederduytfchen en Ma- ^nv^ ,y‘
leytfchen dienft, had können waamemen, Mnding
en mendus my niet meer, dan maar groot des
gelyk, de Kerk aldaar grooten dienft ge- Schry-
daan, dien ouden man verpoozing (alzoo
ik hem in de vificen vervangen, en den
Heer van Brujfel dit niet doen kon) ge-
geven, en ook te gelyk de Ordres van
haar Edelheden op Batavia ( die men nu
zoo lebendig tot groot nadeel der Kerke
met voeten trad ) gehoorzaamd zou heb-
ben j maar wat helpen dog al deze Ordres,
als •de Landvoogden het anders verftaan,
en als die in hun kraam niet dienen j het
ontbreekt hen noit aan voorwendingen,
om dezelve, als zy maar willen» een anderen
draey, tot hun oogwit dienende,
te geven, te meer, dewyl de Raads-Per-
zoonen, hen bygezet om die Ordres te
helpen handhaven, tegen een Landvoogd
niet durven kikken, ten wäre dan dat zy
door den Opper-Koopman, en Kapiteyn
( die gemeenlyk, indien z y wys z yn , dog
eene lyn met aenLandvocgd trekken) ön-
derfteund wierden, en als z y zoo dwaas
zyn , van hem dan , zoo fterk zynde,
nog al te durven tegenipreken, dan heb
ik altyd nog gezien , dat het voor de
minderen, om dat zy van den Landvoogd
volilagen a f hangen , doodelyk, en voor
die twee groote ftylen zeer lchadelyk-,
geweeft is ; waarom *t dan de mindere nbit
te raden is , zieh , omi zulk een geringe
zaak ( ik Ipreke hier uit de mond van veel
Politycquen) als deGodsdienft by veelen
in Indien is, aan te kanten, maar veel he-
ver hem, al zou die ook nog zoo ved ly -
den, en al liep dit nog zoo zeer tegen de
Ordres van Batavia aan, maqr op te vol-
.gen , vermits haar Edelheden verre van
de hand z yn , en zy buiten dien ook een
Landvoogd gemeenlyk zullen handhaven,
daar de Landvoogd daar in loco by hen
is, en gelegenheid heeft, om hen dit hon*
derdmaal betaald te zetten, eer z y by-haat
Edelheden eens gehoord zouden werden;
om welke reden men die Leden zoo grooten
ongeiyk niet geven kan.
Het verdroot my heel zeer, dat ik egter,
wat vertoog ik ook, zoo wegens ’t
ongelyk, my dire& tegen de Ordre harer
Eaelneden, als byzonder wegens den on-
dienft de Ke rk , by myn vertrek, aange-
daan, dede, genoodzaakt wierd te moeten
befluiten, ’t zy om na ’t Vaderland met
afgefchreven Gagie te gaan , waar medc
■ men
ü r T -
T’H U Y S R E Y Z E.
168^. ihen my zoo onregtveerdig dreigae, en *t
' een myn zaaken nog niet en leedden, be-
alven dat ik maar eveü te vooren daar.
ook een Sufter uit ’t Vaderland by my gekregen
had, o f anders maar ftil na Banda
te vertrekken, welk laatfteikdan inweer-
w il aannemen moeft , en zag naderhand
by de uitkomft, dat ik zeer voorzigtigge-
daan had, alzoo men dit, by ’ t fchryvens
uit Amboina na Batavia, nog zulkenglimp
had weten te geven, dat zelf ook häar
Edelheden dit myn gewillig vertrek na
Banda , hoewel zoo zeer met haar eigen foede Ordres , en den
Kerk in Amboina, ftryden-
de ( daar men zig niet eens , en zelf tot
Batavia , niet aan kreunde) nog wel zeer
prezen, zoo dat ik my tot in myn Ziel
bedroefde , dat men zieh zoo weinig aan
die bedroefde Kerk van Amboina, die
immers myn dienft veel noodigef, dan die
van den H eet van Brußil, had , gelegen
liet leggen.
Eer ik vertrok, zag ik op zekeren morgen
een .Slaaf van Sr. de Rügten,^ door een
L a n B ib i, o f een Opblaas-vifch , doodlyk
feftoken, voor dood t’huisbrehgen , wel-
en Slaaf Sr. de Ruyter in een quartier tiiirs
door een Slange-fteen, die hymy vereerde,
vaa de dood redde. H y ley die op de
fteekvan den Slave, die er vaft aankleef-
Zaaken
op dien
T o c h t
voorge-
vallen.
fter tebewaren eegevenhad, welke, wo 1687.
de Quartiermeefter zeide , zoodä.nig door
’ t ilingei-en, en ftampen , van ’t Scbip in
ftukken geilagen waren, dat; men’ei* geen
Nagelen af opzamelen , o f weer vinden
kön. Wat ook de Meefter hier tegen Zeide
, de Quartiermeefter hield ftout en fty f
ft^nde, dat het zoo was , en wilde hy ’t
niet geloöyen (gelyk hy hem datvlak uit
Zeide) hy kon' ’t zelf gaan zien, daar hy
wel de ftukken van de Seilen, maar geen
Nagelen vinden zou. Dit laatfte kon de.
Chtrurgyn wel geloovcn, maar hy gelooftoede
tjrdres , en nog meer met aen de nog veel meer , als hy hem Zeide, te
ienft van de Kerk in Amboina, ftryden- weten , dat de Quartiermeefter wel wift,
dat, die Nagelen daar niet te vinden waren,
om dat hy die elders al te wel be-
waard , en geborgen had; om op welke
zomme een proeve, die goed was, te ma-
ken, ging hy op zekeren dag by de Boot .
op den overloop van’ t Schip ftaan, ee-
tende uit zyn eene hand eenige Bpongeji,
die zeer wel na Purgeer-noöqes geleken,
welke met zeker vliesie v dat ’er aan is, ge-
geten zyn4e , fterk deden purgeren; dog
geenziüs, als meü’er .dat a f doed, hinderen.
4-»';;r Pr '■ ■■ ■- . 'r
Niet lang daar na quam de Quartiermeefter
by nem ftaan praten , die, ziende
hem deze Boontjes (dog zonder dit vlies-
je ) eeten , hem’er eemge verzogt; waar
op hy hem van die Purgeer-Boontjes met J *r vliesje, uit een and ereTaszoo veel ga^
de, tot dat hv ze, op dat ze niet berften
zou, oordeelde, dat ze ’er langgenoeg (te
weten een half quartier) op gelegen had, als hy oordeelde gendeg te zyn , om hem
’ ’er ¿ f nam, eninwat zpete melk le y , daar jyeHe doen pobiegteg.. H y ^ig hem deinen
*t blaeuw vergift.^guitbobbelen * na- zelve met veel vermaak eeten, ■ verzekerd
derhatid ley hy ’er die^riog' eehs zoenfäng zynde , ^ t nem die ’zyn Heilen met Nä-
bp , "eh töen bequam de Slaaf aanftönds. gelen wel haaft zoüden wederom levereri.
Ik ging dan voor zes. maanden (zoo Eenigen tyd daar na liet de Quartiermen
my Deloofde, dog zonder dit äl ine- ) meefter den Chirurgyn roepen, die, wel
de na te komen, o f my, volgens töezeg- j wetende wat hem icheelde, den grootften
ging döor een ander te vervangen) henen, haaft niet maakte. H y zond bode öp bö-
en vertrok (na myn Süfter op Haroeko I de, en liet hemzeggen, dat hy vanBuik-
bymynen vriend, de Heer Veehens, en zyn j pyn meindete fterven, verZoekende, dat
Vrouw, befteld te hebben) met de Fluy t hy dög ten eerften wilde by hem komen.
Naardermeer, waar op Schipper Bieter Hy. quam dan, en de Quartiermeefter
van Dordregt ’t bevel voerde, in gezel- klaagde hem bitter, dat hy dit van ’t ee-
Ichap van de Heer Willem Bafiing, die als ten dezer Boontjes gfekregen had. En ik
Tweede Perzoon , met zyn Huysvröuw, geloove , zeide' de Meefter , dat g y die
Juffc. Johanna de Hoed, en hare Kinderen, i pyn hebt van al myne geconfyte Nageled,
na Banda g in g , den i f ju l y Ao. 1687 uit die g y gegeten hebt: want .my te willen
Amlxiina benoorden Ceräm om, dög Wa- wys maken,.dat die door ’ t ftampen van
ren drie weken en een halve, o f ab dagen, ’t Schip' weggeraakt zyn, dat zu ltg y , nog
onderweeg , zoo dat Wy , o f in de wind niemand, my doen gelooven; en hebt g y
zeyjden , dat het fta zeide , o f van ftilte die, gelyk gy zegt, niet opgegeten, dan
dreven, o f zomtyds eens walcker flinger- moeten.zy nog in wezen z y n , en, zoo
den, en ook wel eens vaft raakten. Ook g y my die weer ter hand weet te ftellen,
ging ik hier en daar eens aan Land, om Ho- zal ik u niet allecn ten eerften weten te
renges tezoeken, dieik weinig vond; dog zeggen, waar uit uwe buykpyn ontftaat
Aardigd
voh’d om
geltolc
Nagelea.
w e e r te
krÿg ên. i
zag veel Hutjens van Papoafche Rovers.
Dit voorig flingeren doed my te binnen
komen zeker geval van een Chirurgyn,
Mr. fozeph genaamt, die mede na
Banaa overging, en die eenige Heilen met
geconfyte Nagelen aari een Quartiermee-
IV. D e e l .
maar ik zal’ er u ook aanftönds athelpen,
daar ik u anders zonder éenige Hulpmid-
delen zal laten leggen.
De Quaniermeefter j d ie ’t niet lan^r
harden kon van py.n, behalven dat h y wel
haaft voor een droevig einde, we^ns zyii
P a ge