
s8o ' L E V E
Am ¿4.7. Tcrwtyl hy nu buiten de kajuitwas,
daar de Scheeps-Raad gewoon is te ver-
gadcrcn, zeiden de Ledcn tegen inalkanderen,
Wat Hutten wy, ,wat by den Zeevoogd
zomtyds zou te zeggen hebben, dat
wy mogelyk niet weten mögen. Wy. zou-
den, met bem dit te weigeren, dikwils on-
ze banden leelyk können branden} want bet
is niet te denken, Zdat by uitdrukkelyk in
een vollen Raad verzoeken zou,- om den
Zeevoogd aan boord te sjouweh, en dat by
bem niets van belang zou te zeggen hebben
en, zoo 9t maar een beuzeling wezen mögt,
zal de Zeevoogd heni wel na verdienße weten
te ßrajfen, en wy xyn in ftaat om ons
zelven, wegens bet geen bevorens tujfcben
hem en de Schipper , en nu hier voor den
vollen Raad voorgevallen is , te dekken.
- Die ging ten eerften by al de leden door;
maar.om zekertegaan, vond men een-
parig goed, eerft alles, wat hy in verga-
dering gezege, en zelf de bedreiging, die
h y , ingevalvan weigering, daar byge-
voegd had, van woord tot woord aan te
tekenen, en dan hem zyn verzock toe te
ftaan, gelyk men hem , binnen geroepen
zynde, 00k bekend maakte.
De Schipper, nu wel eens zoo nieuws-
gierig, als te voren, was zoo ras niet buiten
gekomen, o f belaftte aanftonds een
sjouw-, of zein-wimpel, voor den Zeevoogd
op te halen, 5t geen in ’t fchip ,en
in de ganiche vloot, dog voor al in’tfchip
.van den Zeevoogd, een groote beweging
en bekommering gaf, wat ’er dog in dat
ichip te doen mögt wezen, dat de Zeevoogd
nogzoo laat op den dag aan’t zel-
Ve gesjouwt wierd.
De Zeevoogd zonder uitftel in het-ichip r
daar de sjouw nog waeide, gekomen zynde
, was zyn eerfte vraag: Schipper, wat is
hier te doen, dat ik zoo ladt aan boord ge-
sjouwd werd ? Heer Zeevoogd, zei de Schipper,
Ik weet bet niet ; maar daar is onze
Confiapels-maat, die heeft my aleenigeda*
gen aan V oor leggen lellen, om de Scheeps-
Raad te beieggen, alzoo hy daar uaken van
gewigt te_ zeggen bad.
Hier op verhaaldede Schipper al het geen
tuflchen hem en den Conftapels-maat, zoo
in ’tbyzonder als voor den Scheeps-Raad,
was gebeurt.
De Zeevoogd, over dit voorval, nog
meer, dan de Schipper, verwonderd, en
.door een groote nieusgierigheid geperft,
wat-dog die Conftapels-maat mögt te zeggen
hebben, liet aanftonds den Scheeps-
Raad beieggen.
Dit verhaal des Schippers, en het be-
leggen en vergaderen des Scheeps-Raads,
had zoo veel tyds weggenomen, dat on-
dertuflehen den avond gevallcn, en’t ligt
opgelleken was, eer de Conftapels-maat
-in de vergadering verfcheen ¿die ondertuf-
fchen beneden een ganfeh ander, te weten,
N ' S b e ä
zyn Oppergebieders-gewaad, aangetrok- kuxity.
kennen zieh van alle zyn befcheiden voor-
zien had.
Maar welk een verbaaftheid greep hen
allen aan, wanneer zy , denkende den Conftapels
maat te zullen zien binnen komen,
daar een man zagen verichynen van een
zeer deftig gelaat, ftatig, en nogtans ry-
kelyk geklecd, zoo dat nog de Schipper,
nog iemand van de Raads-perfoonen, hem
in ’t eerft kenden, o f zig verbeelden kon-
den , wien,- of wat zy zagen; vernemen-
de in zyn wezen wel eenige trekken , na
den Conftapels-maat gelykende, maar daar
benevens 00k zulken geftrengheid, en in
zyn kleederen zulken koftelykheid , dat hy
niet minder, als na den Conftapels-maat,
geleekr
Hy liet hen niet lang in dien dut,maar
deed hen aanftonds tot een veel grooter
verbaaftheid overgaan, wanneer hy den
Zeevoogd met groote deftigheid aldusaan-
iprak: Heer Zeevoogd, ik ben de Opper- ■
gebieder van Ooß-Inetien, Jan Pieters-
zoon Koen, waar van ik myne commijße,
en laß-brief hier mede gebragt beb,' om u
de waarbeid hier van te doen zien. De *
Heeren zeventienen zyn genoodzaakt ge-
weeft dit middel, tot verberging van myn
vertrek voor de Engelf eben, te gebruiken, en
hebben my belaß onder V kleed, ampt, en
den naam van Confiapels-maat van dit fchip,
tot ontrent deze hoogte, verborgen te bly-
ven, en, na verloop van dien tyd, mynen
Schipper te verzoeken , dat by ten eerßen
de Scbeeps-Raad hier wilde laten. beieggen,
om zoo den Heer Zeevoogd aan boord te
doen sjouwen, bem kenntffe, van dat ik
den Oppergebieder van Indien, Koen, was,
tegeven, en dus dan verder als Zeevoogd
dezer vloot alom erkerid te werden.
Deznn laß van de Heeren zeventienert
beb ik op de tyd enboogte, by ons beraamt,
ßiptelyk nage komen, en het is des Schippers
verkeerde nieusgierigheid, en onbefcheiden-
heids fcbuld, dat deze Scbeeps-Raad u niet
eer kennis heeft können geven, dat uwe te*
genwoordigheid hier, ten eeyßen verejfcbt
wierd, . - - M|i •;
De Zeevoogd, ten eerften wel ziende,
en aan zyn deftige en ontzagchelyke aan-
fpraak wel könnende hooren, dat hy het
was ,zat, als buiten zieh zelven verrukt, de
Schipper als van den donder.geflagen, en
de ganiche Raad was by zyn intredeinde
kajuit, eerft van de verwopdering tot een
groote ontzetting, maar fcty zyn aanlpraak
van die ontzetting, tot zulk een weerga-
delooze verbaaftheid vervoerd. ^dat zy niet
wiften, wat hier op te zeggen.
Na dat zy evenwel, als uit een dieperi
flaap ontwaakt, en van deze hunne alge-
meene verrukking wat herftel d waren, yer- .
zogt de Zeevoogd, dat hy ordres halven
eens gins en weder getiefde buiten te ft aan,
fot
Ö P P E R-L A N D V 0 O G D E N.
A*. 1*27. tot dat by de aanßei-brieven van zyn op«•
perbewind den Raad voorgelezen, en daar
op dan een behoorlyk befluit genomen zou
bebben.
Na dat hy dan buiten gegaan was, las
men die gezegelde laft-bneven,'zoo van
- haar Hoog Mög: als van den Prinä van
Oranje, en van de Heeren Bewindheb*
beren, de vergadering voor.
Men beilooc daar op eenparig, hem als
. Oppergebieder van Indien, en als Z'ee-
voogd der vloot,te erkennen.
• Daar op on tbood de Zee voogd den Heer
Koen weder binnen , gaf hem zyne papieren
weder, maakte .hem ’t -befluit det' vergadering
bekend , ftond uit zynen ftoekop,
en bood hem die voorzittende plaats aian.
v De. Heer Koen , na dat hy gezeten was,
deed een treffelyke en netgepafte aanlpraak
tot den Raad, en zei voor af tot den Zeevoogd,'
dat hy zyn zaak met ordre bebdn-
deläzeer wel gedaart had van hem niet,
dan na *tlezen der papieren, te erkennen, dät
hy getoörid had een man te zyn, die zyn
ampt verßond, en die verdiende verder ge-
bolpen te werdenden dat hy by deeörße 'ge-
legenbeid aan bem gedenken ZöUi
. Maar gy Schipper zfeidfe hy ,' zieh’ na
hem keererrde (die van' angft al bezweek-,
en niet anders' verWagte, dan op den o'ver-
loop gejaagt te werden) gy zyt waardig,
dat ik u aanftonds van ipw ampt afzette ,en
dat ik u verder- ten fpiegel van anderen
na, verdienße ftraffe , om dat gy my bebt
dttrven weigeren een verzoek, ’t geen ¿00
billyk is, en V geen gy den minften Mdtroos,
of' Soldaat niet weigeren moogt, dangezien
u dit uitdrukkelyk in uwen laß-brief fen in
de bevelen der Heeren aanbevolen, en ’/
u 00k onbekend is, van wat belang bet.zou
können zyn, ’t geen 00k de allerminße op V
fchip zou mögen te zeggen hebben: M
Daar beneven weet gy zeer wel, dat gy
niet bevoegt zyt, omdoor verkeerde wegen,
en op uw Scbipperlyk gezag,voor u zehen
na te vorfeben, V geen iemand verklaart dl-
leen aan den Scheeps-Raad te moeteti voor-
dragen-, veel min , om zoo een man door
ftrenge bedreigingen van hem voor de maß
te-doen netten (gelyk gy my gedreigt bebt)
daar toe te willen dwingen; verntits gy nu
gezien hebt, wat zwarigheid daar in fteekt,
en boe gy door zulken bedryf in ftaat zoted
zyn,om of V verderfvan eenganfebevloot,
of ten minften van u zelven, u op den hals
te haalen.
De Schipper in zyh gemoed van alles',
’tgeen hy zeide,overtuigt, bekende groo-
telyks in allen dezenmisdaan,enaldeftraf-
fen,hem bedreigt, verdient te hebben •, dog
bad ditmaal om genade, en vergiffenis, en
beloofde, alzoo hy nu gezien en geleert had,
bet geen by noitverwagt had te können zted,
in ’ttoekomende voorzigtiger te zullen zyn,
in zieh aan dit geval zoo wel te zullertfpie-
IV. Deel. JF
2Ìl
gelen, dat hy noit aan den minften zoodanigA.9.
een verzoek meer weigeren, of iemand reden
van klagten ge'ven zou.
De Oppergebieder Koen, met deze yof-
nedering, en belofte van den Schippef,
voldaan, ver^af hem zynmisdaad, liet hem ■
zyn ampt van Schipper behouden, en bela-
ße hem daags dàar aan tydelyk alle de ove-
rige fcbeeps-hoùfden der vloot aan boord te
sjouvìen, om ben op een ordentelyke wyze
kennis van 't voorgevallenete geven, en zig
als Oppergebieder van lndién ,eh Zeevoogd
dezer vloot vati hen te doen erkennen, gelyk
dit volgens zyh bév.elgefchiéiìè ,en hy
van hen.allen obk efkend wierd.
Dit verhaal' heb ik , in Indien zynde,
meer dan eens Van verscheiden hooren doen,
en zelf lieden gefproken ¿¡die ¿eiden zeer
oude papieren gelezen te hebben, die dit
m al zyne òmftandigheden behélsderi.
Ook is het wezentlykfte vàn dit geval,
teiweten het geheim vertrek van de Heer
Generaal,my zeer klaar uit David Pieters-
zooh de Vrics komen te blyken, die in de
befchfyving van zyn reis, in gezelfchap
van de Heét- Koen, ter nederfteld, dar
deze vloot in de nävolgende fchepen M-
| ft aan heeft i. ,
Naflaif; - | :
De Bruinvilchi
Het Wapen van Hdorn. H
Utrecht, waar op de Gezant van Perlien
met z^n gevolg was.
Viarien, waar op7 Gerard Thömaszoon
Pool, van Amfterdam, Schipper was.
^ Leeuwin, vaii Amfterdam, onder
den Hoofdman, cn Sch ipper Jan Willems-
Zoon. ;
Texel, • van' Amfterdam , ©Hder. den
Hoofdman, en Schipper Spreeuw van Me-
denblik.
De Gài Hg, vàn Hoorn^ <vaar op Hoofd-
man en .Schipper was Reyer Jänszoon
Palsrok. '
^emphaän ;‘ waar opals
Hoofdman en Schipper Kornejis Henriks-
zoon Dènys’c bevcl voerdè.
^ Hy voEgt \ r bv, dat, deze fchcpcii in
Maart 1617 uitgeloopen zjinde, zoinmi-
gett van’da fnairs,m'de Gallias niet verre
van zyn fchip ziende, den Heer Oppergebieder
gewaar wierden, en daar over
zeer yertvonderd waren, alzoo., zegt hy
wy riöit géweten hebben, dar hy(Koen)
niede na Indien ging. Een' zaak die den
ió ditö nog nader bltek, als de vlag
dieotn dèh Perfifchen Gezant eerft van
Urregt waeide, iiigehaald, enop de Gallias
bygerukt wierd ; niet wetende dat den
Oppergebieder Koen in de vloot was-
Ook zegt hy, dat de ichepert Ufregt,
de Galbas, en Texel den ajj September
16/7 voor Batavia ten ankér qùàmén, en
twee van hunne raakkers, Vianen en ’r
Wapen van Hoorn, die V i i ’èr al aan!
_ N11 3 _
ge