
"no B E S C H B. Y
A*. 1680. niet toeliet dat H. Graf ce verlaten, waar-
otn hy nogmaals Verzogt daarafverfchoont
te zyn'- - ~
D: Keizer:;!: l)jerliàlven befloot de K e iz e r , met z y -
taft hcm ne en onze magt na G ir i te trekk en , en
aa*^-!7 hem toc gehoorzaamheit ce dwingen.
z y a à o o d , H y \vìerd:den | | A p r ii 1680 aangetaft,
en aie van-qUam mct; yo van zyne M agen f tou top d e j
bioed^cr itC° nzeilM» ^°^lde Kapitéitì A ltme yer,en t y
wamen!" andere Niederländers ; dog bevond ,dnt Zyn
tover-yZer,en tover-ringen, die h y altyd
b y zig dro e g ,h em Coen niet hielpen,aan-
gezien h y aanftonds in de kriie gefohoten,
„ weer na zynen berg gedragen, enden vql-
genden nagt door een iViadurees gekrift
w ie rd , g elyk ook zynen zoonen, die zieh
ò v erg a v en , daags ’er aan op de zclve plaats,
•daar die Nederlanders gedood wa ren , o-
■verquam.
Alsook die Kapitein Altmeyer,de laatftcvandezy-
■»anKapi- ne. cn doof ia pieken gòvolgd zynde,
“ invAlt' wiérd, na’t lolìèn van zyne piftoolcn,
met een piek door den hals geftoken, dat
hy agterover viel, waar op zy hem kri-
iten, dat een van onze Geheimfchryvere,
-toen maar tweè roeden vanhem,ditgroot
gévaar haaülyks ontkomcn zynde, gezien
had. '
Dir gevegt by dezen Kapitein was zeer
foherp, én niet minder by Kapitein Jan
Franszoon, gelyk ook by de Baliers, die
al aan ’t wyken waren ; dog men wierd
in ’t eindé roeefter, cn des Panombahans
ganfch geflagtjZoo verre dat fchuldig hier
aan was, wiérd daar op een jammerlyke
wyze door Temanggong Soeranata, en
Aria Sindoeradja, omgebiagt, en demee-
ften den 30 Aprii, en 1 May,gekriftjop
welkè eigen dag over onze vorige vero-
vering, te Batavia vreugde-vuuren aan-
geftoken wicrden.
HetH. Het H. Graf van Soefoehoenan Ratoe
Graf, cn mogten de onzen toen niet verder, dan tot
•vcrdigtzcl óp i l tweede verdieping, om dog die H.
¡¡cnJ4Va" Plaats niec té entheiligen, zien.
Digt by ’t zelve ftond een groote wa-
ringin-boom, waar van debygeloovige Ja-
vanen verhaalden, dat hy aoor den Soe-
foehoenan Ratoe in een olifànt veranderd
was, en dat de Koning van Madjapahit,
dezen olifànt eens zicnde, en over zyn
brüllen toomig geworden, hem in eenen
flag de kop affloeg, ’t welk dien Soefoehoenan
niet behagende, had hy dien in
een gropte fteen veranderd, zoo-als hy daar
nog met veel andere fteenen, zommigein
de gedaante van buflèls, andere in de ge-
daante van andere groote dieren, te zien
is. Javaanze verdichtzelen, waar van zy
voi zyn.
Nieuwc Het gezag over Giri fchonk de Keizer
beiVierdet toen aan Radin Anga Caioema, des Pa-
van Giri. nombahans broeders zoon, dien hy den éer-
naam van Maas Giri gaf.
Na dat nu alles ook daar gedemptwas,
V I N G E V A R
vertrok de Heer Coeper met hctfchipja-
pan van Soerabaja na Samarang, en van
daar den 9 September na Wannacarta,
daar hy den 13 dito met het leger quam.
Nu fchoot’er niemand, dan alleen Pa-Coeper
ngerang Poegar,over, om zieh voor den brce";c °P>
Keizer te vernederen, die door brieven [e
van de Heer Coeper, en de Heer Sloot,gcn.
als ook van den Soefoehoenan, ’er toe verzogt
wierd. Dog hy zeide vlak uit, dat
hy zieh voor den Keizer niet wilde vernederen.
Des nam de Keizer/voor, hem
met de wapenen te dwingen, veroverde
Mataram, en dreef hem, met al zyne
Grooten na Bngaleenop de vlugt, latende
eenige Gongen, 44 ftuklcen kanon, en 400
oude wy ven, daar bly ven, die alle aan aen
Soefoehoenan overgegeven wierden.
Coeper trok, wegens ziekte, längs de Die zieh
ftranden, ,en liet derhalven ’t oppergezag A°*16?*
over de verdere zaken aan des Heer Sloot j
dog na verlcheide tuflchen-vallen, quam
zieh Pangerang Poegar, net een jaar, na
dat hy uit Mataram geflagen was, den 17
November 1681, onder ’c geleide van eenige
Gezanten, op Ambal met zyn voor-
naamfte Mataramze Mantri’s ( of Raden)
en met al zyn bloedverwanten, voor de
Heer Coeper, zonder eenig voorbeding,
vertoonen. Hy wierd egter, tenopzicht
dat hy des Keizers Broeder was, vriende-
lyk door dien Heerverwelkomt,aan wien
hy beloofde, dat hy zieh in alles na zyn
bevel gedrageri zou , het zyom tegen Nimrod
, een van ’s Keizers vyanden, öp te trekken
, het zy om zieh voor den Keizec^e
vernederen , van beide welke zaken de
Heer Coeper het laatfte ’t nodigfte oor-
deelde.
Hy ftond vrywillig af van alles, daar Enzich
op hy te voren geftaan had, vertrok na ]^ ^ CD ,
Kartafoera met een ftatelyk gevolg, en met ootmoc- 5
een wagt van 1 y Nederlanders j en ver- digde.
ootmoedigde hem aldaar voor den Keizer,
zynen broeder.
Nu was’er nog deze Nimrod overig,
die zig ecrft in Salinga, en nu in een va-
ftigheid, Maffchier genaamd, ophield, en
al het omieggende land dwong , om hem
te gehoorzamen, en fohatting te geven.
Hy was een fohrander Macaflaar, wel
eer als flave tot Batavia verkogt, dog,dat
leven wars zynde, na ’ t land van Baga-
leen, in ’t Mataramsgebied,gevlugt,daar
hy zieh by de boeven in ’t gebeigte ophield,
en ftil leefde, zoo lang Java in ruft
was j dog, by voorval van den opftand van
Taroena Djaja,zich aanftondsby Cadjoran
voegde, diens Veld-Heer en tweede hy
wierd.
Na Cadjorans dood vlugte hy voor den N'mro^ .
Heer Sloot na Salinga. Hy wierd einde- °^ 'roQ*'
lyk, na verlies van veel volks, door de
onzen mede overwonnen, en gedood,gelyk
door de Heer Coeper den 18 December
c m o o
t j a v M UX
ber 168 r uif het'dorp Wanagiri, aan de
Rivier Klaving, aari^haar Euelheden bCr
kent gemaakt is , en' waar over den iy
January 1682 vreugde-vuuren op Batavia
onder t loifen varf ’t gefchut, aangefto-
ken zyn.
Hier door nu Java in volkomen ruft
geraakt zynde, bevond men, dat alle de a*.
Landvoogdyen , eh Landfchappen, nu
onder den Keizer ftaande, 41 in getal, ! :
waar van ’er 19 aan de ftranden, en z%
binncns-lands, waren.
Hare namen, en de Hoofdenof Land-
voogden der zelve, wären deze:
Landen, L A Ñ D S C H A P P E N. L A N D V O Ö G D E N . .
nu ondee 1 t
fco Kmzct Padjaraka», en Lamadiang, onder Temanygong Djajalana.
ftaaude. Pajfaròevian. Ingabei Angadjaja.
'GreJJic.
Cidajoe.
Toeban.
Lajfem¿ "
Rembang (wegens de E.Maatfchappy.) .
in twec'n.
J apara*
Damak.
Baton.
Blitàr.
Cadirt.
Ingabei Nalladika.
Temanggong Soerawicrama.
Aria Toeban,
Kijaij Mardjaja.
Kijaij Rakfanagara.
Temanggong MartalakfanOi
Temanggong Seäjanapoera.
Temanggong Soeranata.
Temanggong Aliad AlJad.
Caliviongo. ' ■ Rangga di Menggala.
Cand&l. Temanggong Ingawanga:
T Temanggong Banarakfa.
I Ingabei Niti Joeda.
Aria Maduretna.
Ingabei Soebadjaja.
Ingabei Sacrajoeda.
Brebes, en Lajfari. - Aria Martalaja.
Deze voomoemde zyn Strand-Landvoogdyen; dog de binnenlandze zyn deze:
onder Ingabei Djaga Soeta•
Ingabei Wira Patra.
Ingabei Katawangan.
Rangga Martapati.
Ingabei Aßrasjaja.
Temanggong IViradadaha.
Ingabei Derpa Joeda.
Ingabei Wiraderidja.
Damang Watfiana.
Patsje.
Raw a.
Pakoetfioen.
Cartafana.
Madion.
p Radin Mangontappa.
Panaraga. Radin Anga Martawangfa.
Driepan, in tween verdeelt.
Balora.
Pecela.
Pati.
Coedoes, in drien verdeelt.
Bangweetan.
Padjang, en Cartpfoera, daar de Keizer
zyn Hof houd.
Deze landen echter bezat de Keizer
kort daar na zoo geruft met,' als hy zich
wel verbeeld had. Want hy wierd daar
in door een gewczeo Balifchen flaaf ontruft,
IV. Deel.
Rad n Wira Taroena.
! Temanggong Matanoe.
^ Aria Soeralaja.
Radin Soetawangfa.
Ingabei Diepa Joeda.
f Temanggong Singa Prabawwa.
^ Damang Tifna Djaja.
I Ingabei Niti Nagara.
Ingabei Wiralaefana.
van wejkenwy voorgenomen hebben cen
omftandig verhaal in ’t vervolg te doen.
De Javanen ycrhalen ook,als «engroo- Haatjan
te omftandigheid, tot het leven vahjaezen dc
Q . K c i.“ "“ "