
vinger brced. Ook hebben zy een draag-
band yan graauw Ieder, en een degenmet
een zilver geveft, haak, en gefp, op de
zyde, en dragen neteldoeke daflen.
Zy hebben (als zy uirgaau) een fraejen
hoed op ’t hoofd, paarl-verwigeofandere
zyde kouflen, en nieuwc nette fchoenen
aan. Ik heb’er onder gezien, die goude
knoopen aan hun kaiaifooltjens, groote
goude gefpen in de fchoenen, en kouffe-
banden met diamante-gefpen, aan hadden.
Als zyn Edelheid in de rouwis, dragen
zy zwarte sjerpen over de fchouders, en
een dünne rouw-band op een graauwen
hoed.
Deze netnen de wagt waar op de zaal
ontrent de kleene tränt, alwaar gemee-
nelyk een, en nog een by-wacht, ieder
twee uuren nacht en dag, de wacht heeft,
zoo ten dienft van zyn E’delheid,als ook,
op de dagen en de uuren van vcrgadering,
ten dienft van haar Edelheden, alzoo zy
dan voor de vergader-zaal de wagt hebben.
Zy zyn Sergeanten in dienft, en werden
gemeenelyk tot ’t Vaandel gevordert.
Behalven deze i z , zyn’er ook twee
Trompettcrs, en een Koetzier, die even
eens, als de andere Helbaardiers, gekleed
zyn. Dit is haar oude dragt, waar byde
Heer van Rrebeek hen nu lange roode
fcharlakenze rokken ,en,als zy uitryden,
ook zulkc mantels gegeven heeft, datzeer
deftig ftaat, en die zy , als hy mede ter
begraafenis, of elders, gaat, of als zy de
parade bywoonen, dragen. Zy zyn met
geel gevoerd, en met goude liflen en boord-
zels op de knoopgaten uitgemonfterd.
Als zyn Edelheid uitreid, of na zyn thuin
gaat (dat gemeenelyk ’s Woendags ofZa-
turdags geichied) ryden’er twee Trorapet- '
ters, en ook wel een,voor zyii koets, en
dan volgen’ernog zes andere Helbaardiers,
vier voor, en twee agter dekoets, endan
nog een troep van 50 of 60 gewapende
mannen te paard, agter de zelve, met een
Vaandrig, en Sergeant} dog altyd bly-
ven ’er twee Helbaardiers op de zaal bloots
hoofds, daar zy de wagt houden. lü
Wanneer Alle dag (behalven als hy uitreid). geeft
zyn Edel- 2yn Edelheid voor de middag gehoor.
hoorseeft *s Morgens ten 7 uuren komendeMajoor,
1 Equipagie-meefter, Fabryk , Conftapel-
Majoor, en meer anderen,zyn Edelheid
bericht, van ’t geen ’er voorgevallen is,
ggven, en verzoeken te gelyk laft ontrent
het gene ’er diend gedaan tejweiden.Noit
gaat’er meer als een binnen, en alle, die een
degen o f rotang by zieh hebben, moeten
dien, eerzyby zyn Edelheid gaan, zoo
lang by den Helbaardierafleggen}dogdie
Helbaardiers van de wagt houden hunne
degens aan.
Na dat dit voor af gegaan is (dat wel
anderhalf uur gemeenelyk duurd) geeft hy
«an alle anderen, die hem ipreken willen,
tot 9 o f 10 uuren gehoor; dog ’s namid-
dags noic, ten wäre dat ’er, fchepen aan-
gekomen zynde, de fchippersmetbrieven
boven komen, of ook wel by voorvallcn
van aangelegenheid,; die geen uitftel ly*
den. Ondertuffchen is die Heer den mee-
ften verderen tyd met andere zaken van gc-
wigt bezig.
Als zyn Edelheid buiten komt, werd
’t geweer voor hem opgeheven, en gepre-
fenteerd,of verteontm een ftaat van ver-
weering voor hem te zyn. Voor haar Edelheid
werd het by de voet gezet; voor de
Raaden van Indien roept men wagts-volk ,
en dan komt het volk in een dubbel rin- •
ketmet hunne bandeliers. Voor alle ande*
re bedienden van aanzien ,als die van den
Raad des Gerichts, Gezanten, enz. roept
men maar wachts-volk rys op,endanry-
zen zy op, die buiten de poort zyn.
De magt van dezen Heer körnt zeer na Zyn magt.
aan die van een Koning, of Monarch van
een R y k : want ichoon hy maar voorzit-
ter in dien Raad, en dierhalven (zoo het
uiterlyk fchynd) dopr de ft cm men der.andere
leden bepaald is, is het egter zeker,
dat hy gemeenelyk door een ftreng, die,
hy maakt te hebben, daar altyd meefter
is; en zoo hy zulk een ftrengal niet hebben
mögt, is zyn magt egter zoo groot,
dat geen van de Heeren (als hy een man
is,die uit de borft fpreken dürft) het in zy-
ne gedagten zou durven nemen , om hem
tegen te fpreken, of,zoo hy zulks «Jede,
zou dat de Opperlandvoogd hemmen al
zyn vrienden (daar ook voorbeelden van
zyn) in de oogen doen druipen, enalszy
nu alle te zamen tegen hem wilden zamen
fpannen (gelyk wy daar af medeeenyoor-
beeld onder de regeering vian den Heer
Camphuis coonen zullen) dan neemt hy
aan de zaak, waar over gefchil is, alleen
by de Heeren zeveritienen te verantwoor-
den,en dus zegenpraald hy doorgaansover
hen*
ik heb nogtans gevallen en tyden be-
leefd, dat de Opperlandvoogd, kleenher-
tig zynde, by na niet dorft ipreken, en
dat de Dire&eur Generaal het alles in de
vergadering na zyn eigen zin doordrong;
dog dat was dan des Opperlandvoogds eigen
fehuld: want , gelyk de Buiten-Land-
voogden van haar Edelheden,. tegen het
drüiflen van hunne Raaden,, befchermt
werden, alzoo heeft men ook gemeenelyk
gezien , dat de Heeren zeventienen den
Opperlandvoogd in gefchillen eh zaaken
tuilchen hem en zyne Raaden, voorftaairj *
eh doen triomferen, waar van ons verichei-
de gevallen in de levehs der Opperland-
voogden zullen voorkomen, waar uit wy
befpeuren zullen, dat, op hun enkclver-
zoek, verfcheide Raaden., en daar onder
een wakker Diredeur Generaal, door de
Heeren in ’t Vaderland, afgedankt z yn .,
Zyn
. Zyn magt gaat over alles
t A
wat in In- 1
v 1
Met een woord
2Ó3
die Heer is de
tiien'iSj orvoorvalt; dog jegenwoordig Koning "des landsf dien Keizers en Kohangt
de Raad des Gerichts niet meer « • s a g g - - -
(gelyk wel voor A°. 1711) van zyn Edelheid,
ö f wel van haar Edelheden, af.
Geen dienaar van de E: Maatfchappy
kan in eenige bediening treden, voor en
al eer hv zyne ade van den Opperlandvoogd
bekomen heeft. Ook kan geen
dienaar van de E. Maatfchappy trouwen,
voor en aleer hy een verlof-briefie vanzyri
Edelheid bekomt.
Ik heb daar twee zeldzame gevallen van
geziert j by welke Zeker Opperlandvoogd
daar toe geen verlof-briefje aan de Jong-
mans wilde geven, ichoon de een een man
was, die wel honderdduizend ryxdaalders
bezat; maar de ander een verftandigborft,
en dien Opperlandvoogd (hoie verftandig
hy in andere zaken was) hier in tegaauw
zynde, raadde zyn bruid „dat die hem voor
Heeren Schepcnen ontbieden, en vonnis
tegen hem verzoeken zou. Zy dede dit,
verkreeg teneerftenvdnnis ten hären voor-
deele, alzoo de bewyzen zeer klaar wa-
ien, en zy trouwden in weerwil van den 1
Opperlandvoogd, die dit met alle zyne ;
magt niel br.letre.n kon.«-dathem
fpe£ET
Alle gefchenken van Buiten-Vorften
aan deö Opperlandvoogd o f de Raaden
körnende, mögen zy* mits betaling, na
dat zy gewaardeerd zyn, en anders niet,
eigenen.
/Hy ontfangt zynecommiifieoflaft^jrief
eigentlyk van haar Hoog-Mogende, de
Heeren Staaten Generaal , en van de Heeren
zeventienen, en ik rnefenc, datdeliefef
Speelman de zyne ook van den Prince van
Oranjen ontfangen heeft, ’t geen mydaar
by te meer heugt, om dat hy den Com-
mifläris Generaal, ofalgemeenen Qppergc-
volmagtigden van de Heeren zeventienen
(zoo men toen op Batavia zeide)geenzins,
zoo hy by zyn leven daar gekomen had ,
erkend zou hebben, ten wäre men zynen
läft-brief als Opperlandvoogd eerft inge-
trokken had.
CJiC kragte van dezen laft-brief van haar
Hoog-Mog: dorfl Jan Pieterszoon Koen
(zoO men my bericht, en uit oude papieren
gezien heeft) aan de Heeren zeventie-
üen wel fchryven, dat hy hunne brieven
nietaannemen, nog opvolgen kon, ten zy
hem eerft bleek, dat de zelve in de ver- i
gadering van haar Hoog-Mog: nagezien
waren.
Als ’er een Bevelhebbcr over de rta ’t
Vaderland vertrekkende vloot verkoren is,
iis hy gewoon den zelven aan boord van den
Zeevoogd te gaan voorftellen. Hy is ook
gewoon, als ’er een Lid van de Hooge
Regeering vertrekt, den zelven nevensde
Raaden van Indien, tot buiten de water-
poort van’t kafteel, en tot aan de ichuit,
uitgelei te doen.
i ningen van Indien na de oogen zien, en
die door zyn bloote magt in ftaat is, ora
hen o f op den throon te zetten , o f van den
zelven af te ftooten,dat onsalby verichei-
de voorbeelden gebleken is.
Zynadem gaat over alle,¿n Zelfoverde
minfte zaken. Hy werd van alle bedienden
der E.Maatfchappy, grooten enklee-
nen, en voor al op Batavia, als aangebe-
den. Ieder doet zyn beft maar, ominzyrt
gunft te ftaan, en niets geichied ’er van de- '
zen of genen in de ftad ,dat hy teneerftèn
niet net weet , *t geen ook veel lòflè bor-
ften byzonder in toom houd;ofzoòzyzig
niet zeer voorzichtig wagten, können zy
met een quade daad hunne ganiche hoope
en geluk om verre ftooten : want op zyrt
: bloot bevel werd allesaanftonds uitgevoerd,
! en die in zyn önguntt geraakt,is zoogoed
als bedorven, gelyk een günfteltng van
zyn Edelheid een behouderi .man is.
Zyn gemalin, uitreidende, werd van Hct g«vo%
[ twee Helbaardiers te paart, en van een^auzy.?
corporaal, en twaaif man gevolgd. Zy ci^aargc-
houd gemeenelyk ’smaandags bezoek-dag drag tycc-
_yoor alle .Vrouwen. en jonge Juöers van ni£ bc-
| ratzoen j aiedraar o f haar dögter, (zoo zy zoe^ ’
| ’er een heeft) wiüen komen bezoeken, ge-
; lyk de vrouwen der Raaden van Indien *
mede ieder hunngn dag houden. '
Wanneer haar Edelheid nu bezogt werd,
ftaat zy voor niemand, dan alleen voor de.
gemalinnen van de Heeren Raaden, op,
buigendezich maar voor de andere, die in-
komen, en wyft een ieder, k zy zelf, ’t
zy doör häre ilavinnén, àie daar oppailèn,
hare plaats na hare rang aan ; dog als de
Juffers vertreklcen, ftaat zy op, en doet
haar tot aan dedeur van ’t vertrek uitgelei.
De Gemalin van den Heer van Riebeek,
een zeer zedige en nedrige vrouwe, had
j de gewoortte, als ’er een Juffer inquam ,
van altyd op te ftaan, en haar te verwel-
komen, by welke gelegénhcid dan óok al-. - ?
•le de- Mevrouwen en Juffers opftonden.
Waroneer hare gezondheid gedronken
wierd, ftond die Mevrouw, die de zelve
inftelde, en die, aan welke zy hetbragt,
op, terwyl haar Edelheid zitnenbleef, en
-zieh maar boqg ; dog als zy -daar voor be*
dankte, ftond zy op,
Ate de dogter van den Oppèflandvobgd Gevolg vai*
üitreid jvolgthaareen HelbaaFdiertepaart. 7y.n Edel-.
En als haar Edelheid of Mej Uffrouw haar hci(ls(ioS-
dogier uit de fcoets treden zullen, ipringctcc*
de Helbaärdier van zyn paart (gevende dat
zoo lang aan een ftaat) en een anderejoh-
gen zet ondertuflehen een bänkje voor ’c
portier, en de Helbaardier houd dat bloots
-hopfas zoo lang vaft, tot dat haar Edelheid,
>of Mejuffrouw haar dogter, of andere
Juffers, by haar Edelheid in de koets
zynde, daar uitgetredenzyn, dat b y ’tin-
tre