
É iH
i i i
j l ' i l i l i s fill IS i I ^ I i ^ ,
t l l i » f
I HI ill
Tagalzc
ovcrzctting.
x44
digt is van onzen Heere, dien welda-
digen Koning, welke gezegend is door
de/voorfpraak van onzen Propheet Mo*
hhammed, den gezant Gods. God geve
hem zyne genade cn zegcn, welke ge-
i zegend is door de vooripraak van alle af-
gezondene; Propheten. God geve hem
zyn genade en zogen; welke’ met een
lang leven in deze wereld is begunftigt
van onzen Heere. Dien goedgunitigen
Koning, welkein deze wereld welftand
heeft verkregen met alle zyn leden en
hoogheid van zyne Eerwaardigheid, is
bekent geworden te zyn de grootvader
van zyn zoons zoon. Dat by verhoogd
werde tot de hoogheid dezer wereld.
Dat geve hem God in eeuwigheid.
,, Verder gelieft te weten, dafden Pa-
doeka, uw zoons zoon zend Langlang
Palir voor de voeten uwer Majefteit,
om aan de zelvq ootmoediglyk aan te
bieden de brief van myn eerbiedigheid.
Myn hoogheid is Koning van Meza Java.
Tegenwoordig zoo verzoek ik dan,
uw zoons zoon zynde,,degunftigehul-
pe van grootvader Padoeka: want te
dezer tyd werd myn land groote quelling,
fchadc, vcrdriet,' en geweldaan-
gedaan door de Hollandiche Chriftenen,
daarom verzoek ik , dat grootvader Pa-
doeka my geliefd te helpen, om dat ik
te zwakben, om het land van Java te
beftieren, als alleen met de hulpe van
grootvader, op den welke ik dag en
nagt hope van den beginne tot denein-
de toe.. Myn welvarcn beftaat in de
bulpe van grootvader Padoeka. Het
einde.
Onderftond,
Gecollationeerd, accordeerd, Batavia in't
Kaßeel den 6 MaartA*. 1686."
Was geteekend,
ABRAHAM v a n RIEBEEK, Secrctaris.
Overzetting van een brief
door den Soefoehoenan A -
mangkoerat Sinapati In-
galaga aan den Sulthan van
Maningcabo gefchreven,
thans zynde of Biliton,
volgens V zeggen van den
Gezant N e y D ieuw a, a-
lia s , L an g L an g P a iir , nu
| Van bog A alle zegenwenfch aan mynHeer
ecri brief ” <jen Sultiian van Maningcabo, zoo
¿ S n s I doe ik , SoefoeMknan AmangkoeratSi-
aan dien „ napati Ingalaga, die weet, hoe dat Java
Keizer. nu jn cen bedroefden ftaat is geraakt,
„ en dat ons’t water aan de lippen ftaat,
„ en dewyl wel verzekerd ben, dat ’er
„ geen magtiger Sulthan te vinden is. A*. xis«.
„ Die in een ftad woond, omcingelt met
„ yzere muuren jdierhalven myntoevlugc
„ tot myn Heer den Sulthan neme, en
„ buige my eerbiedig voor den grooten
„ Sulthan van Maningcabo, want wy tc
„ te zamen een Möhhämmedaans geloof
, hebben.
„ Hier nevens wenich ik den Sulthan
, alle zegening en rykdommen op deze
, wereld, daar den Sulthan geen groötc
, begeerte in heeft: want hy is*, als hei-
, Iig ; dierhalvenik, benevens myn zoon,
, Pangerang Depati, en Radin Ämirang
{ Caioema, ons verootmoedigen voor den
i grooten Sulthan van Maningcabo, hem
, biddende om vergifienis: want myn land
, ftaat anders ganfch ver woeft te werden
, door de Chriftenen, daarom andermaal
, den grooten Sulthans hulpe verzoeke;
, want ik hebbe als geen gebiedmeerover
, myn volk. Helpt my nu dog, en laat
, my niet verlegen,hoog-geagte Sulthan.
„ Den brenger dezes, is Lang Lang
, Pafir, die uit myn naam zieh voor de
, voetbank uwer voeten nederbuigen, en
, de aarde kuflen zal.
Gecollationeerd, accordeerd, Batavia den
6 Maart A*. 1686.
Was geteekend,
ABRAHAM v a n RIEBEEK, Secrctaris.
Wegens deze en de volgende brieven
nu, fchreef het Tagals Opperhoofd, Lambert
Abraham Pitavin, nevens Pieter Sabel,
den 24 February A°. 1686 aan haar
Edelheden, dat hy toen, zeven dagen ge-
leden, door zynen getrouwenLoeraNat-
ta Diwangfa vernomen had, dat, zoo ’er
eenige brieven (gelyk het gerügt was)ge-
komen waren, die dan over land door Ney
Dieuwa van Cartaiöera moeften gebracht
zyn, gelyk hy dan 00k, hem doendege-
vangen zetten, die beide brieven van hem
bekomen had, welke hy, zoo de eigene
in geel armozyn geriaeid^ als 00k de door
hem overgezettede, met den borger N.
Havelaar, ; nevens deze Gezant Ney
Dieuwa, of Lang Lang Paiir, zelf, aan
haar Edelheden nu overzond.
In He naam Gods des ontfermende ontfermers.
„ T'VEze brief van onderdanige groete- Batavifch*
„ I- 3 tenis komt van Anga Beifu Ami;qverzet-
„ rangCafoema, welken aanbevolen is de tm&'
„ beftiering op het land van Java. Im
„ Dezen zend ik nevens den, brief van
,, uw zoons zoon, den Padoeka Soelöe-
„ hoenan. Ik doe myn onderdanige groe-
„ tenis voor het Hof van den grootmag-
„ tigen Heilige Majefteit den Sulthan van
» het
1 f l f i M
*<57 r o o t
’• 16U. n het land Pagar Roejong, welke groo-
„ telvx begunftigd is van onzenGoih Die
„ goedgunitigen Koning, wellte gezegend
n 1S door de voorfpraak van onzen Pro-
„ pheet Mohhammed, den GezantGodsj
,, welke geZegend is door de voör^raak
„ van alle geZondcne Propheten. God
„ geve haar zyne genade en zegen, welke
„ m deze wereld met een lang leven be-
„ gunftigd is van onzen Heere. Dien
J Ä V As
was) een groote verflagenheid,; alzoo men a m 088.
hoe langer-hoe meer-ontdekte, dat alles aan
t h ö f maar fchelmery Was.
Alles, wat haar Edelheden hier ontrent Watbaac
konden doen, beftoni zoo ras, en zoo voor- f ^lhcdcn
richtig, a]s ’t mogelyk was, tebezorgen,¿er^crdc'
dat ons volk behöudeh mögt werden af- Cn*
gebragt.
Naderhand vonden haar Edelheden den
j n - Tr • i *1 1• »M—a•»a*•r«t. A°.. i1u6u9j4. ig-ouetud,, uoumi JP-o'oecgyaarrvväann
goedgunitigen Koning^ welke in deze Java te doen opbrengen, tot wellten ein-
wereid welftand heeft ontfangeü met de van haar 00k wel uitdrukkelyk twee
„ aallllee zzyynnee lleeddeenn.. frhrr,™ y
w Vordergeliefd te weten .dat ik,dien
„ Anga Beilu Ämirang Cafoema, welke
„ my onderdanig verneaere tot onder het
y> ftof van uwe grootmagtige Majefteit, dat
7t ik j zeg ik , myne qpderdanige eerbie-
„ digheit kome doen, om dat ik Anga Bei-
tt fu Ämirang Calbema door den Soefbe-
„ hoenan gelteld ben, om het land van
„ Java te beftieren.
•»» Vorder is het, dat ik tegenwoordig
„ zeer myn hope gefteld hebbe op de hul-
„ pe van uwe Majefteit. ’t Einde.
„ God is de allerwyfte.
Onderftönd,
Gecollationeerd, accordeerd, Batavid in
Kaßeel, den 6 Maart, A*. i686. .
i Was getekend ^
ABRAHAM Van RIEßEEK, Sccrctaii's.
Odk vond men in het nader rchryvea
S H cr. Edclheden den %y Februaiy A». 168?
hoemns“ " Hcer TO0™«ef van Macaflär, dat
quaad 2y tot nog toe niet anders konden zien,
TOomcmcnofde Soefoehoenan, en zyne dienaars van
tegenoas. ftaat, zogten zieh maar van de beloften
en fchuld aan de E. Maatfchappy te ont-
» en. zieh van ohs onafhankelyk te
makeh; alzoo z y oök uit Siainbericnt bekomen
hadden, dat hy aan dien Koning
door Gezanten om hulptegen ons verzogt
en geklaagt had, dat wy de Macaflaren in
zyn land, en ryk ontbödenhaddenj hoe-
wel de Koning van Siam zyn veizoek äf-
geflagen had.
Dewyl het dan bleek, dat deze Vorft
maar moeitetegen ons zogt, zoo belaftten
zy de zaken op Macaflar zoo lang dragen-
m houden, tot dat de zaken van java
m een beter ftaat zoiiden zyn.
Ik vras (gelyk ait dien vootgaandeü brief
¡ran haar Edelheden blykt) te dier tyd op
en zag daar (gelyk geen wohder
Nader be-
wys van
íchepeñ gezonden zyn.
Wat nu den roover Soerapati betrof,Enwat
deze nam, na dat hy den Keizer veel van ° ° k Socra-
zyn hefte paarden , kriflen, en alles, wat Patidaa' •
hv maar grypen kon, ontroofd had, de¡¡*f'daan
vlugt na Paüäroewan, ftcllendeal ’t land
daar ontrent, tot ’t Prmsdom Madion en
Pranaraga toe, zoodanig onder zyne ge-
hoorzáamheid j dat de Keizer daar aan a i
der b^fte land voogdycn,die deze roover zoo
veel jaren na die tyd (gelyk ons in ’t ver-
volg nog blyken zal) bczat, niet het al-
lerramfte gehad heefr.
Wel is waar, dat hy daar 7 of 8 jaren
aan een wel door honderd duizend J*va-
nen bezet isj maar die zyn A°. 1697 on-r
verrigter zake wedergekeerd ,behalvendat
hy jäarlyksnog eenaof tweemaaleenzwa;
len invälin t land van dien Vorft zelf tot
aän Caitafbera deed, daar hy dan gemee-
nelyk 1 of 200b vrou^en en. kinderen,
en 00k veelbeeften, engraaa roofde,ver-
brandendc al,wathy nietmedenemenkon,’
*t geen dejavanen, zondér hulp der E.‘
Maatfchappy, niet konden beletten.
Nu moec men weten,dat>sKeizersou-
de fchuld door de daar °p gedurig nog ge- ichuldcn „
volgde lcger-laitenengrooKonkofteo van «ryn ycr-
tyd 19t tyd by.de E. Maatfchappy gedra- 5" cban'
gen, zoo merkelyk vermrerderd is, dat.™"“
die eindelyk, A-. 1682 cttelyke tonnen
goud s, behalven de renten der oude fchnld
behep, waar op die Keizer 260000 ryx-
daalders betaald, en zieh zedert nergens
mede gemoeit, maar in tegendeel zyne
verbonden vetbroken, övertreden ed de
Maatfchappy fchandelykin hare Voor-
regteii beliädeeld, otn welke reden de E
Maatfchappy zig dok in etfehfe jaren ’er
na met hem met gemoeit heeft, enmdge-
lyk zoü zy ’er zieh iiog niet mede ec-
moeit hebben, mdien zy »er door een in .
der voorval liiet als weer ingewikkeld en,
ingedrongeti was, alzoo dezen Keizer nitt* '
lang Cr na leéfdé.
I I
IV. Deel;
D E R -