
Brief je y
den Ban*
umzen
Sjahban-
dar.
47« B A T A
en befcherming, hoewel men daar aan ook .
genoegzaam konde beipeuren, wat.het voor f
een vrede was, die zy zogten,enzöo me-
de uit het aanhouden van fcwee inlandze
Chriftenvrpuwen, en een kind, qm de
welke zy zoo ernftig en meenigmaal waren
verzogt ,dog tot nogtoezonder vrugt;
zulx het te dtigten waar,-dat de zelve tot
net Moorze geloof zoude ltomen te yer-
vallen, waaroiq pok by dezen aan de*vrien-
den- tot Bantam wierd aanbevolen, den
Koning te willen verzoeken, dat hun de
zelve door zyne ordre mogten worden
wedergegeven, tot voorkoming vsn verde-
re oniuften , die daar uitzouden komen te
ontftaan.
Wyders lthreven die yan ’t Kafteel Batavia
, dat ze zeer verwonderd waren, over
5t gene hun tot Bantam wierd nägegeven,
entplafte gelegt, natnentlyk, dat ze de
jakatraze Rivier geftopt, en de vaartdaar
uit verbodenhadden, verklärende daar toe
geen de minfte gedagten gehad te hebben,
alzoo hun het in en uitvaren der Javanen
niet konde hinderen, nog eenig nadeel
toe brengen, en dat het dien volgende niet
anders waar,. als yalfche leugens, alleen
uitgeftrooit om de oniuften en gefchillen
te vermeerderen, o f ook wel ,om t’elkens
door een goed gefchenk des Konings ge-
raaakte or geveinsde gramfehap te ftil-
len, en in toomte houden, en alzoo,on-
der fchyn van vriendfchap_ra gunftbewy-
zing,te verjsrygen, het geen hydoor ge-
weld niet dorft na zieh nemen.
an Den 9 May 1619 was wel een dag,van;
groote verandering, maar evenwel nog,
van geen vqlkomen vreugde ofblydichap,
en des morgens ontfingen die van ’t Kafteel
Batavia,kort op malkander, t wee brief-
jes van Bantam, net eerfte van den Sjahbandar
Kiay Agpes Warga.,&dateerd den
V l a . •§ ft
„ men zyn groet, intcken, dat hy der
„ Hctllandcren vriend is, heeft niet kon-
„ nen nklaten , dezen DE. toe te ichryven.
„ 1k heb de Hojfonder$, die tot Jakatra,
„ en Bantam zyn, ai geholpcnenvoorge-
„ fpröoken over’ t dooaen van des Pange-
„ rangs, Ponggawa, genaamt Soera Wif-
„ fa f. waar over de fange Konirig zoo
„ vertpornt is geworden, alsoitom eenig
„ *t oieefte leed, dat hem o f de zynen aan-
„ gedaanis geworden, *t welk alles door
„ myn toedoen geflift en nedergelegt is,
„ Zoo dat niet tüeet gram is. N ii is ttwn
„ verzoek aan ,UE. ai te zamen, datUE^
geen verdere moeite mar aanrechten
„ wiltjOpdat ik niet meerbeichaamt wer-
,, ae, en dat OE» zieh maar ftil gelieftte
„ houden op myn woord, dat ik yerzoe-
„ ke geloove mag krygen, gelylc Kapi-
„ tein Hendrik Janszoon, ep van ufejen
„ myns eerlyks doens wel bevvuft is. Vooij-
„ nieuws hebbe ik ÜE. te verwittigen,
,, dat de Pangerafig alhier al ’tyolk ende
praauwen, die van Bantam tot'Jakatra
„ zyn, te rüg ontboden heeft, uitoorza-
„ ke, dat hy veritaan heeft, gelykerwys
„ de. Matarams magt van praaüWen nu
„ voor eerfl: uit en na Toebanzyn.,endat
„ de Pangerang van Tsjeribon ook que-
„ ftie aanregt tegens den Koning. alhier^
: „ als mede om dat hy den Pangprang van
1 „ Jakatra uit zyn Ryk geftooten hepft«
„ derhalven de Mätaram aan den, Koning
i ,r, vanTsjeribon ook hulp gevenwilfmet;
„ de zelve armade, die na Toeban is,en
j, van daar herwaards aankomen zal, den
„Koning van .Tsjeribon ter hulpe. Zoo
, „ wil de Pangerang alhier dito armade met
„ alle het gewelcf van praaüwen dje^yan
: Tsjeribon,. en1 ae Mataram, we<fcrft«h
; „^ßy aldien zy hüaVfervofdereniothiCTte
! „ komen. Ik zal mede moeten uittrekken,
„ en alzoo ik niet al te wel voorai^i ben
„ van roers,,wil UE. gebeden hebben, my
„ van een partyenaar UE'. djsctetief; te
„ willen verzorgen: en dog niemand an -
: „ ders myn hulpe en onderlingen handel
„ tuflehen UE. en my, te verköndjgen ,pp
„i dat men niet en zegge ik met UE.eens
1 „,ben. UE. mogen.my vreLvertrpttwen
„ en väftelyk gfelooven,. datr zpojangafs
5, deze oneenigheid en denoorlög geduurt
„ heeft, ik npit zoo veel moeite gehad heb,
„ als om ’t fthk.van dengedooden Pongga-
„ wa Soera V/iila, derHalven, ik ander-
„ inaal bidde^bqqd UE.dog ftil,endpet
„ diergelyke niet roeer.. Waar mede,weefi'
„ al te zamehlGqd.I^vPolen^ea äeer ge-
,, .groet. Aiium iii ’t van BaauMn,
„ ady den .^Mayi i>oi9«,. - .¿¡¡¡¡fc.
4 dfzer,.en het ander van de Nederland-
ze vrienden aldaar, mede y dagen verle-
den gedagtekend zynde. De gemelte
Sjahbandar doefreerft een verhaal vanzyn
bewezen huip aan de onzen, en daar op
een verzoek (’t welk eigentlyk de zaak,
en zyn oogmerk was) om een party roers,
of febietgeweeren,, voorgevende, die ter
zee van nooden te zullen hebben, tegen de
vaartuigen vandenSoefoehoenanMataram,
die by de, onzen nog wilde wys maken,
dat op weg waren, fchoon hy een van de
geenen was,, die kennifle had van de on-
waarheid, en .ook beft konde weten, om
wat reden de Koning van Bantam dien leu-
geo ha&laten uitftroojen. Zyftbriefjeluid
van woord tot woord aldus.
Aan Pieter van Ray , eft de
Raaden iv?t Fort Jakatra.
PPas getekent met Javaw&'ietteteni
Klay Agoes Warga , Sjahbandar in
Bantam, wenfeht ÜE alle te zak
j a Y W a r g ^.
G > R Ó ’N - q . V E á T I N G. 47^
ELF DE HOOPD STUK.
DEn inland van ’t fibryven dir Btmtarnze vrienden. Uit Ambeina kernen op Jaka-
H“ ren Cärpentier, etiSoury,, Ordre en tyding van den Geheraal Koendoor
hin Ed. amgebragt. Ferhaal van 't-gienexbm gedtturehde de reize is belegend. V
Fregat Ceilen na Java's Ooftkuä gezohden, en ’s een en ‘t ander aan de Bantamze
vrienden bekent gtmaakt. Die op dete iyiing fcberper beviaart werden. De Koning
enderfebept onze brieven. Ongernfiigbeid der Bant immers hier mir. D i Koning van
i j s f i p MN « « * > Ä Eitgelzin milleit. Die zieh tot de vligt bereideü,
- Dne brtefjes der voergemelle Heeren Raaden aan de Bantamze vrienden, en een atn
Komm. '
Den in-
hond van’t
icbryven
dec Ban*
andere hier boven aangehaiddc
brierie van- M . , de Bantamze vrienden.
HQi|^alten,eh Pan-
c*^S j met dat van Kiay Warga ten
maftert by overeen,. en zy veizogten-, ja
päden daar by , dac diè van % Kafteel Ba:-
tavia zieh voortaan-dog wilden , gjbraft-dn
ftil houden, zonder (geìyk ze hadden vèr-
ftäan , dat nog daaglyx quam te gächie-
deri> den Pangerapg, Temanggong meer te
Verbitteren 5 en byzonderlyk datdeJavaan-
ze praauwen, zoq de geene, dife met het
bude vpjk , dat door den Koning opont-
boden was, wilden vertrekken^ als dié
met-nieuw vofk aanqqamen, onbefchadigd
fiiogten pafferen ,dqt *er öök geen boomen
meèrffegten worden ömgehakc ,want(zer-
dèn zéj het was nu og een oor na gevild,
en deé Gouverneurs óeneraals wederkom-
ffe zepr naby., Zy, picenden pok; dathèt
¿enden van een goede Vèreeringevdievan
Kafteel Batavia, aan den Koning zeer
vipnftig, en daar onder hem zeer aàngé-
tmn. zoude wezen ,, èén lehoonè roby.n,
diehy wift i dat daar by de een o f de an-
der nog in wezen was. Zy hadden hem
opkaangefprooken* om de reftitutie van
äd twee inlanda Chriften-vrouwen, en
o p kind," en daar op tpt antWoórd beko-
men', dat meeif ai het volk van Jakatra
verloben was^, dan hy zoude daar na la-
fen verhèthen , vragehde almet eenen , wie
nein den dooden , Edelman zbude; weder*
p.^^éyen ? Óp de hievige brieveh y door
diCyan Jt Ka%ei Batavia gefchreven-tot
.defthfie van den gedanen uitvàl, {en het
firn e n der b^tteryen, verklären de Bàn-
tamze^rSenden voor als nog, om redei
den, niet te zullen antwoorden, onver-
minderd hun gevoelep, daar ze by.bleveri
gerfifferen, dat de Koning van ; Bantam
qm fftt hermaken van de gemelte battpryen
ntet eens zoude, hebben gedagt, indiende
ofizén in ;het Kafteel hadden opgehoudéh
met wèrken en hun te verfterken, gelyk
ze‘ meenden dat buiteff zv^righéid zoudé
hebben können gelphieden , nadidn, vol-
|e‘ns hun eigen' ichry yen, het &emelteKafteei
genoégzaam vérftérkr, en fuffiiànt
was: zynde dit zoo de .voofnaamfte iri-
hoûH vah het bôvengeméite B'ahtàms brief-
je, waar uit niét duifter kômt te blÿken,
dàt het gevoelen van de vriendén aldaar,
Pver efen èn de zelvè zaak, op geen vafte
voeten ftaat, fçhynêndé zieh zeiven vergeben,.
en-niéi gewètén te hebbën, wat zé
daar Van’ te Vöören haddën: géfcfiîiévéh}
wânt voor eérft ÿ indien*■voigèris hun ge-
voelén, deKônihg vàfi Bantam voorge-
noméri bad nièt te ruffen, voôr en al eer
het Kafteel’ gantfch ohder de voet lag, en
daar aan te zùlleri wägen1 zÿngéheele magic
tot den laâtftèii man toè ,• zpiideiôçlie van ’É
Kafteel Bàtàviâ zufeé met ftiP tè ritten wél
hebben können beletten, o f den Koning
van teftuîc dôêé veränderen ? waarîyk
rieen; maar in tègendèèl oorzâak- gevfeéiî
zyn ,1 dat hy Zyn- voornemeri des te eerderj
met meerderzêkèrheid , eh itïindfervcrwàg-
tfng van tègën'ftahd, zàiiâè hébBen kon-
I neh in'’ t wdrk ftèllc'n. . En* tén anderen,
indien de' Konin'g vari Banfàrn j volgens
het gevoelen van de vriéndeh aldaar, bé-
dugt waar geWeëft, voor de wederkoffli
fte Van. den Heer Gouverneur Geheirààl
Jan Pieterszoon Koeri, en dat dè‘ zélve iérs
quaads tëgen héin in deh zin mbgte hébi
ben, zoudehi dfc van ’t Kàftëel ÉataviVm'eï
ftil zitterfi- hem van die ZwarigHeid; éÜ
vreezè wel köhhen ontTdftènéri vaiihèi»
tegendieel ''verzèkering gegevèn hebbôi?
waarlyk neen i maàr zy^zôuden , nà- alTcof
fchyh j obrzaak gewcèft zyh van hun ef-
gen bederf en òndergarVg, nadien de Koning
als dan zekerlyk mfet zyn voorgéhbi
men toeOuiting van;de Ravier ,en hecop<
werptn1 van éènige bblvvërkèn:, batterÿèn^
ofanderbväftighedenyzoude hébben vootì:-
gevaren j warit daaf was géra atìder mid-
dcl, om dèn' Gouverneur Generaal kèt
landen te bclétfen, éh dié: vàh *t Kaftéel1
Batavia vàn' hem af te fnÿderiy en zulx1,'
të weten hét vèrftèrken van dë inkomÛb
der Ri vier,' en het toeflifiteq van de zélve,
zoude^ den Roninÿ vah Banëâm rtfedd
hebben moeten doen tegen den Soefoèhoe-
O o o 3 naa