
I
? J 4 B E S iC H R Y,
I M S
Deze zyn Van afkomft Perfiaaaen jdie
noir tor de Mahhàmmedaanfche Gods-
dienil övergekomen, maar ohtrent i Sooa
'Zielen fterk, raeteetiigejonkenvan C a a p
de Jafques in de Golf vanPrrfien, van
Gamron -cn Ornnas na Guzeratte voor *t
gcweld van Omar gcvlugt, en zedërr
•hyden oudefi Heydenlchen Perfiaanfchen
Godsdienft, alzoo henvan den Koning
van Guzeratte -die vryheic toegeftaan
wierd , - geblevcn zyn. Mèn . heeft ze
' opfc in Spahan, en zelf een geheel oord,
Gauwr-Abad genaamd, die eenigzint
van andre verfchilten-
Hunnen Wat nu dezen Godsdienft betreft die
Gcdi. beftaat in de navoigende Hoofä-ftukken.
Zy gelooven, dat *er een Godis, die
alles belli erd, en alom tegenwoordig is,
.hebbende.wel niemands hulpe van noo-
den ■, maar die cgter zcven dienaare heeft,
die met hem by na van eengclykewaer-
digheit zyn. Deze hebben ider een be-
diening indenHemel, welke zyaan hem
moeten verantwoorden, enhunne naa-
.men zyn deze :
V ï N G * V A k
opzienders, en beftieiderî'van de bedrv-
ven der genen, die hier bcneden onder
nen geftctd zyn * dienen.
Behalven deze 7'nu, zyn ’er noch 16
mindere Diénàareo, die ider weer een
byzondere bedieningwaarte nemen hebben.
Hunne naamen zyn deze:
- Saroch.
Meer-Refits.
Saros.
Beram.
Garrafeda.
Auva.
Ader.
1 ‘tera.
Gos. '
Aram.
Goada.
Dien.
Aperfantch.
Aftaat.
Ardi-Befih.
Sariwaar.
Auwardaatb.
: Hamafda beftierd, na hunne gedaeh-
ten, de menfehen, en zet hen aan, om
alles goeds te doen.
Bbamm heeft bet oppergezag over het
V e e , en allerley gedierte, op aarde, en
over alle de Viflchen der Zee..
' Ardi-Befib heeft het opper-opzjcht:
over het vyer, verhinderende, dat: dit
noir uitgebluft werde.
Sariwaar heeft het bewind over alle
deMetaalen, en Berg-werken, aankla-
gende alle die gene, die de zelve niet be-
ioorfyk fchoon houden.
Efpandar heeft het opzicht over het
Aardryk, en wel byzonder over de Landeryen,
bezorgende, dat die niet vuil
gehouden, geflagen, o f aan de zelve
geen over lall gedaan werd.-
Auwardaatb bewaard het Water, dat
■“er gecn vuiligheid ingeworpen, o f vuile
dingen in gewaflehen werden.
En Jmmadaatb heeft het Oppcrbe-
•wind over de Boomen,Vruchten,Kruiden,
en allerley gewaflehen.
, Deze alle nu zyn wel opzienders, en
Beftierders van ’t gene, waar overzyge-
ateld zyn j doch zy- hebben geen magt,
om te dooden, o f het leven te geven!
■moetende rekening van hunne bemening
aan den opperften God doen, en allem
maaraankjagen, die nalatigin hundienft
zyn.
^Zoo dat zy denOpper-God maar voor
Amiera.
Hoem>
Dumtna.
Berfa.
Defader■.
Defenur.
Btefdin.
. Van deZC hU brengt Sänch de Zieieii ;
ZOO ras zy uit het lichaam gefcheiden
zyn, voor hare Rechtere, welke Meer-
Befusyxn Saros Zyn, om -te önderzoehebben
^ °P gedrägen
_ Indien i y bevihden dat vändeäe zielen
g<*debedryven* die tegen de quadö
overitaan*- zwaarft wegen, gaan zV
na den Hemel * doch anders werdet! zy
van de duivelen, die inede by die fchaäl
zyn, aanftonds äangegrepenJ en in de
Helle gebracht, om daar o f van veeler-
Icy gedierte, en wilde beeilen* ofineeii
vyer, dat altyd eenparig brand,zootang
gepynigd te werden* tot de wereld noch
eens vergaat (dat zy väft ftellen na dui*
zend jaaren te zullen gefehieden) en tot
’fer een nieuwe wereld komen zal , als
wanneer deze verdoemde zielen weer zullen
verloft werden, om andermaäl oö
aarde te leven. 0»
gene nu, die in den Hemel geko-
menzyn, blyven daar, ende en komen
niet Weer in de Wereld j maar zidlendaar
in eeuwige vreugde -met Vrouweri ^Rinderen,
en verdere Vrienden, IcVen.
Beram beftierd deOodogen, gevende
de overwinning aan die *t hem gbed-
dunkt.
Carrafida is de Zon, hebbende ’t oi>-
pergebied over dat lieht. f
Auva
s tr ' R A
r'-Aüva is het W atef -, en heeft daar het
feezag over.
- Addr beftierd het Vyer, en wil dat
goed gedaan hebben.
^ Mbho beftierd de Maäg, ün is öök daar
in geplaatft. / * r'£ ' 2tera is den Rögen.
Gos bewaard * cri regeÖrd het Vee j
doch hy is niet in de beeilen. .
Farwardt bewaärd alle de zielen j die
in den Hemel zyh.
Aram geeft äan de \Vereld vrellgde*
en verderf, mitsgaders alle druk.
" Goada beftierd de Wind* döch hy is
de wind zelf niet.
Dien onderwyft hen de Wetten* en
geeft hen genegenheit * om Ze te vol-
gen. .
Aperfanich geeft Rykdötn in deze wereld.
Aftaat geeft ’t vefftand en de geheu-
genis aan alle Menfehen.
AJfaman heeft het bewind over de
Koopmanfchappen.
' Guningaat regeerd de Aarde;
■ Marifpan heeft het gezag over de goed-
heit, deelende die aan alle mede,diehet
00g op hem ilaan.
Amiera heeft het dpperbewind over
het geld.
Hoem geeft dat de Vrouwen, na dat
zy van hare Mans bekend zyri, zwanger
werden, en verleend het leven aan de
vrugt.
Tfcyn ten dienfte van allen, die
f hen van nooden hebben.
~Berfe y
Defader
Defemer L
ftaan ten dieriftè van God,
om aanftonds zyne bevcelen
uit te vöeren.
en f
Defdin J
Deze alle werden Gesboo, o f Heer, ge-
naamd.
Alle deze Dienaars biddfen deze Gau-
ren, o f Gebbers als hunne voorbidders
by God aan, om dat zy vaft ftellen,
dat ider van hen magt heeft over’t gene,
waar over hy van God gefteld is, endat
öok God hunne voorbeae verhoord.
Zy hebben groote agting voor hunne
Priefters* die zy gewoon zyn van al-
voorhun les te verzorgen. Deze paflen-op de
ken ^' Sehöolen , leeren de Rinderen lezen,
ichiyven, en de gronden van hunnen
Godsdienft j doch zoo de zelve zieh be-
moeijen, om Koopmanichappen tedry-
ven, werden ze by hen niet veel geagt,
hoewel hunne Wet dat niet ftipt ver-
Gewaad bied- Het gewaad van de Priefters ver-
derPKe- ichild 00k niet van dat der gemeene Per-
feen 5 doch Zy dragen een geele dmflag * en
een dünne Tabbaart. Zy wierden Daro*
o f Herbood* genaamd.
Zy wierden van ouds al geoordeeldde
Zon cn ’t-Vyer, als’t naaft daar mede
Groote
agting
üers...
T T m
oVereenkomendéi àan te biddéfl. Ook
hebben zy in eenige plaatfen een Tema -
pel , daar in zy ’t vyér (’t geen âan dé
Zon ontftoken is) altyd brandende höü-
den 4 hoewel zy anders in ’t geheel vatl
Tempels,noch Kerken, om hunnen Gods-
dieilit te plegen * (weinige in Perfien uitA
gezondérd) weten j maar de Leeraars körnen
in hunne huizen, daar zydendienft
al zittepde, zondör te ftuipen,ofnygen*
plegen.
Wat nu die aloudë diënft van ’t vyeP
betreft* daar ontrent geven zy ons een
geheel ander bericht, als men van ouds
van hen gedacht heeft.
Wanneermen hen emftig afvraagd* Wàtiÿ
of zy het Vyer , o f de Zon, aanbidden, van’t
en waarom zy ’t vyer eeren, o f bekotn- yyero°t*
merd zyn * dat het niet mag uitgaan *decleQ*
geven zy ons tot antwoord, dat zy het
vyer, ofte de zon, geen van beyden aanbidden,
o f geenzins een van beyden voor
hunnen opperften God houden j maar bekennen
egter* dat zy van alles, dat zy
bezitten, niets zoo zeer in waerde houA
den, als het vyer, gelyk zy dat ook al
35 eeuwen ruim, zedert de' tyden van
Kajoemaraaz op den Berg Albors in een
Tempel geeerd hadden* welke eer zy
ook aan de Zon bewezen* om dat' het
Vyer * en de Zon * het allernaaft * na hun-4
ne gedachten, na God gelykt * hen veel
nuttigheit toebrengt, en dat zy daarom
met zoo veel zorg ook toezien, dat het
niet mag uitgaan, en ook noit een lamp*
o f kaers uitblazen, o f eenig vyer (als ’et
brand is) met water uitbluflcndn, maar
dat dan wèl met aarde imooren, vermits
zy het voor een groot ongeluk, cn voor
een teekeh vari Gods toom houden, als
’t vyer in hunne huizen komt uit te gaan;
W y zienj dat ten tyde van Darius Codo-
mannus * wanneer hy tegen Alexander de
Groot flaan zou, het H. Vyer opeenzil-
verc Altaar voor. hem gedragen wierd*
Curtius 3. Bienÿ. H.ft.* en dat dit al zedert
Gyrus tyd zoo plagt te gefehieden*
Sträbo i f Boek, Fol. 733.
T e dier tyd wierd het door dé Per*
fiaaniche Wyzen* nu door de Priefters
der Gebbers, bewaard.
Ook wierd dit H; Vyer noit door die
Wyzen* dan by de dood van een Ko*
ning* volgens Diodoor van Sicilien* 17
Boek * Fol. <52$. uitgebluft.
Die van ouds in dit H. Vyör blies *of
ietsdaarin wierp, dat leefde, o f eenige
vuiligheit* die wierd * volgens Strabo i j
Boek* 75z blad* en Herodoot in ’t l ;
Boek* en 16 Hoofd-ftuk, met de dood
geftraft. Ook ftond ’er* als de Veftaalfd
- Maagden dit lieten uitgaan, een ftraf op;
Gelyk dit door de Veftaalfe Maagden by
de Romeynen, en door ongèhuVrdé
Vrouwen te Delphi bewaard wierd* alZdd
V a iBÉÉ