
*$94: ning van ’t Opperhoofd, die eenige Trappen
’tGeen
hyzeer
liegt befind.
S ylvia s
reukelooze
daad.
hoog iag, dezelve beneden oök veiv
zien van - vericheide' andere Woonirigen,
op:een rey ftaande, waar ■ in te dier tyd
de.'ORweede Perzoon, Joannes Roman, den
Fifcaal Guiljam MfySy (b y welkersVroüw
ifc jufFr. Kofiems vond ) en meer andere
Bedienden, woonden , zynde verder tot
Pakhuyzen v o o r ’s Compagnie^ goederen
gefchikt..
Daags daar aan gingen w y de Stad be-
zien ; de« vond' die vry lie g t, en. verziert,
van elendige Huyzen, meeft van Bam-
bqezen, met Kalk geplaifterd \ en met Atap
gedekt.
W y - zagen eenige fteene Wooningen,
eene te r \ linkerhand , met een zware Voor^
m ü u r-j eenen- P an g e ran g , zoq meri my
zeide , toekomejlde , en nog eene te r reg-
terhand , ’t-g e e&m en de. Engelfehe Ik>>
gie noemde , ömidie my zeer duyfter.toe-
fcheen. 1
Dü s, al • regt toe regt aan voortgaande,
paffeerden- w y : eenige Moorfche Graven,
op een van welke men my zeide, dat zc-
ker dertel inan, N . SyIvius genaamt, tegen
alle; w^arfchouwingenaan, zyn water ge-
maakt hebbende, niet lang daar na be-
vond daar door een quaal gekregen te hebben,
van-welke hy zeer fterk' bloed wa-
terde , en kort daar aan quam te fterven;
zeer-ldare kenteekenen., van vergeven te
Zyn,- nalatende.
Dit alles was bem wel duidelyk- voor-
fpeld , dog fey iffette daar mede-’ lachte
met alle debezweenrigeh, en voorgegeven
vergift ingen-van de Moorfche Graven;
maar hy- onderyond le laat, dat in . o f op
die-Gfaven-j eenig veigif moetrgeweeft
zyb * ' *t: geefe- döör "zyh wäteren aari het
werken , en- öpftygen , geraak't; zynde,
zyn dood heeft können uitwerken.
• Dit-was'd e reden j dat. ith ie n ontrent
Wat vöörZigeg leefde, van oordeel^ynde,
dat p e n niemand^ hoe blind hy ook zy*
in zynen Godsdienft belpotten* o f daar in
innigen höon aandoen moet, alzoo dit-de
middelen niet zyn, om hem te verbeteren,
maar wel om non nog meer te1 verbitteren.
- W y quamen eindelyk aan h Konings
Veiting, waar in h y een nieuwe -Woo-
ning al zedert eenige jaaren gebouwd -had,
die tiog onvoltoid was.'
- W y gmgeh b y den; Heer Kufelaart te
dfeir.tytTdaär- äls-Kapitcyn leggende, aan,
voornamelyk in die bope, dat ik gelegenheid
^oor hem bekomen m ö g t, van den
Kening te zien , en te Iprekeri ; dog die
H?er Zeide * dat daar toe dien dag geen kans,
maar wel daags daar aan , o f Vrjrdags,
wandeer hy gewoon was uit te gaan , zyn
zoude , dat hy anders weinig te genaken ,
en <ius voor my j die ten uiterften tot Don-
derdag’er bleef^ niets te<hopen was.«
D it Kalleel des Konings, zynde ?t-oud i ^ 4 .
EngelfqhFort, en zieh van verretvrywel
opdoende, was. niet groot , en.vierfent
in zyn- b^rip , hebbende vier Punten*
die redelyfc wel van Gefehut voorzien waren
Aan deze Vefting wierd ’s Konings
nieuw H o f toen getimmgrd ; dog w y
konden, d i t , wegens een hooge muur
niet zien.'
De- Wooning des-Kapiteyns- was .vry De
kleen , en-llegt , en zyn.'verblyf aldaar, Schry-
nevens een zeker g^alHollandfcheKrygs; ^ t S s
knegten , diende, zoo men zeide, tot een vanop-
Wacfit van den Koning , *t geen ik aan- merking,
ftonds , in dien z i» , geloofde, die my
het waarichynelykfte voorquam, dat is,
dat. hy, egter- buiten gevaaF- zou zyn , al
mifte hy dezelve, aangezien-het nu Vre-
de-in -zyne Landen- was j behalyen.dat die
Wacht 09k wel .meeft daar geftdd zoii
können z y n , om al het doen en laten van
dien Koning in ’to o g te houden, endaar
a f aan den HeerGeneraal- en Raden tyd «
kennis te geven^ ’ t?geen dan dezen-Vor^
na ’t'ooraeel van Zommigen-, tot een ge-
vangen van Staat inzyn-eigen-Palys maakt;
en den zelvenook in al zyn doen-en laten
met de grootfte omzigtigheid ter wereld
moet doen handelen, om geen redenen
van> misnoegen aan die# geenen te - gevei^,
die hem deze Wacht, waarichynelyk meer
tot hunne, dan tot zyne, zekerheidj by-
gezet hebben.
D e Hegr Kefierus had de Bezaar , die
hy zeide zeer _ groot te z y n , gezien, J dog
myn ty d en liet-het -my niet .toe.
Ik vond in deze. beroemde -Stad.-njets,
’ t - geen myne- opmeriöag- we«dig> was-;
zoo dat w y te rag keerden^ zonder teken-
nen zeggen , dät daar iets van bddng
gezien Kadden; dan-een redelyke güede
fteene,Br-ug , die na Strand- todiep-,- al-
waar onze Boot,-met welke ik dachtte ver-
trekken, wegzeilen zag. Önderweegiprak
ik met eenige Javanen-Maleyts- over een
groote Z a rk ,vdie ibar zag, en die waarichynelyk
ooizaak - tot de -doo^wan den
voomoemden Heer Sylvins* gegeven had.
Ik meinde dienhalven weer na boord te
gaan, dogbevond, dat onze Schipper, en
de verdere Vrienden,. al daags - te yoorpn
met de Schuyt vertrokken-waren.
- Dus was ik genoodzaafct daar ’s middags
fiog- te eeten^ al waar de ipyze zeer goed,
dog ’t water, waarmede ifcmywi^ch^zeer
ftinkendjvondjnam na de maaltyd met dank-
zegging van den Heev Wanderpoel afleheid,-
en vertrök in gezelichap van den VLetrKo-
fiemt, en zyne Bemkide, nevens zekeren
dollen-Seur-, die zig vry onbelbhoft met
vloeken, en waey' op Duyvel te- roepen,
( ichoon het al teveel onderweeg waeyde )
aanftelde, met .eenTinggang; die w y af-
huurden , ’s-avonds tenv yf uu rai, naboord.
De
1694.
Z y n
K omft
aan het
Princen-
Eiland.
Geraakt
in volle
Ze e.
Werd
van
Schipper
van W illigen
onthaald.
' De wind was v ry fterk; dog ons niet
te gunftig, cn w y vreesden , dat wy/de
Schepen, die zig al zeylveerdig maakten,
dien nagt niet gekregen, en dat w y daags
’er aan veel moeite gehad zouden hebben,
om die in te halen; dog, na veel moeite,
quamenwy’s nagtstuifcnenthienenelf uu-
ren;, pas eer z y verzeylden , nog tydig
aan;boord , ,’t geen myne bekommerde
Huysvrouw zeer gernft ftelde , die niet
had1 können begrypen , waarom ik daar
aan Land gebleven, enmet de Schuyt niet
mede gekomen was ; dog als ik haar de
reden zeide, zoo bleek haar,.dat die buiten
myn weten te rüg gekeert, endat het
my onmogelyk geweeft was, eer te können
komen.
| Z y meinden wonderen van my, wegens
dat beroemd Bantam , te hooren,
dog ftond verbaaft, als.ik haar zeide, dat
het my lpeet, dat ik eenige moeite, om
5t zelve te zien ,gedaan„ en dat ik ’er niets
ter wereld gevonden had, *t geen weerdig
was gezien te werden ; behalven dat’er
pok niet de minfte gelegenheid, om den
Koning te zien, voorgekomen was, ten
waa^ik tot daags’er aan (dat niet te wagen
was) daar had können blyven.
. Dus zeilde de Vlaot dan, al zachtjens
vpprtlchokkende, met de Landwind längs
Jaya ’s friflehe Kuft tot ontrent het Prin-
cen-Eiland. voort, na ’t welke w y , in
gezelichap van Schipper Landsheer, met
pnze. Schuyt: om „ een playfiertje roeiden,
om .dit ^iland van na b y eens te bezien;
dog; yonejen, het Strand vol - biezen, geen
dnnk-water däar op, en’er niets van be-
larig, dat eenige opmerking , o f aänteeke-
ning, verdiende, alzoo zieh daar niet dan
Struellen, die. ons den weg te moeyelyk
maakten, om verder door te gaan, opae-
den; weshalven w y ten eerften weer na
bdord keerden , gelyk w y ook kort daar
aan met een fchoone wind de Straat Sünda
verlatende., in volle Zee liepen.
. De Reys ging tot ontrent een week a
twee, eer w y aan de Kaap quamen, zeer
vooripoedig, en deze en geene tuflehen
beiden voorgekomene ftiltens en kalmten
hadden ons gelegenheid gegeven, dan
eens, om deze en geene Vnenden aan ons
boord te noodigen, en dan, om eens van
dezelve weer verzogt te werden, om za-
men vrolyk te zyn. c
Op zekeren dag wierden w y op’ tHuys
ter Loo van Schipper van Willigen, en zynen
Seur, verzogt, en zeer deftig onthaald
> maar als ’t nu v y f uuren aan
de Zon was , verzogt ik den Schipper
(die nog wat blyven wilde met onzen
Onder-Koopman., om dat zyn Seur hen
niet wilde laten gaan) met de Schuyt te
mögen vertrekken, nam myn aflcheid van
de Vrienden, en quam zeer gemakkelyk
aan ons boord.
Tegen negen uuren wilden onzen 1694.
Schipper, en Onder-Koopman, öök ver-
ti ekken , oordeelende het nu voor hen
ook tyd te zyn. De gulhertige Schipper
van Willigen , ziende , dat het hen erftft
was, en dat zyne inftantien 'geen ingang
meer vonden , Het eindelyk a f , en liet
hen gaan; dog zoo ras waren zy niet weg,
o fd e Seur, wat in de hül hebbende, be-
gon niet weinig op zynen Schipper ,• om
Hat hy hen zoo vroeg had laten gaan , te
wrokken, en hem eindelyk, zoo brutaal
voor al wat leelyk^ras , en voor een naalc-
ten hond, die niets tot dit traftement ge-r
feven, maar alles Van \ zyne daar toe geruikt
had, uit: te ichelden, daar b y voe-:
gende, dat hy een Schurk , een Schoft,
en een Vent was, diens Vaar en Moer hy
had zien geeflelen'; al ’t welke zoo grof
fing, dat de lydzamtn Schipper, dit niet
mger könnende verdragen , eri voor er-
ger vreezende, zieh genoodzaakt vond,
vermits hy nergens na luifteren wilde,
den Provooft te doen roepen j en den zel-
ven te belaßen hem in de. Boeyen te flui-
ten , en hem zoo achter öp de Campanje
te zetten. ;
Na, dat de Provooft , een man met ee-Die met
nen arm, nu op het half Dek gekomen:^”®11
was, fipnk de Seur (of Boekhouder) hem moeite
dus aan : Keerel t gy die van God getee-, krygt.
kend, en uw eenen arm quyt zy t, draag
z.org , dat gy my , uw Opperhoofd , op
de ordre van dezjm dronken Schurk, _( zien-
de daar mede ,op zyn. Schipper) niet aan-
r a * k t ¿00"gy niet wild dat ik'u‘ den anderen
arm ook, in fiukfien fia j waar door.
deze man zeer bang gemaakt zynde , en
hem, hoe meenigmaal de Schipper hem
dit gebood , niet durvende aanraken, zoo
zeide eindelyk de Schipper, yermits hyal
voortging hem onverdragelyk hard , en
v u i l , uit te fchelden ; Mannen , is daar
dan niet een hraaf fiout Keerel, die dez.en
Booswicht in de Boeyen Jluiten kan ? Op
welke woorden de Konftapel, een zeer
fors K e erel, boven körnende, tot den
Schipper zeide , Schipper, i/^ hen hereid
uwe Ordre uit te voeren s waar op hy den
Boekhouder, hoe ftout hy te vooren icheen,
zeer ruw aangreep , hem tegen het Dek
ter neder wierp, en hem als een Lam in
de Boeyen floot, zonder dat hy zyn han-
den , o f mond , meer roerde , alzoo deze
Konftapel hem vry fors , als hy eenige
beweging fcheen te willen maken, zeide
: Vent leg f i i l , en houd den bek, of
ik, Z.*l « doen f iil leggen , en doen zjuy-
gen ; ’t geen hy ook aanftonds gehöor-
zaamde, alzoo hy beipeürde , dat deze
man hem meefter w a s , en hem niet ver-
fchoond zou hehben.
H y bragt hem dan aldus in de Boeyen
achter op ae Campanje ? daar hy de gan-
fche nagt vry frisjes zat; maar zyn booze