
E . Maatfchappy meer moeft gdegen laten
aan de vriendfehap van den Koning
van Bantam, als aan die van den Soefbe-
hoenan Mataram, zoo hadden deBantamze
Vrienden nYEun'ne meeninge, by dit hun
•7v ;: ' brief je de baan van den Koning* die hem
’ ■ genoegzaam gevangen hield, weder fchoon 2 .: 8emaalttJen ook met reden beveftigt de fen-
- v timent, dat men zyne gedaane beloften
moeft gelobven,.en op hem betrouwen,
Zonder voor d? Engelzen bedugt te zyn:
dat mm de verfterking van ’t kafteel met
geruftneid konde nalaten, en dat men geen
Oftagiers van noden had, alzoo des Ko-
iungs oogmerk alleen was, ftrekkendena
ruft, vrede, en vriendfehap; maar die van
t kafteel Batavia, konden zieh dien aan-
gaande ¿00 licht niet laten overreden, en
bleven nog al by hun voorig gevoelen,
dät de Koning behoorde te largeren * en
hun toe te zenden, alle de Nederlanders*
die tot Bantam niet befcheiden waren-, en
cgter nog wierden aangehouden* daaron*
der mede begrepen, die van het fchip de
zwarte Leeuw, uitmakende een getal van
omtrent 70 perfoonen, o f anders, dat de
Koning over en in ’t kafteel moefte Zen*
den,de twee geeifchte Javaanze Oftagiers*
ten einde zy mede eenige verzekerine mog-
teh hebben,dat de geene* die tot Bantam
ftönden te verblyven, te eeniger tyd geen
leed quam te geiehieden, en datookdoor
de Jakatraze Javanen, hu des Konings on-
derdaneh, als mede de Engelzen,niets tot
riadeel Van hun, ofte het kafteel, zoude
worden ohdemomen , ofte aangevangen:
Zonder alles zoo te laten aankomen,opde
mondelinge belofte van den Koning, en
die hy- pok meermalen , door de tweede,
eä dirde hand , aan de lichgeloovige Ban-
ömZe vrienden, had laten doeri: invoe-
gen die van het kafteel Batavia het fchry-
Ven van de Bantamze vrienden zoodanig
niet konden begrypen,nog aannemen,dat
Ze hun daar op zouden hebben mögen verdaten
, of eeniger maten na fchikken, en
iulx kondenze nog minder doen, tenop-
zichtc van twee nadere brieven, hun des
anderen daag3, den 4 April 1619, van
daar toegebragt, beide gedateerd den 2 dito,
de een des morgens, en de ander des
Des Ke- avonds, zoo dat die van Bantam, al een
sings drukken en ongemakkelyken dag moeten
anraom ^ebben Be^ac^> zynde ook volgens ge-
Jakatra tc ^nG^ e hunichryven ’snagts bevorensden
terilerkco, ecrften April by den Koning ontboden,
«■cen Forten met den zelven wcacns verfcheide za-
S E s S ken in gefprek gewerft, dog wel byzon.
wctpS. dcrlyk ovtr dc afkomft van den Soefoc-
hoenan Mataram, waar voor hy ziggeliet
zeer bedügt teZyn, en zoo mede,dat die
van *t kafteel Batavia, als dan met den zelven
tegen hem zouden aanfpannen, nadien
uit het daaglyx verfterken van’t zelve, met
aHe de Bantamze Grooten , niet anders
kondebefluiten,als dat hy van de Nedct-
landers, voor al het goed en de vrierid-
fchap aan hem bewezen, nog eindelyk met
ondeugt cn quaad, zoude worden bcloont;
zoo dat nu genoodzaakt geworden was*
mede op zyn hoede te wezen* zieh in ftaac
van defenüe te ftellen , en tot dien einde,,
niet alleen de ftad, Jakatra te verfterken*
maar ook aan de Pabean,of het Tolhuis*
tegen over ons kafteel een bol werk te malten;
om het welk te bevorderen,hydan
ook goed gevonden had, benevens den
Pangerang Temanggong* in der yl af te
zenaen Kiay Nebe* alias Lacmoy, hier
boven genoemd, *t welk hy de Bantamze
vrienden belaftte aan die van ’t kafteel Batavia
bekend te maken, op dat ze, hetge-
ne hy tot zyn defenfie en verzekeringe
mogte laten maken., met goede oogen zouden
believen aan te zien, zonder dien aan*
gaande eenig quaad nadenken te hebbeir,
alzoo het hiet zoude geiehieden tot hun
nadeel * maar meeft zag op de overkomfte
van den Soefoehoenan Mataram.
Ook had den gemelte Lakmoy voor
zyn vertrek na Jakatra, de Bantamze
vrienden verzekering gedaan , dat de Ko-
hing of groote Pangerang, met de Ne-
derlanders niets quaads in den zin hadde;
maar by aldien de zelvedat anders quamen
te begrypen, en hem in zyn voomemen
wilden beletten, dan mogten ze weiden*
ken, dat zy lang genoeg geleeft hadden,
want hem geen middelen zouden ontbre-
ken, om zoo wel die trän ’t kafteel Bata*
via, als de gene* die hy tot Bantam in
zyn handen had,uit fcyn land enKonink-
ryk te ftooten , alzoo de begonnen oorlog
met de Javanen onverzoenelyk zoude we-
zen. En dit zyn de eigen woorden van
de Bantamze vrienden, die nog daar en boven
verklaarden, wel te können bemer*
ken, dat die. werken opgemaakt zouden
worden,om tezien of den Ed.HeerGouver-
neur Generaal üiede iets quaads t^en den
Koning van Bantam in den zin had, dog
daar aan meenden zy , behoefde men zieh
niet eens te ftooten, nog beichroomt tc
wczen, om ftil te zitten, en ’t volk niet
in ’t werk te houden, alzoo zy voor de-
zen verftaan hadden, dat het kafteel nu
beftand genoeg was, om het geweld der
Javanen te können wederftaan. De Koning
had zieh ook getoont zeer te onvre-
de te zyn, over het agter blyven van den
Dire&eur Hendrik Janszen,endenKoop-
man Abraham van Üffelen, welkers , weder
te rüg-, o f overkomfte hem (na het
gevoelen der Bantamze vrienden) groot
genoegen, mitsgaders een beter Yertrou-
wen, zoude toebrengen; en dewylhynu
volgens zyne gedane beloften hen met
vrede latende, daar door oogenichynelyk
quam te betoonen, de, onzen genegen te
wczen, hen ook bewyzende aUcvoorregt
co
G R O N Ö - t f
cn vriendfehap, moeft men hem niet tot
cen vyand ma|cen, ’t ...welk. ook raL voor
lange geweeft, was deftaad vàn den tiovefU
gemelten Kiay Lacmoy, die nu volgens
nun .zeggen , niçt weinig in de klem was,
Zòo wegçns gemelten Hendrik Janszen, en
yäfi Unelen, als ovèr de continûéerehde
yeirfterking vari hët kafteel, alzoo zig Zelven
voor de Nederlanders, en hungòede
mëening by deh Koning verbonderi, en
als borge gefteld hebbende, nu dagelyi
daar over een fchamper verwyt moeft hóo-
ren, en naaulyx wift, wat hy meer tot
hun1 en zyne verlèhooning zou in breiigen.
.Eïi wht nu verder aàngihg de bekpnïen
tydinge van den Soeioehóenàn Mataram,
eh òm met den zelven in verbond te treden ;
de Bantamze vriendèn ftelden vaft, dat
van zoodanig een lichtvaardige onderne-
ming^ niet alleen dependeerde hun aller
leseli , maar oòk tet welvaren van de Ei '
Maatiçhappÿ , daarom verzogten ze aan
die van ’t kafteel Batavià, dàt zë zig zël-:
ven daar omtrent dóg zoo verte tìiet Wil-
‘'den vergeten, iftaär te ‘gedenken äan het
. nog ¿00 pnlangs vöorgevällenetot Japara,
cü hoe de ònzen-.àldàar waren onthaald,
däafc benevetìs ook .ondgrlcheidende* dat
ons aan de vriendfehap van Bäntam veel
meer gelegçn was, als aan die vän Matä-:
ram ,; dog ingevalle de onzen in 't kafteel
Batavia een ander vpprnemen mogten heb-
ben, en niet wilderi.nälaten zieh rióg meèr '
tè verfterken , protëfteerden zy wegeris de
Ev^Määtichappy van ïèhade en ongelÿk;
3b^welk de zelve, en hen daàròni zóudè;
t worden aängedaan ; eri riàdién dè Kòriiog
ook had begeert; dat*èf een Nederiander
^^yoomeo met papier,pennen,en inkt,Be-
_ nevens .Kiay Lacmoy na Jakatra zou ver- j
trekken ( ’t gene de Bantämze vrienden
meenden dat gefchiede, om alle quaad nà-
denken, aan beide zyden voor te kpqjen;
hadden zy daar toe aangeftéld, eenen David
Difkszoon, biddende, ingevalle hem
door den Pangeräög Temanggong iets be-
laft wierd té lchryven, dat het äntwoord
dàar op dog mogte geiehieden in alle héus-
heid, en 'door aezen David Dirkszoon,
die gifteren met Kiay Läcmoy tot Jakatra
was gekomen, mitsgaders al teiftónd aan
9t werk gefteld fcheeif te zyn.
peouzen Gok òntfongen de onzèn ili het kafteel
mb* °P beden toede cen briefje, wäar bÿ hy
yiaTtóskcnd ^un niaakte het misnoegèn vàn
gemaake deh gemelten Pangerang Temanggong , én
S« mis. detì gantfehen Javaanzen Adel, over het
ndege«1 quaad vertrouwen dat wy op hen hadden,
wMtrou- niet tegenftaande (volgens hun eigen zbg-
wcn. gen) de Koning van Bantam ons zoo veeTe
blyken van zyn genegentheid quam te betoonen;
dog wy ter contrarie geen ander,
Ials van wantrouwen en vyandfchap,door
het dagelyx verfterken van *t kafteel,daar
2è dan obk hadden vcrklaard zeer in geër-
IV. Deel.
M s T I N G. gerd, en over verftoord te wezen,en dar
piet zouden kpnncp nalaten, cen dieige-
lyk kafteel .däar. tegen aan te njaken, als
bedugt zynde voor verradery, dewyl ze
(volgens het zeggen van de Pangerang Te-
manggong) tyding bekomen hadden, dät
de Soefoehoenan Mataram zyn volk, be-
ftaande in. 40 of ycooq man, hebbende aft
efeheept, ook al öpkömende weg was;
enevens den Koning van Tsjeribon, die
hy tot Zyn Kapitein Generaal, o f Veld-
Heer had aangefteldf
Wydefs fchreef David Dirkszoop, datö i phrek.
hy dezen aangaande met den gemelten Kiay Kiay l°c-
Lacmoy^; in een byzonder gefprek ge-moy ca '
raakt zynde, hetn door den zelven ge-D?vi‘f
vraagt was, wat hy dagt van het voorg©.^1^ *
nomen opwerpen van eeh Fort tegen het °90’
onzc aan, en of'wy zulx, zonder eenig
gevolg daar tegen te maken, wel zoudep
toelaten, als mede, ofwy onze nieuwger
maakte Werken aan het kafteel wel zou*
den willen äfbreken, latende het andere
ftaan tot de wederkomfte van den Heer
Gouverneur Generaal; en op welke twee
vragen hy Dayid DirksZoon had geant-
wöord, aat het zaken waren, die zyn ver*
ftäiid te boveh gingen, eh hy pok niet
konde weteh, Wat de GezaghebBers zou*
den willen doen, o f laten j maar door 't
hart aandringen van Kiay Lacmoy, om
te zeggen welk van beide, na zyn gevoelen,
het Jigtfte- te verkrygen zou wezen,
had hy vferklaärd van gevoelen te zyn j
dat Wäntfeer het een of het ander moefte
gefchieden, alä dan het äfbreken van het
nieuw werk eerder toegeläten zoude worden,
dan het maken van een Fort tegen «
het onze äan.
0 e Pangerang Temknggong was ook
zeer verftoord over het agter blyven van
den Dire6teur Henrik Janszen, en dat de
zelve mi nog niet wierd betrouwtj by
hem in de:ftad te komen, om met mal-
kanderen mondelmg te können fpreken -
als zynde Zeer wel ervaren in de Maleitzc
tsul ; däär van David Dirkszoon bekende
niet veel geleert , nog vergeten ,te hebben,
met byvoeging, hoe hem op iyn vertrek
vän Bantam, wel duidelyk was gezegt* '
dat hy zelve de brieven aan de onzen in't
kafteel zoüde brengen, dogbevondnudat
hem zoo veel niet wierd toebetröu wt, zulx
hy het oordeelde noodzakelyk te wezen,.
dat 'er met de äntwoord^ brieven, op *de
gene ,die hy voor den Pangerang, en Kiay
Lacmoy , zoude komen te fchryven, een
peribon na de ftad gezonden wierd, die
bequaam en taalkündig was, om geen mis-
flögen te begaan.
Nnri ; m N E -