
A'.u86. „ (met een fc’ogel in de regter armboven
„ de hand gequetft) de Vaandrig Seve-
„ rynfChriiliaan Arendsfeld ,,en voorts
„ meer andere mindere höofden, en Sol-
daten, van welkè laatfte veje hun ge-
„ wéer agtergelaten hadden. Ook waren
’er elf z waar-gequetfte binnen gebragt;
„ dog zouden morgen nader können op-
„ gçyen/hoe’t verder hier mede gelegen
„ was.
„ By ’t opnemen der lyken bevond men,
dat de Heer Gezant 20 , de Heer van
r ',; Vliet 10, Greving 17, Vonk 3 , en
„ Herhs 6 wonden bekomen had,en dat
„ ’er nevens den Heer Gezant 72 man van
„ ons volk dood gebleven was.
Soerapati, Men zegt, dat Soerapati al zyn pieken
genegen : kort te voren (volgens ’slands gewoonte)
men wcrd3^ ^7 een gebenden ,en voorgenomen had,
bei«! om tot ons over te komen.
Dit te zamen binden der wapenen en
dus ongewapend by de vyandente komen,
om zieh aan hen over te geven,en de vre*
de te verzoeken, is al zeer oud, en de Dichter
Virgilius meid daar ietsaf, dat’er zeer
yvel op Üaat,en zyn opmerking verdiend.
; Oremuspacem, & dextras tendamus ¡Hermes.
Dat is :
Laut ons de vrede zeer ootmoedig af gaan
fmeeken,
De rechterbanden bloot na (Toverwinnajar
fieeken.
Dit lag nu wel 200 by Soerapati, die
: noit tegen ons moeite gezogt had, en die
de zelveook nu verder wilde voorkomen,
- hopende, dat men hem zou hobren ipre-
ken, en in genade aannemen ; maar de
Ryksbeftierder, Radin Aria Ranga Ga-
foema, by hem körnende, zeide tegen
hem: Wat, wildgy u zelve overgeven?
zoo zyt gy imfners een man des doods. Indien
gy be(lot en hebt u zehen met uw volk
en met de gene, die ik u byzetten zal, te
verdedigen ( waar uit blykt, dat de gan-
fche moord van den Heer T a k, en de zy-
' ne, met vojkomene kennis en berading
van de Soefoehoenan gefchied is) zoo zal
u immers niemand können deeren. Waar
op hy zyn pieken weer ontbonden,enzig
tegen de onzen in poilu ur geileld heeft,
Zynde alles , wat de Soeioehoenan daar
tegen gedaan heeft, maar voor’ t oogeder
wereld zoo wel iets, maar in zieh zelven
noit zyn voornemen noglaft geweeft,om
Soerapati te benadeelen , veelminomhem
over te leveren, o f te verdelgen.
Bewys van Om hier van wat nader verzekerd te
h” Sa°nf°C wer^en » moeten wy deze hier aan volgen-
boozen toe- fehriften maar eens aandagtig nazien.
leg uic cc- Het eerlte is de bekentenis van een Bagc
ge- her weeens de moord van den Heer T a k ,
ichrificn..
door den Soefoehoenan, en zyn eerftenA*.x«8$.
dienaar van ftaat beflooten. Het tweede
behelft een net bericht van zekeren lnland-
zen; Tôlk over de zaak, en optogt van de
Heer Tak.
Het eerfte luid aldus :
Aantekeninv, oehoudenf Verhaai
hoe het ¡cbelmßuk ' tuf- an^’
Cchen den Soefoehoenan,
en den fchelmzen Ranga
Caioema, zyn eerßen die“
naar van Staat, is aan-
gelegt, om den E. Heer
François Tak, Gezant,
en de E. Heer van Vlier,
zyn tweede, den hals te
breken, dat ons van. ßuk
tot ßuk, zoo als bet hier
naar volgd, door den
Hoofd-Balier Wangià-
iv.ua, is bekent gemaakt,
als volgt.
n eerfte toeleg van den Soèfoe- Op wat
„ hoenan, van dit fchelmftuk on-^“ *1“ ,
,, treiit de Heer Gezant en CommiflàriSg^“^
„ François Tak, en de Heer yan Vliet,wierd.
„ nam een begin in ’t laatfte van ’t jaar
„ 1687, en in ’t begin van 1686,als hy
„ hoorde, dat daar een Gezant zoudebo-
: ^ ven komen, gelyk voornoemd is, waar
'■ÿy over den Soefoènoenari in ons by wezen,
*„ zoo het fcheen, zeer verblyd was, eü
„ tegens den Kapitein-Luitenant Greving
„ zeide: Komt de Heervan Vliet mede ydät
„ is goet, dan zal ik hem mynen anac (bf
„ zoon) noemen, en de Heer Tak myn vtiend.
„ Waar op de Kapitein-Luitenant voor-
„ noemd, zeide: Soefoehoenan, dat rnoet
„ gy niet zeggen, want de Heer Tak is de
„ grootfte, die uit den name van den Kapi-
„ tein Moor. ( of Opperlandvoogt ) komt.
„ Waas op de Soefoehoenan antwoord-
„ de: Dan is ’/ wel, dan zalikdenHeer
„ Tak myn Anac noemen, en yan Vliet myn
„ vrient. Waar by dat zoo bleef, en wy
„ ons aficheid namen. •
„ Ten tweeden, zoo maakten wy be-Ecrftcbc-
„ kend aan den Soefoehoenan, dat de Heer ^wegingeo
„ Gezant op Samarang was aangeland.aaar,oc•
„ Toen begon eerft het werk te keven :
„ Wel, dat is goed, zeide de Soeioehoe-
„ nan, om geen opßand te maken in myn
„ land, daar zyn nog 40 Baliers van Soe-
„ rapati in de Bagaleen, die zal ik dan
„ mede hier laten ontbieden, om dat wy ze
,, dan alle by een hier hebben. Waar öp
,, dé Kapitein Luitenant Greving :zeide :
„ Soefoehoenan, daar is niet aahgelegen,
,, die zullen daar naar wel jgekrtgen wer-
„ den. Waar op de Soefoehoenan ant-
„ woordde, daar zyn tog geen hoojden by.
» Ten
A». iisit. „ Ten derde bevonden .wy korts daar
Door bcitcl ?* aan wel anders1, dat hy de voorfz. Ba-
Ca&öna^a h «jpor Rarga Cäföemä ftilletjes had
„ laten opontbieden met vfouw en kinde-
„ ren. Waar op de Kapitein Luitenant
■„ verzogt aan Ranga Caioema, om eens
5, by hem te komen, om wat te.ma-
„ jin majin (of te fpeelen) die hem onder
•„ die fchyn zoo van verre eens aanfprak,
„ of de Baliers nog in de Bagaleen waren,
daar Ranga Caioema op antwoordde,
„ Hy wifi anders niet tals van ja s want
,, Soerapati is gifteren nog by my geweefi ,
„ maar heeft my daar nergens van gefpro-
„ ken. Zoo dat wy toen al konde be-?
merken, dat dit fchelmken al mede aan
,, dit fchelmsverraad väft was; want hy
„ had alle de Baliers onder zyn bewarin-
,, ge genomen, en daar over zyn hoofd
„ aan den Soeioehoenan te pand geileld, dat
„ hy Soerapati met al zyn h^ofdenjofhunne
,, koppen in handen van de E. Maatichap-
„ py wilde .leveren ; maar -het ^ras dat
koppen leveren niet, en ’t waren alte-
„ maal fchelmilukken met een, waar o-
„ ver wy eens een briefje fchreven- aari de
„ Heer van Vliet, dat wy ontrent het
„ Hof en des zelfsGröotenniet veelgoeds
„ te ver wagten hadden, alzoo wy hier
„ begonnen te bemerken, dat hetontrfent
„ l^et Hbf, en het Soerapati’s gebroedop
3, een fchelmftuk zoude können uitbree-
,, ken , dewyl wy uit het Hof van Djaja
„ JafTem hebben gehooft, dat’er zoo een
„ ^eichrei in den Daläm was, tuflehen
„ den1 Soefoehoenan en de Ratoe Amaiig-
, „ koerat over de komfte van de Heer Ge-
Watde „ zant T a k , zeggende hy verder: Dat
Soefoch°c- hy maar zoude komen onder fchyn van
Heer^TaksM n)rten^fc^aP > maar het is maar Om de
komit oot-»» driemaal bonderd duizend ryxdaalders te
dccldc. „ doen, om die van my te eiffeben, en die
,, kan ik niet opbrengen, en dan zal hy ons
„ maar by de kop vatten ,■ en maken ons tot
„ flaven, en had ik ’/ verbond niet onder-
„ tekend, .ik zou het myn leven niet teke*
„ nen. Waar op de Kapitein-Luitenant
,j' voornoemd, en wy gezamentlyk, ons
„ na den Dalam begaven,om denSoefoe-
„ hoenan van zulke gedagten te doen af-
„ Haan, en tegens hemzeiden: Soefoehoe-
,, nan , field dog zulke zwarigßeden uit
„ uwe gedagten. Wildet gy daar nog zoo veel ■
„ by hebben ,bet is de,E. Mdatfchappy daar
„ niet om te doen, gy weet immers, dat
„ den Kapitein Moor by u gedaan heeft als
„ een vader, die bet immers aan u betoont
„ heeft ontrent u ryk, en kroon , endat gy
„ zoo. door de E. Maatfchappfs wapenen
„ weder in bet ryk zyt her (leid, zoo dat
;» de Soefoehoenan zulke gedagten niet be-
,, hoorde te hebben, als dat de Gezant maar
»> hier zoude gefiierd werden, om de 300009
„ ryxdaalders van u te eiffchen. Hebt dog I
» die gedagten niet, bet is maar dat de Ge-
IV. Deel.
t „ zant hier by u komt, om met de Soefoe- A\iOte.
J „ hoenan over de welßand van bet ryk te
•„ fprekeri. Waar op de Soeioehoenan dan
„ tegen ons Zeide, dan is ’/ wel,dan Hein
it .ih gerufi, waar op wy ons affcheidiia-
„ men, en vertrokken. Welkevoorval-
„ len wy aanilonds door een letterken aan
„ de Heer van Vliet bekehd maakten,
„ waar op de Heer van Vliet van Sama-
„ rang een briefje ons toezond, dat het
„ alteverwyft was, om daar zoo lang aan Soo/van
„ te blyven hangen, en o f er geen moed meerVtiei gc-
3« in hem was , daar zig de Kapitein Lui- bandeld.
„ tenant zeer over gehoond votid ,. en
,, zwoer ook, noit geen penne weer op
„ het papier te willen Zetten, zeggende;
„ Laat het dan loopen, zoo als het wil.
„ Ten vierden, met de komfte van de
„ Heer Gezant Tak op Samarang, liet ons
„ de Soefoehoenan in den Dalam roepen,
„ en vraagdeons af, p fw y niet gehoord
en hadden, wanneef de Heer Gezant bo-
,, ven komen zou, daar wy op Zeiden,
„ het nog niet gehoord te hebben, en zoo
„ dra wy daar van quamen te vernemen,
„ wy het den Soefoehoenan tyds genoeg
„ zouden waarfehouwen. Hy zeide,- dan
„ is H wel3 als hy dan bpven komt-, zoo;
,, zal ik 40 Tygers los laten loopen tot zyn.
„ vermaak; waar op wy,zeiden, Soefoe
„ hoenan daar kan hy geen vermaak in
< ti febeppen, hy körnt hier maar om dewel-
: „ftand van u Ryk met malkanderen door
,, te zien, maar het kan daar na wel eens
„ gefchieden, ^Soefoehoenan. Waär öp wy Die de
3, wederom ons aficheid namen; maar hetHeervani
,, waren geen Tygers, die daar los zou-Jlietwc'
y den gelatcn werden, maar het warenfchoa^i
,, zyn ichelmen vari Baliers, die hy daar
„ medemeende, waar op ik zeer ernftig
,, nog eens verzogt aanden Kapitein-Luir
,, tenant dit zelve nog eens.(a^n de Heer:
,, van Vliet:te fehryven,dat’ik metgroo-
ii te moeite van. hem verkreeg.
n Ten vyfden, zoo gingen wy geza- •
mentlyk naar den Dalam, om den Soe-
„ foehoenan bekend te maken , dat de
. Gezant in den aantogt was, om na bo-
,, ven.te komen, en vraagde öns w.yders,
3, o f den Gezant ook veel vö.lk by hem
had, waar op wyzeiden, dnevaandels,
,» waar van’er al twee hier zyn , zoo dat
p de Heer Gezant ’er maar een by zieh
p flad- Toen ging hare pitsjaring eerft:
i zt>0 by m als by nagt. Om
,•> het fchelmftuk van haar rol ter deeg te
,, können uitfpeelen, zoo komt Ranga' '
Caioema by ons in de Pagar, zeggende
» tegeqs ons: Hebt gy gen aebat, (o f
,, medecyn ) om iemant dadelyk te komen
„ dooden. Wy gaven ten antwoorj', van
„ ya, daar zullen viy u dadelyk wel een
„ preuve van laten zien, en namen' toen '
R ogreW