
444 ? A j | T A
Zuid-wpften van Tanaran^ behoorende
onder de grenspaling en het gebied yan
„Bähtam.
f ' Bejaarde Javanen, en andere Inlanders
veitenen tegenwoordig nog voordewaar-
Æ . : heid van zelf gezien te .hebben, dat de
.. gewezen Koning eenigen tyd daarna we-
1 i der tot Jakatrajtynde afgckomen, zieh al-
daar aan de ftrand omtrent ons Kafteel,
met een kleen kanotie of vaartuigje., en
- zulx als ëen: der armile en flegfte foort van
viflers, had jgeërnecrt, en nadien aile de
Jakatraze Qrangkays, ofcq grqptenhunnen
Koning dus gemakkelyk mei zeer weinig
"beweeging, en zonder eenige de minile
bloed-ftortmg, lieten ilippen, blÿvende
ITT I“ elk in ’p gebiecT en bezit van hun volk,
. m^nderyen, zou men ook
: ; wel mögen gelooven, dat het van hen een
voorbedagt, en. by die van Bantam een
doorfteken werk moet zyn geweeft s dog
*c zy daar mede zoo ’t wil ,, het is echter
zekerdat de Koning van Jakatra verra-
den, en uit zyn Ryk geftooten is, door
den.regeerende Pangerang van Bantam,
zyn gcloofs-genoot, en die hem ook in
bloèdverwandichap al zeer ina wasbeftaan-
de, zulx hier uit genoegzaam blykt, dat
Zoo wel onder de Javanen ,'als onder meer
andere Natien, de penning van vriend-
fchap niet ornfang- nog gangbaar is ; wan-
neer de rekening met de ryks-munt, of
kroonen moep werden vereffent. Dus
wierd op dezen Lichtmis-dag op het Eiland
groot Java, de een bedrieger door den
anderen bedrogen en yan den troon ge- De Co»- fchopt* • s mm UBI mandent ; Gok wierden met deze tyding ’savonds
•van den nog nâ Bantam gezondènj o f lièvèr-van
Broek ,en ¿|e ggn geyangenis na de. andere overge-'
voert de meergemelte Commandeur Pietér;
wTantL van den Broeke, benevens zyn gevolg, de
gevoerd. welke, gelyk hier voor gezeit is, den z z
January 1619 door den Koning van Jakatra
op zulk. een fchelmagtíge maaltyd in
Zyn Hof waren te gaft genodigt geworden,
en hêt welk de Bantamze Pange-v
rang Temanggong na het zieh des anderen
daags ’s morgens den 3 February i6 ïp
liet .aanzien, op een beter manier wilde
aanleggen, nadien hy belali had , dat de
ordinaire Bazaar, ofteverkoop^plaatzevan
- allerhande provifien en beheeften, - voort-
aan zoude gehouden worden voor ons Ka*
ileel, aan de Zuidzyde j/cxr daar enboven
liet by Van zyn nieuw gewonnen • ftads-
bolwerken en punten, als mede van de.
De nieu- batteryen door de Engelzen, rên Jakatraze
■we Ban- Javanen^ regensons opgeworpen, nieuWe
witte vaandels o f vrede-vlaggen waejen.
Jakatra De onzeo in ’t Kafteel Wevep mede dien
betuigtaan aangaande in geen gebreken, maar raaak-
de onzen ten hy ,wat wit was, zoo dat het wel
Zt?Dvriend-gen volflagen Boerekermis , en nergens
minder als na een belegering, of oorlog
f f .u % A i J ß - O
geleelc : ook fprak de meergemelte ¿Piangerai^
Temanggong nu niet anders als Van
broederlyke vriendlchap, zuivere gene
gçntheid, opregte troùw, en meer andere
mooje dingen, om de onzen mede in
ftaaprte wiegen: tòt welken einde-hy-hfln
mede gaarne zoude hebben willen doen
gebovsn, ,Jt geen hy : onder de Javaanze
Grooten en het gemecne volk had doen
uitilroojen, naraentlyk, dat zyn meefter,
de Komng, of regeerende Pangerang van
Bantam bin geen andere redenen den. Koning
van Jakatra, verdrevenen uit zyn Ryk
gejaagc had, als om dat hy, sg iet-gp-
maakte accoord met de Nederlanders, on
het bntfángen vàn deaaar by beíoofdé 6000
fealeifvan ágteñ, zytì 'Wobrd hiet géHòii
den, maar tegén'.aííe regt en reden op een
liftige en vertqejelyke wyzeden Comman- jj®
deur Pieter van de#B|oeke met zyn ge-
volg gevangen genomen, en zoo qualyk
gehandeld had : daar nog by voegehde, dat
de Engelzen daar van wel de voornaamfte
oorzaak waren, en door hundagelyxaan-
hitzen, den gemelten Koning hadaen ten
val gebragt, en zpoJ>ngelukkig gemaakt.
Aangaande het läatfte, ofte het' bedryf
der Engelzen, daar:van hadden de onzen
meer als te veel ondervinding ; dog dat de
Koning van-Jakatra om de boven verhaal- ■
de reden o f misdaad^geftraft, en zyn Ryk
quyt geraakt zou wezen, daar floegen ze
zoo veel geloof aan, als of zy de vos, met een
fchaaps-vel bekleed zynde, voor de ganzen
eenoratie van het medelyden,endedeugd
yan barmhertigheid hadden hooren doen.
De Engelzen door deze lebiely ke en on- £>c Engd.
verwagte omkeering nu ten eenemaal van zen biedea
hurf f tukTyhde afgef^ltt' iebreven àèzen aau de on-
dag éen briefje àan een van hunne Natie,f'nTteScn
Mr. Waddoen genaamd, dewelke by defce¿3S “' a
onzen, ’t zy dan met yoordagt, ofgeval-
líg , in ’t Kafteel gebleven was. Z y be-
klaagden zieh daar by zeer over die van
Bantam, en het vervoeren van de boven-
gemelte onzegeVangenen derwaards ,waar
door ze verklaarden hunne gedaanebelofren
dien aangaande, niet tekonnen na kotàen,
en dat ze ook door db zelve wierden ver-
hinderd omtrent de verdere voldoeninge
van het gemaakte contraà:. Zyvereeker-
den de onzen, dat ze voortaan geen meer
-hulp o f byftand aande Javanen zouden be-
wyzen, maar daar en tegen Æerelôlveerd
. waren de oq^a-njft/ al,- hua vermögen te
adliftçrenj bu» W^rf^uwende, wel ôp
hoede te wezen, en aan defehoóne woor-
den der Bantam mers geen geloof ; ce flaan.
Zy betenden nu-\yel te können zien, dat
de Javanen alzoo dorftig waren ha het
bloed van de Engelzen, als làrdat Tande
Nederlanders: eh eindelÿk;verzagjasn zy
hunne boots en fclmitétli xhe gdeòmen
waren om ons vedknif het Feat : a f re halen,
en na boord-te vareó, weder na hunne
G R O N D - V
ne fehepen te mogeñ zenden, na’t ícheen
fekommerd zynde, dat wy hen zalles uit
het Kafteel zóuden hebben willen belet-
ten..
De onzen gaven daar op door een kleein
briefje aan den Efigelzen Voorzitter, en
die van zynen Raad, met weinig omftan-
dighedén, tot antwòord: dat zeals nog
wel gezind en genegen waren, het meer-
gemeke gemaakt contraéb na te komen,
wanneer het de gelegentheid zoude willen
dat de Engelzen hun boots en
fthuipen konden lacen varen, waar het han
^oùde gelievenjea wat aanging dç aan ons
beloofde byftand tegén de ^vanen, dat de
nakoming daar van een goed en Chrifte-
fyk werk zoud© zyp.
; Den 4 February t6 1.9 fchreven deEn-
gelzen weder eenibrie^e aan de onzen,
meeft van den,zelven inhout ,ak dat vçn gi-
«®ren:, en meti kôn daar; uit genoegzaam
bemerken, dat zy .inde ftad Jakatra al im-
Ôicrs zoo verlegen waren, als de onzen in
*t Kafteel, vooir bÿ het welke zÿverzog-
ten, dat hunne vaartuigen, zonder verbink
t ó n g , de Riyier raogten uit- en en
w alzoo daar mede weder na boord vareru
kanon van hunne nieuwgemaakte bat- 1
Z9U ons wel de medie ichade hebben
können toebrengen v als ftaande éven
qyçr d^le Rivier aan de Weftzyde, daar ons
het zwakfte was.
De onzen ftònden hun dit verzoek dier-j
hatyea niet altee^terftdnd zeer gwrne toe,
maar. deden ook ,by een nader briefje valle
çqçzegginge en bdofte, dat zeden 6 Fe-
bruary 1619 des hàgts fals wanneerde Engelzen
hadden laten, weten, hun gelchut
te zullen afvoeren) zouden waken, en wagt
tquden, otn j ingevalle de Javanen zulks
Wilden beletcenj hen met kanon ¿ en mu s-
quetten te adfifteren, en wanneer zy Ijet
dan nog te quaad mogten krygen^ wierd
bçn aangewezen. en teegeftaan, .dat zehun
tpevlugt vryelÿk zouden mögen nemen
tôt ons Kafteel, om zieh onder ’t zelve te
können beichutten : en daar op voeren dò
Engelzen met hunne zaleen voort,.zonder
daar in door de Javanen eenige verhïnde-
ring te ontmoeten, h {zy dan dat ze het
niet wilden , o f niet kotíden doeife : .
Wat Ne- / De dienaars der E. Maatfchappy die tôt-
der landers Bantam hun verbiyf hidden, ofgerekent
^Bantam 'v?^^cn aldaar beicheiden te zyn,. waren
waren. dp voornaamfte de Koopluiden Abraham
vgn Ufïèlen i en Kornelis Houbraken,
najtegaders de gewezen Direbleur tot .Pa-
tani, Henrik Janszoon, de welke, gelyk
reeds is gezegt, met het fchip de zwarte
Leeuw van daar tot omtrent Bantam ge-
komen wezende, door de Engelzen bedrogen,
enhet gemelte fehip, met alles
Wat hy daar in had, áfhändig gemaakt was.
Hy wierd ten aanzien van zyn atnpt, ge-
houden voor de eerfte in rang, ennahem
E S T I N G. 44Jvolgde
de gewezen Commandeur van ’t
Kafteel tot Jakatra, Pieter van den Broeke,
wanneer de zelve mede tot Bantam
was aangekomen; voorts de gemelte Koop-Welken de
Iuiden van Uffelen,en Houbraken, en de-Ko“jDgt
i zé /verdere waren de Gezaghebbers, die a a u S “
de Koning aldaar (Onder voorgeving van zen alles te
Jiea tegen.de Engelzen te zullen beicher- fthryten.
men) genoegzaam als zyne gevangens hield,
en door dreigementen dwong,aan die van
het Kafteel tot Jakatra te raden, en tefchry-
ven, al het geene hy tot uitvoeringe van
zyn voornemen oordeelde dienftig te zyn.
Van gemelten Henrik Janszoon , en van
Ufièlen ontfingen de onzen tot Jakatra dan
op den f February 1619 een %riefje ge-
dateert den 3 dito (op welken tyd zy nog
geen tydinge hadden békomen van ’t gene
öp den z dito o f ’s daágs bevoorens tot
Jakatra met den Koning van dätRyk was
voorgevallen ,en hoe de Engelzen zoo als
ze gereed ftönden om ons Kafteel over te
nemen en in te-trekken ¿ door die van Bantam
daar in waren wederhouden en te leur
geftelt) zy verklaarden ¿ dát dit hun brief,
je was gefchreven met kenniífe en voor-
weten (door laft dorftenze niet zeggen)
van denjKoning van Bantam, die hen alles
goeds quam te bewyzeu, en niet anders
wenfchte, dan dat het den Nederlanders
mogte wel gaan, en die hen 00k uit
genegentheid had gerecommandeerd te
fchryven , dat de onzen in *t Kaffeeí wel
op hun hoede moeften Zyn, om door den
Koning van Jakatra, en de Engelzen niet
bedrogpn en verraden te werden^ Henrik
Janszoon j en van Ufïèlen voegden daar
nog .by ¿ dat ze met groot leetwezen en
ver wondering gehoort hadden, dat de onzen
het Fort, met alies wat’er in was, by
contrail wilden overleveren aan den Koning
van Jakatra , daar ze nog zooonlangs
van waren bedrogen geweeft j dat de Koning
van Bantam den gevangen Commandeur
van den Broeke, op, des zelfs verzoek
van dàar had opontboden ,om met hem te
handekn wegen? de Nederlanders, en hunne
goederen, die hy genegen was, onder
zyne befcherminge te nemen 5 en waar o-
ver zy-zeidpnj dat met gemelten Koning
mede al in gefprek waren geweeft f ver-
zoekende dat de onzen tot Jakatra zulx wel
wilden Overwegen, endan ook oordeelen,
onder wiens gezag alles, hetzekerftezoude
können zyn.
Het antwoord, dat die van ’ t Kafteel Antwoord
tot Jakatra op dit briefje gaven, en ookT4“ dic
aanftonds na Bantam afeonden, was, dat
ze geen ontzet voor handen ziende, en niet
in ftaat zynde,om de magt der Engelzen,
gevoegt by die van den Koning yan Jakatra,
te können wederftaan,, genootzaakt
waren geworden, met de zelve zoodanig
cen verdrag en accoord aan te gaan, aS
hen door den Commandeur van denBroe-
K k k 3 ke