
A\ X706. Wang Intsjs. •' ! Kapitein der Maleyers.
zoon van Wahg-
Abdul? Bagòes,
: Kapitein derMu-
lèyers op Batavia.
Abdul Djelali. . . . . der Boetonders.
'Dain Matara..................... derMacajfaren
riVangcobat. Lüiten: dtr Maleyers.
Niereboelac. . . . . . . . derBandaneezen.
Babandan. . . . . . . . der Ballers.
Jntsjeb Douw. . . . . . . der Boegifcbe
Mardykers
of Vrylie-
• ' den.
Boeliling. . . . . .-. .der B alter s.
En over meer andere, die my nu niet te binnen
ichieten.
Wanneer ik de Maca(Taren en Boeginee-
zen al zingende zag vöorby trekken ( die
gewoon zyn, als zy op den vyand afgaan,
altyd liederen ter eeren van hun dappere
voorvaderen te zingen,zich daar door tot
den ftryd op te wekken, en daar inte ge-
lyk de oude géfchiedeniflèn van hun länd
te bewaren) zoofchoot myte binnen,hoe
zy hier levendig aan my vertoonden, hec
geen Virgilius elders zoo kragtig overdit
geval door ’t laatfte deel van ’t volgende
vers uitdrukt :
/Ere eiere viros, Martemque accendere cantu.
Dat is :
* Door 7 ßeken derKlaroen de manfcbap aan te
zetten
JEndoor een oorlogs-lied hun zwaarden als te
: •wetten.
By gelegenheid van deze Wapenichou-
wing gaf de Depati van Soerabaja weder
een pragtigc maaltyd, die niet minder, als
de vorige, was, en waar by ons eevole wel
het beile voer. '
. Zien de W y zagen 00b, wanneer deze troepen
Olifanten nu weder aftrekken zouden, dat de drie
riSis«in olifint.en van den Prins van Soerabaja voor
Soerabaja den Prins van Madura, en voor ons allen, ,
daniTen , ’ fombaiden, kruipende wel twintigofder-
cnz. ' tig tredén verre van ons, met de agterfte
knièn ter aarde gebogen, en met de voor- |
ile pooten vlak voor uit leggende,na ons
toe; dog de Carnak.floeg een van deze O-
iifänten, een mannetje, met een haakjein
de kop, en in de ooren, dat ’er ’t bloed by
neer liep, waar op dit beeil een afgryze-
lyk geluid'van zieh gaf, by de Latynen
barritus genaamd, maar »t was 00k zoo bar
en yflelyk, als men zieh dat zou können
verbeelden.r.'.
, Dit nu gefchiede, om hem eeril met
een fchild té dòen ichermutzelen, dat hy
zecr aardig will te doen. Ten anderen
I ™oe^: hy 00k op de maat van de Gong-A*. i70<.
(lag, daniTen, ’t geen hy ook zeernetieder
rys, met het oplichten van zyn regter voor-
ile en linker agterfte., en dan weer van zyn
linker voorftc, en regter agterfte poot na-
quam.
Alles was nu ter marichklaarj dog het
Mohhammedaans, bygeloof was oorzaak, •
dat de Panombahan, en de Depati Soerabaja,
niet eer, dan na de nieuwe maan,
op den togt wilden, vaft ftellendc »¿jat hen
alles tegenloopen, maar zoö zy die eerft
af wagteden, alles wel gelukken zou.
Ondertuilchen quam ’er een mondelinee Pa“geran<r
tydmg, dat Pangerang Depati Anom wel SSW:i^
genegen was, om tot ons over te komen, S ' *
en vrede te makenjdogdatde troepen van S , "k0.
ooerapati,nog tot geen vrede genegen, zig mc“*
nu by Djapan pofteerden, om dat te be-
letten, hoewel hy anders, daar toe honderd
andere wegen had, als het hem maar emil
geweeft was.
Den zydito ging ik met de Heer Kilo], D=sftb„.
en andere Heeren, na Greffic, om daar vcrs,°gcna
den oüden Chineeichen Kapitein Tohoe- Grcfli®*
ko, volgens ordre van haar Edelheden
weder voor te ftellen, alzoo bevoorenl
maar een Luitenant daar »t- gezag hadde.
Aangezien nu geen van die Heeren zoo
veel Maleits verflonden, om de voorßelling
van deren Kapitein in de behoorlyke ordre
te doen, zoo verzogt de Heer Knol
died,t anders moeft gedaan hebben, dat
ik het in zyn Ed. plaats doen wilde, ee-
lyk ik dat dan ordentelyk dede, waar o-.
ver niet weinig Salamat Kapitein China
bhK“ ?...dat ia, geluk oyer_de aanflelling
van den nieuwen Chineefchen Kapitein,
uitgeroepen wierd.
Na dat ons die Kapitein.(door den E.Gnot
delmoedigen Temanggong Poeipa Naga- ,aarva|it*
re, datin ’t Javaansd« blonndir «adbete-
kend, onderfteund) heerlyk op’tmiddag-
maal onthaald had, vertrokken wy tegen. -
den avond weder van daar, dog in zeer
groot gevaar van voor die ftad met onze
Parahee, die geen vlerken had, .’t ander-
tte boven te geraken. en dan had ik (die
nietzwemmenkan) enaogeiyk allen, ze-
kerlyk weg geweeft , alzoo daar een zeer
fterke en drepe ßrootn gaat, waar by non
de duifternis van den avond quam.
Alles Kep egter beter af, .alsmengegift
had,en wy quamenbehouden t*huisj dog
men kreeg my zedert noit iii eenParahoe
zonder vlerken, en ook zoo laat hoit weder
na buiten, zeer fterk daar voor zynde,
om by dag t’huis te zyn.
T W E E -
G R O O T J A V A . m
A m 7 o c . \ J
A®. 1701Í.
TWEEDE HOOFDSTUK.
DE Prins van Madura dot! ons vtrzmken. Hu danffen van zyne vrouw. en
andere deerns. De eerfle danffereffen, en baren dans. De tweede venoonini
van ucn danffereffen bejehreven. Bezoeken den Prins van Soerabaja ,e„ dien van
■ Madura weder. Heroymng van Cadoewang. Pangerang Depati Anoms antwoord.
Nteuwe •wapenfchou’wtng van des Panombahans troepen. De Kleedercn van zm
zoonen en ’t verder gezelfihap. Fraeje wapenfibouwing der Madureezen. Heerlyk
ontbaal van den Depati, en by den Heer vander Horft. Fraei Mnffen De
febryver predikt hier weder. Nieuwe wapenfibouwing. Het leger breekiop'na de
Pyand. Komft te Kara. En te Sopanijang. ziekte van Kapitein van Bergen
2ydtng van Pangerang Depati Anom. Komß te Soka. En boe wy bet tot das
verre al hadden. Ziekte des fihryvers op de togt, en waar door veroorzaakt
Die nog /legier tydlng van Batavia kreeg. De Prins van Soerabaja draagt ziö
als een Jchelm. Verlrek van Soka. Konten op Kateegan. Berg Radjoena.. Von
Bergens verlrek na- Soerabaja. Siegle berichten van de wegen. Nader Schelme
ryen van den Depati Soerabaja. Vertrek van Kateegan. Houien ontrent Panan-
gongan halte. Gedurige onruft in V leger. Brüggen over. de Rivier getlagen Naa
der blyken dat de Prins van Soerabaja met den vyand heulde. Dood van Ka.
pitem van Bergen. V kyandt f'eßmg .meefi door d, ddpperbetd van een Matroos
M i loegddragen. Zware mringtndeerns.
De Prins | \ E n zp dito wierden wy zeerples- I
m m \ j tdyk by den Prins van Madura ver-
Smpkcp! m im ZOgt’ die.ons de eere aandede (en
Hetdanf- dac mog c men n ie t weigeren) omzyn eer-
len van .zy- “ e» voornaamfte, en- fchoonfte vrouw,
ne vrouw, nevens verfcheide andere van dezejavaan-
enmeei: lche deerns, te zien danflen.
Alle de Leger-hoofden van de Ifc-
.derlandfche troepen, de Prins van Soerabaja
nevens zyne broeders, en verfchei-
andere Javaanfche, Chineefche,enlnland-
TcheGrooten, en nog wel twee of drie
duizend toeky kers, waren daar tegenwoor-
dig, zonder daar onder de vrouwen van
zyn Hof, ‘die zongen, of op de Gong en
rabana, of ronde platte trommel fpeelden,
te rekenen.
Deze zangereflen, fpecll ieden, en de
trommelende maagden fdie my het rechte
denkbeeid en verftand van de woorden van
David Pf. 68. vs. z6. weer zeer levendig
voor oogen ftelden, alzoo hare Ipeeltuigen
en Muzycq een groote overeenkomft hadden,
behalven dat ook de trommels der
ouden, na myn oordcel , diergelyke waren,
en ook door zulke jonge deerns be-
handeld wierden)^zaten aan onze rechter-
händ, zommige voor, en zommige agter
twee werktuigen, die zeer wel na ’t agterfte
van eenkoets geleken.
Buiten deze waren »er nog verfcheide
andere vrouwen, die of op langwerpige
Javaanfche trommelkens, of op enkel-
de Gongetjes, of op Tataboangs, floe-
gen-
Ook was »er een Javaan, die op een fpeel-
tuig, dat .wel na een Ideen blaasbalkje ge-
leek j dog dat in zieh zelven een harpje
van twee o f drie fnaren was, zeer aardig
met een groote ftryk-ftok fpeelde.
De plaats, daar wy zaten, was een groote
veld-tent, die fraci, en hoog was.
' den Panbmbahan, en ons, zaten"
verfcheide van zyne wyven, die meeft al
redelyk oud waren, hoewel ik ;»er riu en
dan ialzoodat met veel omzichtigheid ge-
fchieden mocil, vermits die oude Heer
nog zeer jaloers daar ontrent was) eene
zag, die men fraei noemen mögt, alzoo
zy zecr wel befneden van aangezicht ,zeer
levendig en fchoon van oogen, en vry
blank was.- -
Wy alle zaten nevens hém op een ver-
hevene voetbank; dog alle zyn zóonen op
de grond, ter yegterhand van deze zangereflen
op Rotang-mattén, waar mede
de. ganfehe grond bedekt was.
De eerfte vertooning was van tienkin- DeeCTn.
deren van agt cot dertien jaren oud, metdanS-
lofle agter-afhangende en wel vet met wel- ^n-
nekende olie beftrekene hairen, die inet
veel nften met bloemen, en met klatcr-
goud, vercierd waren.
Zy hadden alle goude fraeje kroonen
op de hoofden, waar aan die geftrengelde
bloemen met het klater-gond vaft gehakt
waren. ■ ' 0
Binnen in deze kroonen was noe een
andere van bladeren, óf papier, dit ten
deeie groen, en aan de einden ten deele
wrt was,
Aan de armen hadden zy.een fpanboven
de* elleboog goude vleugeltjes, van
welkers midden als weer een ander ylett-
geltje af-hep. Aan de handen groote raime
goude, en zeer fraeje arm-rmgen,die
X ? zy