DE VALKEN. EALCO.
De Valken zijn te onderkennen aan het (bij sommige uit-
heemsche soorten dubbele) h o e k i g e u i t s t e e k s e l , ( t a n d
genoemd), wa a r v a n i e d e r e zi jde d e r b o v e n k a a k
v o o r z i e n is en h e t w e l k in e e n e g el ij k v o r m i g e in-
s n e d e d e r o n d e r k a a k s l u i t j aan hunne krachtige en
met sterk gekromde en puntige nagels gewapende teenen; hunnen
körten, met schubben bekleeden voetwortel, en hunnen
zeer körten, maar krachtigen, sterk gekromden en puntigen
snavel. De schubben der pooten worden op de bovenzijde
der teenen door groote, op de voorzijde van den voetwortel
door kleinere Schilden vervangen. De neusgaten zijn rond,
en de huid om het oog vormt eenen grooten, naakten
kring. De staart is van middelmatige lengte; en de puntige
vleugels reiken tot aan of tegen zijn einde. of bedekken
ten minste drie vierden, zelden slechts twee derde zijner
lengte. De tvveede slagpen is meestal de längste. Velen
hebben eene donkere knevelvlek, en aan den nek eene witte
vlek. De iris van het oog is gewoonlijk donkerbruiii. De
meeste soorten voeden zieh met het vleesch van levende zoog-
dieren en vogels, sommige ook met insekten of zelfs am-
phibien, en zij vangen hunnen buit veelal in het vrije veld,
in de vlugt of den loop, door van boven naar onderen daarop
te stooten. Zij zijn over den geheelen aardbol verbreid.
Men heeft ook bij dit geslacht verscheidene ondergeslachten
aangenomen, van welke de volgende in ons land voorkomen.
A. DE EDELVALKEN. FALCONES NOBILES.
Zij worden zoo genoemd, omdat zij, als de grootste,
kraehtigste soorten, en welke zieh uitsluitend van het vleesch
van levende, zelf gevangene vogels of zoogdieren voeden, de
voornaamste rol in de valkerij speien. S ommi g e n o v e r t
r e f f e n e enen r a a f in g r o o t t e ; a n d e r e n zi jn n i e t
g r o o t e r dan e e n e kr a a i . Zij hebben de tweede slagpen
langer dan de overigen. De v l e u g e l s b e d e k k e n d r i e
v i e r d e n v a n d e n s t a a r t of r e i k e n n a g e n o e g t o t
zijn e i nde. Hun bek en hunne pooten zijn zeer krachtig.
Het jeugdig kleed verschilt meestal zeer van dat der ouden,
maar dat van beide seksen toont onderling weinig on-
derscheid. Zij worden in alle landen aangetroffen.
ln ons land werden tot nog toe slechts twee soorten
waargenomen. De overige in Europa levende rassen of soorten
zijn de Witte en IJslandsche valk, van welke wij bij den
Giervalk nader gewag zullen maken; de Sakervalk, Falco
saker [Falco lanarius der meeste schrijvers), die het oostelijk
Europa bewoont, de verhoudingen van den Giervalk heeft,
maar kleiner en nagenoeg in iederen leeftijd van boven
bruin is met lichte randen aan de vederen, en van onderen
witachtig, met traanvormige of rondachtige bruine vlekken,
vooral aan de zijden; en de Lannervalk, Falco laniarius,\i\t